ARMOEDE. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VIN WESTELIJK ZEEUWSCH VLAANDEREN. Nl>. 74. Zestiende jaargang. A0. 1875. Vrijdag a Fecemlier. Bekendmaking. SI UI SE I Él WEEKBLAD Dit weekblad verschijnt iëderen Vrijdag. Prijs per drie maanden 1. Afzonderlijke nommers 7 cents. Prijs der advertentiënvan 15 regels 60 cent elke regel meer lyJ2 cent. Groote letters naar het ge tal gewone regels die zij heslaan. Ingezonden Stukken en Brieven de Redactie betreffende benevens Advertentiën (uiterlijk des Donderdags avonds 4 ure) en gewone Berichten of Mededeelingën van Correspondenten, te bezorgen bij den Uitgever dezes, alles FRANCO. De BURGEMEESTER en WETHOU DERS van Sluis, lettende op het bepaalde bij Art. 30 der algemeene politieveror dening voor deze gemeente bevelen, dat zoo lang de straten met sneeuw zijn bedekt, alle paarden, die op openbare wegen of straten zich bevinden, behooren te zijn voor zien van Iiildliliakciidc bellen. SLUIS 1 December 1875. De Burgemeester en Wethouders, voornoemd, HENNEQUIN, Burgemeester J. BEKAAR, Secretaris. Als de hevige stormwinden door onze straten huilen, als de doordringende en aanhoudende regenvlagen onze velden door- weeken, als de zon zich ternaauwernood slechts oven door de novelen vertoont, dan komt die machtige factor in de ellende van sommige slaanden in onze maatschappij weêr naakt en helder 'voor den dag; zoolang het zomer is en nog in den oogst tijd als iedere hand zelfs de zwakste ruim zijn werk kan vinden en daarmede het levensonderhoud winnen, dan verdwijnt dat treurige woord, de uitdrukking van een toestand die een schande is voor onze maatschappij met al haar vertoon van beschaving en streven naar volmaaktheid, voor een wijle op den achtergrond, maar met de eerste winterkoude komt op zwarte vleugelen in ons midden nederstrijken, dat gruwelijke schrikbeeld voor de gevoelige zielen onder de gelukkigen der aarde en voor de slachtoffers, het sein van een aanbrekend lijden van eenige maanden, somsvan den hongerdood. Wel is het een hard klinkend woord in onze negentiende eeuw en in een staat, die op den naam van beschaafd aanspraak maakteen woord dat men zou wenschen uit zijn woordenboek te kunnen schrappen, want zooals onze tegenwoordige Minister van Binnenlandsche Zaken mr. Heemskerk in 1850 reeds zeide ain den welgeorden- den staat mag niemand van honger om komen"; een kwart eeuw is daarover heen gegaan, maar helaas nog is men er verre van af, om te kunnen zeggen dat het onmogelijk is dat iu Nederland iemand van gebrek omkomeen men zal zeker nog lang hij ons disputeeren over de vraag welke vorm van armenzorg de voor keur verdient eer men het tot waarheid maakt. Men versta mij intusschen wel, wan neer ik voor de belangen der armen opkom en de ellende waarin zij gedompeld zijn wil trachten afdoende te lenigen, dan heb ik niet het oog in do eerste plaats op hen die door eigen schuld arm zijn en blijven, die bij de dagelijksche be hoeften van den mensch, de eigenaardige behoefte aan geestrijke dranken en allerlei1* soorten van opschik in hunne kleeding hebben, maar ik doel op die brave, eerlijke, vlijtige lieden die ieder onzer in zijn kring zal kunnen aanwijzen, die altijd hard gewerkt hebben en nog werken, sleeds hun plicht deden en toch nooit verder komen en die blijven, wat ze waren toen ze op de wereld kwamen «arme drommels." Men zal mij wellicht tegenwerpen, dat er overdrijving is in wat ik ternederschreef, dat zeer zelden slechts geconstateerd wordt als oorzaak van overlijden, broodsgebrek; in ons land moge dit waar wezen, toch zal niemand de oogen kunnen sluiten voor de verschrikkelijke gevolgen in anderen vorm, die de armoede, jaren lang ver duurd, bij hare slachtoffers teweegbrengt, en waarvan de dood misschien nog niet het ergste is men lette slechts op de onverschilligheid, verdierlijkte ongevoe ligheid van onze lagere klasse, gevolgen van dien langen strijd tegen ellende die altijd terugkeerde, tegen honger die immer onverzadigd bleef; op die verzwakto en ziekelijke huisgezinnen waarin nimmer een glimp van welvaart heeft geblonken; op die wanhopige loestand eindelijk onzer armen in het algemeen, die altijd dezelfde, dat is leven - van den dag op den dag, voortslepen van oen bestaan zonder hoop op een betere toekomst, bleef waar alles rondom hen door de machtige adem der beschaving werd vooruitgedreven en in ontwikkeling toenam. Aan zulk een toestand, aan zulke ver houdingen, van lieden aan den eeneu kant, die niet meer weten wat met hun geld aan te vangen, die jaarlijks schat ten bij schatten opleggen eu naast deze hunne natuurgenooten die van gebrek om komen, moet eenmaal een einde komen en wil men een gewelddadige omkeer in al onze maatschappelijke toestanden voor komen, dan is het de dure plicht van al len, die zulke schrille contrasten niet stilzwijgend kunnen aanzien, om zamen te werken en onder het bereik van die ar men welke in ellende leven luiten hunne schuld de middelen, de bronnen, de wegen te stellen welke hen kunnen brengen tot een bestaan waarin ook de lichtzijde des levensmet langer voor hen verborgen blijft. Men kan het intusschen in onze dagen niet sterk genoeg doen uitko men hoe zulk een tegemoetkomen aan de grieven der lagere klasse, hoe het ern stige streven van hen die verbetering wen schen aan te brengen, daar waar de recht vaardigheid die eischt, hemelsbreed ver schilt van de uitingen van medelijden die in het beginsel van socialisme en com munisme liggen; wanneer de laatste ge dreven door wraakzucht over de harde verdrukking zóó,lang geleden, zoo noode verduurd, de brandende toorts te midden van de door weelde .en zingenot bevan gene tyrannen slingert, het verschil van rang en stand opheft en de overwinning viert te midden van rookende puinhoopen en stroomen bloeds, wenscht y>de liefde''' de edelste aandoening van het menschelijk hart, de reinste bron, waaruit die zorg voor de verbetering van het lot der ar men en voor hunne ontwikkeling, haar oorsprong neemt zich een anderen werk kring te kiezen zij wenscht beschaving verlichting en konnis te brengen aan die donkere hoeken in onze zamenleving, maar allereerst eenigen welstand en gelukkige onbezorgdheid voor de dagelijksche be hoeften van den dag van morgen, omdatwaar die den mensch steeds in angstige zorg bezighouden, de belangstelling voor an dere zaken langzamerhand geheel wordt uitgedoofd. Dit beginsel van armenzorg wil dus in de eerste plaats leniging van het lij den van den arme en vervolgens de ar moede als maatschappelijk kwaad trach ten uit te roeien. In zeer schoono taal werd het zeer onlangs door een' Engelsch Staatsman aangetoond, hoe verkeerd de weg is dien zij bewandelen, die de armen uit hun stand willen verheffen, maar hoe men hen juist moet in staat stellen, om den nedtrigen stand dien zij innemen, te verheffen door bekwaamheid on ijver, hetgeen zoo ge heel in hunne macht staat, waar de be hoefte aan lehmame werklieden hoe langer hoe meer wordt - gevoeld, want ook al hebben de machines, de behoefte aan werklieden, wat het aantal betreft, kun nen bevredigen, de behoefte aan vaardige handendie de modellen zullen maken, waarnaar de machines werken,blijft bestaan. In een volgend n°, van dit blad, wensch ik het een en ander te zeggen over de verschillende stelsels van armenzorg, het onderwerp heeft ton minste le mérite de Ta propos, nu de sneeuwstorm over onze straten het witte winterkleed sproidt en de vorst zóó streng is ingevallen; ik kan het intusschen niet nalaten om mijne lezers toe- teroepen vergelijkt Uw' toestand eens met dien der behoeftigen in ons midden, waar gij bij den warmen haard zijt gezeten en goed gevoed de hardheid van 't klimaat naauw voelt en zij den slaap zoeken, om hunne ellende te vergeten, maar te ver geefs want zij hebben het zóó bitter koud en de maag spreekt zóó luide; laat onze huismoeders eens zoeken in die kisten en kasten, waarin zooveel nutteloos ligt weggeborgen, dat menigeen onder ons in deze koude zóó uitnemend te stade zou komen.

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1875 | | pagina 1