NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH VLAANDEREN. N°. 64. Zestiende jaargang. A°. 1875. Vrijdag 24 Septetólier, ATCHIN. Binnenland. SI IS C HI ff EEKBLAD Dit weekblad verschijnt iederen Vrijdag. Prijs per drie maanden 1. Afzonderlijke nommers 7 cents. Prijs der advertentiënvan 15 regels 60 cent elke regel meer 7% cent. Groote letters naar het ge tal gewone regels die zij beslaan. Ingezonden Stukken en Brievende Redactie betreffende benevens Advertentiën (uiterlijk des Donderdags avonds 4 ure) en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten, te bezorgen bij den Uitgever dezes', alles FRANCO. In een brief uit Atchin van 10 Juli aan het Alg. Dagbl. v. N.-I. leest men Van de "Westkust hooi-en wij tegenwoor dig weinig; de westmousson laat er zich nu gelden, en dan kunnen de schepen, ten minste op het noordelijkst gedeelte, het hard te verantwoorden hebben. Han delsvaartuigen komen er dan zeer zeld zaam, zoodat de blokkade gedurende dien tijd vrij wat gemakkelijker te handhaven is dan in de oostmousson. De reede van Groot Atchin, of liever van Oeleh-leh, blijft steeds vrij levendig. Bijna altijd ziet men er stoomschepen, die bezig zijn hunne lading aan wal te brengen; vertrekkende of komende oor logschepen, die nieuwe orders tor uitvoe ring ontvingen of hunne rapporten hij den kommandant der maritieme middelen ko men inbrengen; heen en weder varende stoombarkassen, enz. enz. Volgt men de kust om do oost en Pe- dropunt voorbij, waar de tweede expedi tie landdo, dan is ter Noordkust de eerste groote Staat dien men voorhij gaat Pedir, dat nog steeds vijandig is en weinig lust tot toenadering laat blijken. Do kust van dezen staat wordt streng geblokkeerd nu en dan worden de kampongs aan het strand door eenige granaten verontrust, en steeds wordt de vischvangst zooveel mogelijk belet. Voorbij Pedir komt men aan Gighen, dat de eerste Staat was die ter Noord kust de Nederlandsche vlag heesch. De hoofdkampong, aan het strand gelegen, is vrij uitgebreid; de bevolking drijft han del, voornamelijk in pinangnoten, die hier zeer veel aangeplant worden. De toena dering der Gighneezen tot ons Gouver nement gaat langzamerhand vooruit. Ver scheidene hoofden komen nu en dan de oorlogschepen bezoeken, terwijl de con troleur, die aan den stationskommandant ter Noordkust is toegevoegd, ook eenige malen dnn Radja van Gighen bezocht. Eenmaal ging ook de état-major van een der oorlogschepen den Radja een bezoek brengen, maar nog nimmer werd dit door hem teruggebracht. Reeds sedert lang is de stations-kommandant in onderhandeling om bij de kampong een henting op te richten en door onze troepen te doen be zetten tot nu toe echter zonder resultaat. Ter reede van Gighen ligt steeds een ko- lenschip, waaruit de schepen ter Noord kust telkens wanneer zulks noodig is hun nen voorraad kunnen aanvullen. Ajer Laboe en Endjoeng, kleine staat jes die eveneens de vlag heschen, volgen nu. Zij drijven veel handelgewoonlijk ziet men bij beide zes of acht schoeners en brikken ter reede liggen. Dan komt men echter weder aan eenige weerspan nige, zooals Murdoe en Sambalangen. Tel kens wanneer het schip, dat dit gedeelte der kust- blokkeert, do kampongs van ge noemde Staten passeert en de visschers zich buiten wagen, wordt er op hen ge schoten. Hierna volgt Passangang, waar onze vlag waait, doch welke Staat waar schijnlijk nog weinig te vertrouwen is. Kloempang Doea, weder meer oostelijk gelegen, heesch ook voor een paar maan den onze vlag. Een voorname Staat ter noordkust is Telok Semaweli, waar wij nu aankomen ook hier is onze vlag geheschen, maar er bestaat nog weinig toenadering. De hoofd kampong van dezen Staat is vrij uitge breid de bewoners houden zich op met handel, het houwen van prauwen en do vischvangst, terwijl er ook pinangnoten en een weinig peper wordt aangeplant. Telok Semaweh heeft de beste reede van de Noordkust, en wordt zeer veel door schooners en brikken van Poeloe Penang bezocht. Voorbij Telok Semaweli heeft men nog twee Staten, Kertie en Passei, die hei den de Nederlandsche vlag heschen, waar na men aan Diamantpunt komt, waar de Noordkust een einde neemt en de Oostkust begint. Zoodra is men Diamantpunt niet om gegaan of men bemerkt eene groote tegen stelling lusschen de Oostkust aan den eenen, en de Noord- en Westkust aan den anderen kant. Aan beide laatsten heeft men steeds het gezicht op hooge bergen waarvan sommige toppen, zooals de Gou- denberg, hunne spitsen ver in de wolken verheffen, en die, geheel met eeuwenou de bosschen bedekt, door de lichteffecten, die de zon er op werpt, het oog aange naam aandoen en tevens menig punt aan geven waar de zeeman zich aan verken nen kan. Op de Oostkust daarentegen ziet men niets "dan laag land, hier en daar een bosschje, maar gewoonlijk uit enkel struikgewas bestaande. Diamantpunt even voorbij, komt nien aan Simpang Olim, dien weleer zoo be- ruchten roofstaat. Hoe roofgierig een ge deelte der bevolking van dit rijk ook geweest moge zijn, zeker is het dat meer landwaarts in de landbouw in bloei was, voornamelijk de aanplant van peper. Zoo lang de blokkade duurt, zijuer van Simpang Olim steeds een groot aantal prauwen, met peper geladen, genomen. Zij trachtten hunne lading naar een naburigen Staat, waar onze vlag waait, over te brengen, om ze van daar weder uit te voeren. Sim pang, Olim heeft het zeker hard te ver antwoorden want het wordt zoo streng mogelijk geklokkeerd en herhaaldelijk gaan gewapende sloepen der oorlogsschepen do rivieren op en halen, mijlen ver land waarts in, de prauwen met peper weg. Hoeveel verliezen ze echter ook leden, nog willen de Simpang Olimers niets toegoven en blijven weigeren onze souverciniteit te erkennen. Na Simpang Olim komt Djolo, 'waar onze vlag is geheschen. Ook in dezen Staat wordt zeer veel peper aangeplant. Iets zuidelijker ligt Edi Ketjil en hierop volgt Edi Besar. Deze laatste Staat waar reeds sedert langen tijd onze vlag waait, is ons zeer bevriend. Hij is de eenige (uitgezonderd Groot Atchin) waar wij ons aan den wal hebben gevestigd. De benting, hier opgericht, is bezet en sedert eenigen tijd is er een adsistent-re- sident om de politieke zaken te behande len. De houding van den Radja van Edi tegenover den stations-commandant en den adsistent is geheel naar wensch. Reeds eenige malen gaf de Radja een feest, dat door vele marine-officieren die op dat oogen- blik te Edi waren, werd bijgewoond, en waarop alles geheel Europeeseh toeging. Bezuiden Edi heeft men nog Perlak, Soengei-Ragahen, Padawa-Bosar, dieeven- eens onze vlag ui t hunne kampongs doen waaien, en een paar kleinere Staatjes, die dit voorbeeld wel spoedig volgen zullen. De blokkade en de granaten der oor logsschepen hebben dus niet geheel vruch teloos gewerkt, en hoewel de erkenning onzer souvereiniteit door het hijschen onzer vlag slechts betrekkelijk is, zoo zal het toch de brug wezen tot eene algeheele onderwerping. Sluis, 23 September. Verleden week Vrijdag heeft in de school alhier de aangekondigde prijsuitdeeling plaats gehad. Na afloop daarvan werd het plan geop perd om Zaterdags aan de schooljeugd een leest te bereiden. Spoedig was op eene in- teekenlijst daarvoor ongeveer 100 gulden bijeengebracht; door die flinke giften daartoe in staat gesteld werd het schoollokaal ver sierd en de jeugd onthaald op krentenbrood enkoekjes met cliocolaad. Tot afwisseling was in een der lokalen een tooverlantaarn in werking gebracht, die menigmaal een oor- verdoovend gejuich onder de kleine gasten opwekte, terwijl een tombola het feest besloot. Vóór hot scheiden werd hulde gebracht aan de bemoeijingen van de dames Cornélie en Mathilde H., van de heeren onderwijzers en van de andere vrij willige helpers, zonder wier zeer gewaar deerde medewerking in zulk een kort tijds bestek niet zoo veel genoegen aan zooveel kinderen (omtrent 270) kon worden bereid Op dien aangenamen dag volgde een avond, die zich door een smartelijk voorval kenmerkte. De 21 jarige Ph. Dasehot wem omstreeks 10 uur vermist, waardoor aan zijne bejaarde brave ouders en zijn vrienden

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1875 | | pagina 1