lEtlillllf
N° 43.
Zesliende Jaargang.
A9. 1875.
ntcunfd- Ei AOs
Vrijdag -4 Juni.
is
SjgjB=3aB0P^ "*2*
Dit "Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en VrijdséST"*
Prijs per drie maanden voor het voormalie; 4de district
Zeeland f 1,15; voor de overige plaatsen des Rijks* franco
per post f 1,30. Afzonderlijke Nummers f 0,05.
-f1
PiVjs Advertentiënvan 1 5 regels f 0,75 elke regel
daarboven f 0,123/2-Groote letters naar bet getal gewone
regels die zij beslaan.
Voor den Werkenden stand en Weldadigheid 6 Ct. per regel.
Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffendebenevens Advertenticn en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten,
te bezorgen bij den Uitgevèr dezer, alles FRANCO.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
SLUIS.
Maken bij deze aan de ingezetenen het
belangrijk tclegraphisch berigt bekend, dat
cok door de Eerste Kamer der Staten-Gene-
raal op lieden met algemeeric stemmen is
aangenomen het wetsontwerp, waarbij de over
eenkomst met den Staat tot overdragt der
voormalige vestinggronden aan de gemeente
Wordt goedgekeurd.
Sluis, den 1 Junij 1875.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. M. I1ENNEQUIN Le. Burgem.
in.
j Maar daarbij zullen wij ons toch niet voe
gen meende Willem; gij kent mij toch ge
noeg om te weten, dat ik niet drink
»De verleiding is te groot mijn jongen.
Als uwe kennissen u uitnoodigen wordt gij
al licht meegesleept, omdat gij niet gaarne
voor grootsch wordt uitgescholden en men
is zoo zelden tr.otsch genoeg om geen kwaad
te doen.-"
«Juist gesproken Koets," klonk het in
eens in de kamer. Een nieuw bezoeker
was binnen getreden. Twee malen had hij
geklopt, maar men had het niet gehoord.
«Juist gesproken!" herhaalde hij. Ik
twijfelde er ook niet aan hij nam den stoel,
dien Roets hem aanboodof ik zou bij u
ook een voorstander vinden van de afschaf
fing van de Kermis. Je weet zeker, dat we
een rekest bij den raad hebben ingediend
om dit jaar geen Kermis te houden, maai
de liberale heeren meenden daaraan geen
evolg te kunnen geven. Voor hen is de
Wet des Heeren niet geschreven, zij verhar
den hunne harten, zij slaan hunne verzenen
tegen de prikkels. Maar nu de machtigen
der aarde niet willen medewerken om deze
Belialsvermaken tegen te gaan, willen wij
ons wenden tot den werkman en daar het
ons bekend is, welken invloed gij op hen
uitoefent, komen wij u uitnoodigen om on
ze pogingen te steunen
Hier wachtte hij even, of Roets hem
ook antwoorden wou.
«Ja mijnheer Koelman," ja ik heb van dat
rekest gehoord, en 't deed me machtig veel
pleizier, dat de heeren.- 't niet hebben aan
genomen. U vergist u sterk in mij mijnheer,
als u denkt, dat ik 'tegen de Kennis ben.
'kMoet u guhiit verklaren, dat ik in de
wet des Ileeren nog' nooit van een Kermis
gelezen heb, en Belial hog nooit op de Ker
mis heb zien spelen. Wij werkmenschen
hebben de Kermis noodig, wij hebben er recht
op. Wij werken een heel jaar lang; de Zon
dag is onze eenige dag van ontspanning en
de Kermis is onze uitspanning.
Zoo'n heel jaar lang rolt ons leven voort,
zoo kalm, zoo eentoonig, dat we dikwijls
niet meer weten of we droomen of waken:
'tis Maandag geweest en 'tis weer Zaterdag.
Zie, daar komt de Kermis Dan rusten wij.
Dan .sluiten wij ons bteisjaar van tobben af;
clan houden we Kermis en is die voorbij,
dan gaan we weêr een nieuw jaar vol een-
toonigheid te gemoet en we vervroolijken
elkander met de herinnering aan de laatst-
gevierde, met de hoop op de eerstvolgende
Kermis.
«Maar" meende mijnheer Koelman,die
nu eens zijn oogen ten hemel, dan naar de
aarde richtte, maar nooit iemand flink in zijn
gezicht keek, ik vind, dat gij er nu heel
anders over spreekt, dan toen ik binnen
kwam."
«Volstrekt niet mijnheer. De rijke lui
hebben geen kermis noodig, die maken een
reisje langs den Rijn of door Zwitserland;
die zien alle wilde dieren te Amsterdam of
te Keulen; maar wij werklui hebben geen
geld. De Rijn en Zwitserland, en de wilde
dieren moeten naar ons toekomen, en dat
doen ze met kermis, dan maak ik ook mijn
reisje door Zwitserland en door België voor
vijf cents mijnheer, in een kijkkast en de
wilde dieren zie ik voor een dubbeltje.
D,nk nu niet, dat ik den rijken iets mis
gun mijnheer, maar mijne week Kermis moet
men mij laten; dan werk ik maar halve dagen
en 's middags houd ik met vrouw en kind
Kermis. Is 't niet waar moeder?"
En moeder knikte met een blijden glim
lach van ja; want het deed haar goed, dat
haar huis bezocht was geworden door mijn
heer Koelm in, die o zoo rijk was en dat
haar man zoo flink met zoo'n groot mijn
heer praten kon.
«Maar Roets; je ziet de zaak niet goed in.
Ja als de menschen fatsoenlijk Kermis hiel
den, maar wat al beestachtigheden gebeuren
er in zoo'n week al niet; wat al dronken-
lui, maken zich zeiven en hunne huisgezin.
nen, ongelukkig; wat wordt er al niet in
de lombard verzet!
Allerlei bedelaars komen met walgelijke en
onzedelijke liedjes de deuren plat loopen; al
lerlei dagdieven komen met draaiorgels, die
zij, de luiaards, door hunne vrouwen of kin
deren laten trekken, het geld van onze armen
bij elkaar garen; allerlei waarzegsters en an
der ontuig in de maatschappij komen onze
jeugd verpesten. Hoe kunt gij zoo voor de
Kermis zijn?"
«Ik geef u dat alles toe mijnheer; maar
daar, waar dat gebeurt ligt de. schuld aan
't gemeentebestuur. Al dat schorriemorrie
moest op de Kermis niet worden toegelaten.
Voor mij is de Kermis een tijd van ver
maak, maar niet van bandeloosheid. Weet
ge, waar ik dan ook een grooten hekel aan
heb, dat is aan dat afschaffen van 't poülie-
uur om de herbergiers in de gelegenheid te
stellen, wat meer geld te verdienen, de he
mel weet, ten koste van hoeveel tranen, van
hoeveel naberouw!
Maar moeten we nu den minderen man
alles afnemen, orndat sommige onnadenken-
den daarvan misbruik maken? Moeten we
dan de messen bannen, mijnheer Koelman!
omdat er soms moorden meê gepleegd wor
den? Moeten wij alle vuur blusschen, omdat
daardoor soms brand ontstaat?
Neen; laat ons de handen ineen slaan
om de Kermis te maken tot een dier licht
punten, die ons het leven vervroolijken; niet
door rekesten te teekenen aan den gemeente
raad om de Kermis af te schaffen; niet door
met een heel vroom gezicht alle genoegens
die de Kermis ons biedt, te verwerpen als-
werken van den booze; maar door de verma-j
ken, die zij aan kan bieden te veredelen tot
ware volksvermaken.
«Volksvermaken!" hernam de heer Koel
man meesmuilend, ons volk kent geene
volksvermakende rijken nemen daaraan
geen deelde gegoede burgerklasse bepaalt
zich tot kijken, de mindere man geeft zich
over aan de dierlijkste uitspattingen. Volks
vermaken zijn al even erg als Kermis
vermaken. -
«Mijnheer," hernam Roets »U moet mij
niet kwalijk nemen, maar de bril waardoor
u kijkt is wat donker.
Ik wil u wel toegeven, dat onze stand, de
mindere man, niet uitmunt door matigheid
en andere maatschappelijke deugden; maar
dat is de schuld van de andere standen.
De duurte der levensmiddelen heelt velen
onzer verarmd; zij hebben al spoedig hunne