1 ■gpp f JjIjIIH 1 JÜU IESTEUJX ZEEIIISCH-ÏLM1DEBEI. Kermis. Zesliende Jaar «rang. N° 42. o O A0. 1874, FIBM'U;;-. Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag. Prijs per drie maanden voor het voormalig éde district Zeeland f 1,15voor de overige plaatsen des .Rijks, franco per post f 1,30. Afzonderlijke Nummers f 0,05. Dinsdag Prijs Advertentiënvan 1 5 regels f 0/75 eïke regel daarboven f 0,121/3.Grröote letters naar het getal gewone regels d.ie zij beslaan. Poor den Werkenden stand en Weldadigheid G Cl. per regel. Juni. Ingezonden Stukken en Brieven, de lledactie betreffende, benevens Advertentiën en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten bezorgen bij den .Uitgever dezer, alles PllAbTCO. Maar ik dwaal te vér van het doel, dat ik mij heb voorgesteld. Komt, volgt mij in uwe verbeelding naar een der der buitensingels onzer groote ste den. Wat prachtige lindelaan niet waar! Wat heerlijke schaduw, wat zee van licht! Ziet gij daar aan uwe linkerhand dfe huisjes? Dat zijn werkmanswoningen; er staan er een twintigtal. Van de voorzijde zijn zij beschaduwd door de hooge linden, aan de achterzijde zien zij uit op een lief, net onderhonden tuintje, waarin menige bloem prijkt, die aan de zalen der rijken gei.n oneer zoude hebben aangedaan. Die woningen zijn gesticht door samen werking. Roels de meesterknecht op een schilderswinkel heelt ze doen bouwen. Laat ik u die geschiedenis even vertellen. Op zekeren middag circa kwart voor twaalf stond Roets boven op een ladder van twee en twintig sporten bezig met den ge vel van een huis te verven. Zijn kameraad Mo one stond een paar meters vun hem af en vroeg hem of hij meê ging om een slokkie. Hoeveel borrels drink jij in de week?" was de wedervraag van Ho ets. «Wel zooveel als jij! gaf Moone ver wonderd over die vraag ten antwoord." Twee per dag, één om 12 uur en één als n'twerk gedaan is en Zondags een extra-lje. Maar hoe vraag je dat zoo?" «Vijftien borrels" zei Roets, half binnens monds terwijl hij zijn kwast uitpoetste en aanstalten maakte om [naar beneden te komen, «vijftien borrels, dat's vijftien stui vers in de week, dat 's drie gulden in de maand, dat 's zes en dertig gulden in 'tjaar; dat't drie honderd zestig gulden in tien jaar«Ik drink geen borrels meer Moone. Ik ga een huis koopen." Moone dacht, dat zijn vriend door een zonnesteek getroffen was. Een huis koopen hij, Roets, een weesjongen, zoo arm als de mieren, met negen gulden in de week Beiden waren op den grond gekomen; Roels zag aan Moone 's gezicht, dat hij hem voor krankzinnig hield en daarom zei hij, terwijl hij op zijn hoold wees:,, 't Is daar helder hoor! 'k eet weerga s goed, wat ik zeg; en wat ik zeg, dat doe, ik. Wil je ook een huis koopen, hé?" Moone begreep er niets méér van. Roets moest Van huizenschilderen een huizen- izrankzinnigheid gekregen hebben Maar Roets toonde hem wéldra, dat het hem niet in den bol schortte; maar dat hij een idéé had opgevat, dat voor verwezenlij king vatbaar was. Een en twintig kameraden .werden er ge vonden, die met hem den borrel, adieu zei den; elke week werden door Roets de vijftien stuivers jenevergeld opgehaald en naar de spaarbank gebracht. Na twee jaren stierf een deelhebber; de anderen betaalden onder elkander het aandeel der weduwe 'twas maar een cent ol vier meer in de week; vijf jaren later stief er nog een: zij handelden op gelijke wijze. De mindere man heeft ook zoo'n dingsig- heid in zijn, hart, dat men gevoel en mede lijden noemt. Twaalf jaren hadden zij gespaard of liever in twaalf jaar hadden ze geen jenever ge dronken en ongeveer tien duizend gulden bij elkander gebracht. «Nu wordt het tijd! zei Roets. Nu gaan we bouwen. De stad gaf liet terrein bijna voor niets. Eenige rijken [met dit plan van zelfhulp ingenomen vermeerderden het ka pitaal met een gift van f -4000 en eon ren teloos voorschot van f6000. De helft van dat kapitaal is al afgelegd. Maar we zijn hier bij de huisjes [gekomen. Zouden we Roels niet eens even op gaan zoeken? Ilier woont hij. Wij gaan binnen, Roets zit in zijn leuningstoel,, want het is Zondag en is bezig met zijn veertienjarigen zoon te dammen; moeder, eene flinke vrouw voor hare jaren, zit voor het raam en breidt, omdat zij niet de meening is toegedaan dat de Zondag er is om niets te doen en zich te vervelen. Mietje een meisje van '19 en Mina een dito van 17 jaar kijken inet een kereltje van 12 jaar in een prenteboek; doch de oudste gluurt meer over den kruliebol van haar broertje het raam uit, dan dat zij hare aandacht wijdt aan de gravuren die in het boek voorkomen. Daar wordt een slap gehoord. Waarom krijgt Mietje een kleur en kijkt ze in eens driftig in haar boek? Er wordt geklopt Mietje kleurt nog er ger; ze kijkt nog ernstiger iu haar prente boek. «Binnen!" klinkt de stein van Roets. De deur wordt geopend en binnen treedt een flinke borst, een pdolige kerel, zou men zoo op 'teerste uiterlijk zeggen, dien de goedheid op 't gelaat te lezen staat. Zijn góeden middag, wordt door een al gemeen «dag Willem" beantwoord en de moeder voegt er bij: «zet je Willem." Willem laat zich niet lang nooden; [hij zet zich bij de dammers, doch zoo, dat hij liet blozende meisje van ter zij aan kan zien; zij kijkt even op en vraagt iets met hare oogen; zijn knikje zegt haar, dat zij begrepen is. Do damparlij is uit. Willem trekt zijne stoute schoenen aan. «Heerlij!: kermisweêr Roets!" s 'drachtig jongen, daar zal iemand volk op de heen zijn, als 't morgen ook zulk weer is!' Moet-je ook in den optocht zijn? «Neen ik niet; maar zie-je" -hier begon hij te stotteren nu trok zoo druk aan zijn sigaar; dat hij in een wolk van rook gehuld was, zie-je, ik wou zoo graag met Mietje kermis houden en die heelt er niet tegen 'o, wat kreeg dal meisje een kleur als jij het maar hebben woudt. Roets begon te begrijpen. Hij keek Wil lem aan, hij keek Mietje aan, en toen zag hij naar zijn vrouw. De onovertrefbare breister had een steek laten vallen; zij zag niet dat haar man naar haar keek. Kermis houden, Willem" -sprak Roets langzaam. «Kermis houden met Mietje. Maar vertel me eens, wat versta je door ker mis houden? Wil je met haar eens over de kermis wandelen; met haar haar hier en daar eens naar toe gaan; «je weet ik ben geen kniesoor; ik houd van een pretje en ik maak graag een pretje, maar jongen! 't moet in eere zijn: Willem knikte om te toonen, dat hij Roots goed begreep, en pinkoogde door een rookwolk naar Mielje. Er lag zoo iets van »'t zal wel gaan!" in zijn blik. Roets stond op om zijn pijp te stoppen; een paar flinke trekken aan liet komfoor deed haar ontbranden. «Kermis houden!" mompelde hij half bin nen 'smonds half verstaanbaar. «Nu, mij is '1 goed, als moeder er niet tegen heelt; maar voor den donker thuis hoor!" Maar Roels! meende Willem. «Maar vader!" meende Mietje, «dan komt juist de meeste leute!" «Ja mijn kind! dat 's mogelijk, maar met het pleizier komt ook liet gevaar. Jon ge meisjes moeten 's avonds in geen danszaal komen, zonder dat hare ouders daar ook zijn.

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1875 | | pagina 1