SECfS- El ADïERTEBTlEBLA N°. 26. Zestiende Jaargang. A0. 1875. Vrijdag 2 April. Dit "Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Viujdag. Prijs per duie maanden voor het voormalig 4de district Zeeland 1,15; voor de overige plaatsen des Rijks, franco per post f 1,30. Afzonderlijke 0,05. Prijs Advertenticn, van 1 5 regels f 0,75 elke regel daarboven f 0,1 S-b/o.Groote letters naar het getal gewone regels die zij beslaan. Voor den Werkenden stand en Weldadigheid 6 Cl. per regel. Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betredende, benevens Advertenticn en gewone Berichten oi' Mededeelingen van Correspondenten, te bezorgen bij den Uitgever dezer j alles FRANCO. Met eene zekere huivering heb ik ditmaal de pen opgenomen, om het laatste schrijven van den heer Leijsennaar te beantwoorden. Do strijd tusschen ons heeft door zijne scheeve voorstellingen en zijne wonderlijke bewijsvoering, die bij tegenpartij kwaden trouw op den voorgrond schijnt te stellen, afmetingen gekregen, die hem weldra in een persoonlijken strijd zouden doen ontaarden. Toch meen ik zijn stuk, voorkomende in het vorig nummer van dit weekblad, niet onbe antwoord te mogen laten, dewijl ik door mijn zwijgen den schijn op mij zou laden alsof ik door zijne qnasi-argumenten geheel uit het veld geslagen was. Ik moet beginnen met den heer Leijsennaar op twee punten gelijk te geven. Het wettig domicilium van den heer van den Broeeke is te Aardenburg. Zulks was mij geheel onbekend en kon door mij niet vermoed worden: lo omdat ik niet op de hoogte ben van allo mutaties, die plaats heb ben in do bevolking dezer gemeente2o om dat genoemde heer, sedert hij hier zijn domi cilium gekozen heeft, slechts nu en dan, en dan nog slechts zeer kort, eenigen tijd in Aar denburg heelt doorgebracht; 3o omdat mij bekend was, dat hij geruimen tijd in het buitenland heeft doorgebracht; 4o omdat ik vernomen had, dat hij van plan was, bij zijn broeder te gaan inwonen, zoodra deze zich in Middelburg gevestigd zou hebben, waaraan helaas 1 door den dood van den heer de Smit van den Broeeke geen gevolg is gegeven. Maar al is iemands domicilium in eene of andere gemeente, daarom mag men hem nog niet beschouwen als een inwoner van die plaats in den engeren zin, die daaraan ge woonlijk door het publiek gehecht wordt. Een gepensionneerd ambtenaar toch, die nu eens hier, dan weet' daar zijn verblijf houdt, kiest een pied-a-terre, waar hij zijn pensioen ontvangen kan. Zoo'n pied-a-terre is Aar denburg voor den heer van don Broeeke; meer niet. Slechts weinige weken per jaar brengt hij daar bij zijne familie door. Ik schrijf dit om mij zeiven te verdedigen, niet om genoemden heer te rechtvaardigen. Zijne bemoeiingen toch voor het algemeen belang zijn genoegzaam bekend om hem te vrijwaren voor de verdenking, die do heer L. op hem wil doen rusten, alsof hij voor eene kleine gemeente waar hij van tijd tot tijd slechts zeer kort verblijft, het belang van een groot gedeelte van hot district ter zijde zou stellen. Het tweede punt, aangaande hetwelk de heer Leijsennaar gelijk heelt, is mijne verkeerde aanhaling betreffende ry73. Ik moet echter verzoeken, dat de heer Leijsenaar den vol zin, waarin zulks voorkomt, in zijn eerste stuk nog eens overleze en dan beslisse, of die vergissing niet mogelijk is zonder gezocht te zijn. Ik moet den heer L. dan ook doen opmer ken, dat ik geen enkel oogenblik getracht heb aardig te zijn. In ernstige betoogen komen noch aardigheden, noch overdrijving te pas. Daarom deed ik ook geene moeite om cijfers te leveren. Alle cijfers uit het geheele district bij elkaar kunnen, en dat is mijne overtuiging, niet duidelijk maken, dat het district een spoorweg kan doen rendeeren. Maar wanneer wij nagaan, dat dit district door zijne geïsoleerde ligging beroofd is van de voordeelen, die het zou genieten als noor delijk deelvan België; dat dit district, ondanks de daaraan verbondene nadeelen in 1830 houw en trouw gebleven is aan Nederland dat het in dien tijd door herhaalde invallen en onderwaterzetting enorme verliezen heeft geleden; dat het door indijking van aanzien lijke polders millioenen schots aan hot vader land heeft opgebracht; dat het een van de welvarendste gedeelten van Nederland is en dat de staat honderden millioenen besteed heelt voor den aanleg van spoorwegen in andere deelcn van het vaderland, dan besluit ik daaruit, dat ook dit district recht heelt op den aanleg van spoorwegen op staatskosten en komt het er m. i. slechts op aan, dat men hen, die op dien aanleg invloed kunnen uitoefenen, zoodanig voorlichte, dat zij do richtingen kiezen, die de nuttigsten zijn voor de inwoners. Die richtingen nu meen ik, zonder eenig lokaal belang in aanmerking te nemen, te hebben aangewezen BreskensOostburgMaldcghem en Breskens Sehoondijke IJzcndijkeSas van Gent. Door deze lijnen wordt het vierde district verbonden met het vijfde en bovendien met Brugge en Gent en */5 van de bevolking, on geveer 20000 inwoners blijven op minder dan een uur afstands van ééne dezer lijnen. De geheele bewijsvoering van den heer Leijsennaar komt echter neêr op: Sluis moet aan den spoorweg liggen. Ilij ziet niet in ol wil niet inzien, dat door de richting Bres kensSluis een groot gedeelte van dit district, zoo niet het grootste, afgesneden is van Gent; dat IJzendijke door zijn plan wel eene ver binding krijgt met Gent, maar niet met het 5de district; dat eene aansluiting met de Bel gische lijnen door zijn voorstel veel onwaar schijnlijker wordt, dan door het mijne. Hij zoekt voor zijne stelling de spoorweg moet langs Sluis loopen. de vrecmdsoorligste en soms de meest onkiesche bewijzen. Ilij spreekt o. a. van eene rijksroute langs Sluis; maar weet hij dan niet, dat de weg van de Draaibrug naar Sluis een provin ciale is Ateet hij dan niet, dat de rijksroute primi tief Aardenburg ten westen liet liggen en slechts tengevolge van eenige concession van het toenmalig gemeentebestuur, door die ge meente gelegd is? De wijze, waarop hij over den heer Nee- lemans spreekt, wil ik niet qualificeeren. Ik moet veronderstellen, dat do uitdrukkingen, welke op dien ijverigen concessionaris be trekking hebben, hem in een onbewaakt oogenblik ontsnapt zijn. Men spreekt niet met minachting, noch met spot van mannen, die buiten eigen schuld ongelukkig geworden zijn 1 1 Nog moet ik den heer Leijsennaar doen opmerken, dat de heer Neelomans al conces sie HAD voor zijne wegen in Belgie en naar 's Dage geweest is om concessie te vragen voor eene lijn MaldeghemBreskens; dat hij slechts verlangde, dat de staat hem 3% rente waarborgde, waarin men toenmaals niet wilde treden. Uit het schrijven van den heer van den Broeeke zal hem overigens gebleken zijn, dat die heer, wiens treurig uiteinde wel mede lijden, geen hoon verdient, niet de eenige deskundige vvas, die den weg Breskens Maldeghem aanbeval. Voor het lesje in de staathuishoudkunde zeg ik den heer Leijsennaar geen dank, want hij toont daardoor slechts, dat hij in de lont van zooveleu vervalt, die eene algemeene waarheid op een bijzonder geval willen toe passen. Door de spoorwegen wordt de handel in 't algemeen bevorderdniet die van elke plaats in 'tbijzonder, terwijl daarenboven die van Sluis, hoe gering hij dan ook zij, nog meer achteruit zou gaan. Bovendien zie ik door 't leggen van iedere lijn door dit district den dood van den kleinhandel in vele ge meenten te gemoet, omdat door de gemak-

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1875 | | pagina 1