N°. 20. Zestiende Jaargang. A°. 1875. Dinsdag 9 Maart. Iets over. de voortteling onser huisdieren, O O Dit. Weekblad verschijnt iederên Dinsdag en Vrijdag. Prijs per drie maanden voorliet voormalij? 4de district Zeeland f 1.15voor dc overige plaatsen des .Rijks, franco per post f 1,30. Afzonderlijke Nnminers f 0,05. Prijs Advertenticnvan 15 regels f 0,75 elke regel daarboven f 0,121/3.Groote letters naar het getal gewone regels die zij beslaan. Voor den Werkenden stand en Weldadigheid 6 Ct. per regel. Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, benevens Advertenticn en gewone Berichten oTAIededeelingen van Correspondenten, te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles BRANCO. VI. Voor cn alleer wij tot een onzer nuttigste huishoudelijke vogels overgaan namelijk de hoenders, moeten wij nog gewagen van de poele pintaden, beter perelhoenders, Numidi- sche boenders. Laatstmaal trof ik er eene geheelo kudde van bijna dertig aan op de hoeve van den beer P. Bonte te St. Kruis. Dat levendig ge vogelte beeft eene schelle doordringende, zelfs onaangename stem, zij zijn kunstig ge vederd en wit en zwart gevlekt, de eieren zijn lokker, en de schaal bard, waardoor zij bijzonder geschikt zijn voor het vervoer. Zij hebben maar een gebrek en dat is dat zij verzot zijn om verloren te leggen, zoo dat men baar altijd op de hielen moet zit ten; bet is al heel prettig om te zien, welk eene moeite de eksters en de kraaien (zwarte) hebben, om deze eieren stuk te krijgen; stuk rollen, kneuzen, pikken dat gaat niet zoo als met de hoendereieren, en is de grond voch tig en met gras goed begroeid dan (valt het van één twee meters hoogte niet ligt stuk. Na dit een paar maal geprobeerd te hebben, verbeteren de roovers hun werk, en nemen deze eieren hooger mede, om daarna te ge lijk met dezelve als op don grond te vallen, waardoor het bezweken zijnde, het beste gerecht voor hunne spijstafel is. Ofschoon ik nimmer van het Perelhoen ge geten heb, en niet weet of het als gebraad bij de boeren erkend en in gebruik is, zoo meen ik toch meermalen gelezen te hebben dat ook het vleescli uitmuntend is; waarom ik niet kan nalaten, om mij voor zoodanigen jongen vetten gast eens aan te hevelen, al was het maar tot eene proefneming. Niet onvermeld meen ik ten slotte te mo gen laten dat er bij de vogels een zeker verband schijnt te bestaan tusschen de smaak der eieren en die van het vleesch, dat d. w. z. zijn de eieren smakelijk dan kan men het vleesch gerust proeven, en omgekeerd. Ver der dat niet oneigenaardig het voedsel daarop van don grootsten invloed schijnt te zijn, zoodal hierop vooral te letten is, ter voort brenging van smakelijke eieren en lekker vleesch. OVER DE HOENDERS. «Wat is de mensch toch een slim, naden kend wezen," zegt menigeen tot zich zeiven wanneer hij de menschclijkc huishouding zoo te midden der natuur bespiedt, ofschoon hij er zelf, en dit wordt door velen over het hoofd gezien, ook een integreerend deel van uitmaakt. Wat is de mensch toch een slim wezen," heihaalt hij nog eensziet eens rond op het erf der boerenhoeve; welk een kunstig tal van huisdieren heeft de landman rondom hem uit 'de groepen der natuur gekozen. Het reine fiere krachtige paard zoo vatbaar voor africhting om hem te dienen; het om zuivel en fijn vleesch bemind rund, het zachte wollige schaap enz. Dan zouden wij het huishoen vergeten, dat nuttige diertje, dat geboren schijnt, om zijne gaven in don hoorn des overvloeds als zelve uit te storten Im mers het heeft nog nauwelijks zijn ei gelegd in zijn zeer eenvoudig, zelf vervaardigd nest, of het roept den mensch, zijne meesteres op door zijn gekakel, om zijne gaven te komen ontvangen. Velen antwoorden mij zeker reeds: Wel dat alles is het gevolg van de behoeften van den mensch; hoe gemakkelijker hij in die behoeften kon voorzien, hoe beter hem zulks bevalt en daarom leerde hij al spoedig die voor hem zoo nuttige dieren aan zich onder werpen. Maar Lezers ik kan in ij met dit ant woord niet tevreden stellen, bij mij ligt er iets hoogers, een Ideaal dat hooger reikt, in dat kakelen van dat huishoen. liet is mij, als heeft dat hoen eene verkregene bestem ming voor ons; want zonder kakelen kan het voel en even goede, en ook vrij gemakkelijk te vinden eieren loggen, welks zoeken reeds zulk eene liefhebberij voor de jongeren is; doch nu worden zij nog daarenboven opge roepen als 't ware aangespoord om toch den buit, voor den mensch bestemd, niet te laten weg voeren, juist tegenovergesteld daaraan dat anders alle zorgen door de natuur wor den in acht genomen, om hierin een geheim te bewaren, ter instandhouding van geslacht of soort. Immers de natuur roept steeds haast umorgen zij t gij niet meer. En nu Lezers 1 denkt nog eens aandachtig rnet mij over dat als ingeschapene gekakel, die als verkregene bestemming van ons huis hoen. Kan het er bij U ook niet in, dat dit alles louter toeval is, maar veel meer het werk van een Alvyijzen die alles zoo ordelijk als boven ons begrip heeft geschapen, onder houdt en bestuurt naar vaste wetten en verheft U dit ook, als van de aarde met een blik naar het heelal, gevoelende uwe eigen waarde Welnu dan hebben wij in deze vingerwijzing, hoe nietig ook in vergelijking bij het geheel dat ons omringt, de eerste vrucht van ons huishoen geplukt, zonder daarom hare stoffelijke gaven te kort te doen. Onze hoenders worden bepaald aangehou den voor de eieren cn hun vleesch, de plui men of veeren zijn eene kleine bijzaaic, waar van men na de afslachting gebruik maakt. Zij hebben echter eene veel geringere waarde dan ganzen en eendenpluimen, (doch zijn bruikbaar en worden zulks nog meer door vermenging met betere soorten. Het ei is eene der merkwaardigste voorl- brengselen; zij worden ontwikkeld, gevormd in den eijerstok der hoenders, enz, alwaar men het eerste een kleinen dojer ontwaart, waarin de hanetrede (cicatricula) zichtbaar is; deze laatste bevat nu de denkbeeldige kiem van moederszijde, welke na bevruchtin"- ook van vaderszijde, de werkelijke kiem het levensvatbare beginsel van het ei bevat. Is dat dojer volvorrod," heeft hij zijne grootte bereikt, dan laat de eierstok hem los, waarbij de dojer niet breekt, want hij is met een vlies omgeven, daarom kan men den dojer zoo goed van het wit afscheiden; bij dit loslaten van den dojer nu opent zich een trechter die van den eijerleider namelijk, die vangt hem op, en nadat nu eerst het wit gevormd is ook met een vlies omgeven, ontvangt het ei ten laatste in den eierleider zijn schaalvlies en kalkschaal, waarna liet vol vormd uitgeworpen of liever gelegd wordt, daaruit lokt zich, door het tegelijk loslaten van twee dojers, het aanzijn van eieren met dubbele dojers verklaren en eieren die te spoedig den eierleider doorgaan hebben geeno schaal. Dat het ei nu het levensvatbare beginsel voor het kieken en al datgene bevat wat tot deszelfs vorming noodig is, met daar enboven nog een medegebrachten knapzak voor een drietal dagen levens, heeft de erva ring- al spoedig-opgedaanmaar dat de weten schap nog nimmer heeft mogen doordringen tot dat sluimerend levensbeginsel in het ei, dat slechts eene bepaalde warmte behoeft ge durende eenen bepaalden tijd, 0111 als te ont waken, ziehlbaar te worden otn eindelijk als een zelfstandig levend zich bewegend wezen de schaal te ontvlieden, is zeker het beste kenmerk barer nietigheid. s) YVij zouden hier liever ieze huil. onvolledigheid. onvolkomen- kïd.

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1875 | | pagina 1