ÜEUWS- El ADVERTOTEBLAO VA1 iESIEL!
ÖE SttOKKEURIJ.
Zestiende Jaargang.
N°. 18.
1875.
Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag. Prijs Advertentiën, van 1 5 regels f 0.75 elke regel
Prijs per dtctr maanden voor. het voormalig 4de distriet T>;nci!ao- *1 Mlfll'f daarboven f 0,1 Groote letters naar Hef getal gewone
Zeeland f 1,15; voor de overige plaatse^wgijjksfras.ro O C 1 régels die zij beslaan.
per post f 1,30. AfzojgSfrlijke immers f 0,05. Voor den Werkenden stand en Weldadigheid G Cr. per regel.
Ingezonden Stokken eu Brieven, de Bedactie betreflende, beuevens Adverte-ntiën en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten,
te bezorgen bij den.Uitgever dezer, alles FRANCO.
in.
Is smokkelarij of sluikhandel geoorloofd f
Sluikhandel Mij dunkt, dit woord
duidt reeds genoegzaam aan, dat het niet
geoorloofd' kan zijn.
Een handel, die Ier sluiks geschieden moet
die het licht niet verdragen kan. kan onmo
gelijk een weltige en geoorloofde handel we
zen want eerlijk schuwt het licht niet.
Ja 1 dat het een slecht werk is, blijkt ook
zonneklaar daaruit, dat de slechtste men
schel! het best in staat zijn tot dc uitvoering
en dat strikte waarheidsliefde, beginselen van
trouw en eer, en ware rechtschapenheid on
bruikbare waar zijn bij smokkelhandel van
eenig belang.
Er zijn er dan ook, die beweren, dat
smokkelen eigenlijk stelen is, en dat sluikerij
met diefstal mag worden gelijk gesteld. Zij,
die dit beweren, redeneeren aldus.
s> Wanneer pleeg ik diefstal jegens mijn'
medemensrh
Immers dan, als ik hem heimelijk iets ont
neem ol onthoud, dat niet mij maar hem
toekomt, En of nu het goed, hetwelk ik
mij toeeigen, tien, twintig ol honderd eige
naren heeft, is dat niet hetzelfde. Wien het
toebehoort, en hoe velen het toebehoort, doet
niets ter zake en het komt alleen daarop aan,
of het mij toebehoort. Zoo niet, dan is
alle onrechtvaardige. toêSigeningDIEF
STAL.
Er zijn anderen, die den smokkelhandel
niet met diefstal hebben gelijk gesteld. En
als wij op de juiste beteekenis der woorden
letten, kunnen wij wel eenig onderscheid
toelaten. Diefstal is ontnemen van iets, dat
reeds in het bezit is van anderensmokke
larij onthouding van iets, dat nog in onze
handen is, maar aan een of meer anderen
toebehoort. Maar men gevoelt, dat de slot
som van beide op hetzelfde nederkomt. Of
ik onllioud of ontneem, ik eigen mij, in
beide gevallen, onrechtvaardigiijk iets toe,
dut niet mij, maar anderen toebehoort en
maak mij dus schuldig aan oneerlijkheid; en
gelijk de ontneming soms veel erger en
strafbaarder kan wezen dan de onthouding,
zoo kan ook de onthouding, dooi' sluikerij
veroorzaakt, soms veel schandelijker en slech
ter zijn dan de ontneming door diefstal te
weeg gebracht.
Ik weet wel, dat men zeer veel daa"tegen -
inbrengt. Men zegt al aanstonds »t'
maar van het Land, en dat is toch een
grondeloóze put." Dit is niet altijd waar;
en indien het ook waarheid ware, staat het
ons niet te heoordeélen. liet gold, om de
openbare behoeften te bestrijden, most er
toch wezen en als wij het aan Land of stad
ontnemen, moet een ander dubbel betalen.
Stel eens, dat er alle jaren ('100000) hón
derd duizend gulden noodig waren, om die
oljtemeene behoeden te bestrijden en dat ik
verplicht ben daartoe twee honderd gulden
te betalen; maar nu weet ik het zoo te over
leggen, dat ik met f 50 vrij kom, dan moe
ten immers die overige f 150 (want het geld
moet er wezen) betaald worden door ande
re ingezetenen, en hoe grooter nu het ge
tal dengenen is, die te weinig betalen, hoe
meer de overigen moeten bijspringen, en wie
worden nu de laatste slachtoffers der shii-
kertj 7 Juist de eerlijksten onder onze mede
ingezetenen, die trouw en rond tot den laut-
sten penning betalen en die er een gewetens
zaak van maken om iets terug te houden.
Als iemand bij dezen of genen bij nacht
eens inbrak en honderd gulden wegnam,
zoude hij als een inbreker en dief worden
achtervolgd en strengelijk gestraft; maar als
men den volgenden dag, zoovee! wist binnen
te sluiken, dat men 's Lands kas er f 200
mede benadeelde, dan zou men een eerlijk
man zijn?... Neen! dat ware al lewonder
spreukig, dan toch zou in vollen nadruk het
spreekwoord gelden Kleine dieoen sluit men
op, groote laat men loopen. Zoo zegt dus
ons gezond verstand, dat smokkelarij een on
wettige en oneerlijke handel is, en gelijk er
huisdieven en andere dieven zijn, zoo kun
nen er immeis ook Landsdieven wezen?
Eu hoewel sommigen- de Sluikers liefst niet
aldus Willen genoemd hebben, omdat bet zoo
hard klinkt, dit moet althans door iedereen
worden toegestemd, dat die Sluikhandel
rechtstreeks strijdt met de plichten der VA
DERLANDS - en der MENSCIIENLIEFDE, en
dat men, door te sluiken, aan zijne stad- of
landgenooten, eik voor diens aandeel, juist zoo
veel onthoudt als men zelf te weinig betaalt.
En indien de voorschriften van het ge-
zo (d verstand li nog niet van het ongeoor
loofde mochten hebben overtuigddan be
roep ik mij op de ervaring en op het ge-
welen van sommige menschen.
Daar zijn er niet weinigen, die in vroegere
jaren den sluikhandel dreven, doch die in
rijperen leeftijd, bij meerder indenken, dn
zaak uit een ander oogpunt begonnen te
beschouwen, onrustig werden over hei door
Sluiken verkregen goed en eindelijk tot het
besluit kwamen om het terug te geven, langs
een niet te speuren weg gereed geld in 's
Lands kas te storten. Wederom anderen,
die op rijperen leeftijd ineen ziekelijk lichaam
de gevolgen van het vroegere smokkelaars
leven omdragen; daardoor zwaar op de borst
geworden zijn, enz.
Heb ik in het vorige trachten aan te too-
nen, dat het smokkelen ongeoorloofd, hoogst
schadelijk en verderfelijk is, ten slotte wil
ik du zaak uit een meer algemeen oogpunt
beschouwen, als nadeelig voor den burger
staat en de welvaart van Volk en Vader
land.
Tot dat einde beantwoord ik kostelijk de
vraagAan een Smokkelaar van beroep
een braaf burger van zijn Vaderland zijn f
Kan hij een braaf mensch zijn eu blijven?
Een lekke plank, zegt FRANKLIN kan een
-geheel schip doen zinken, en dilisesn Waai>
achlig woord; zou men het niet eene aller
treurigste zaak moeten noemen, als een onder
wijzer, een leerbar, zijnen leerlingen trachtte
in te prenten dat het met het smokkelen
er zoo nauw niet op aan komt; ieder zou
zoo'n onderwijzer een gevaarlijk persoon
noemen, men zou hem afzetten dus veroor-
deelen, en zelf gaat men voort met smok
kelen.
Eene verkeerde hebbelijkheid of neiging,
eene ondeugd, die, door bestendig toegeven
en inwilligen, eindelijk hartstocht bij een
mensch wordt ontneemt dien mensch
ten laatste niet zelden al het overige goede,
dat hij bezat. Hoe vaak zegt men niet van
e< n dronkaardHet is anders geen kwaad
rnenschmaar juist dit hoofdgebrek belet
hetn goed te zijn en te blijven." Een slui
ter ot smokkelaar, zoude ik dan ook be
zwaarlijk onder de brave menschen durven
rangschikken en op zijne zedelijkheid weinig
vertrouwen stellen. Hij is een schadelijke
en gevaarlijk burger van den Staat, daar zijn
brein steeds zwanger gaat vim listen en lagen,
kwade praktijken ten nadeele des Lands.
Men kan zich niet altijd tegen hem wape
nen; want daar hij doorgaans na rijp be
raad handelt doel hij liet buiten het oog', eu
zooveel hij kan, buiten het bereik zijner be
spieders. Zijn voorbeeld is verpestend voor
de zedenzijne ondergeschikten gewennen aan
sluiksche streken en oneerlijken handel. Bo
vendien boe licht geeft de sluikhandel aan
leiding tot feitelijk verzet, tot moord?