NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEÜWSCH-VLAANDEREN. N. 15. Vrijdag 19 Februari. Voorziening tegen Hondsdolheid. Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag. Prijs per drie maanden voor bet voormalig 4de district Zeeland f 1,15; voor de overige plaatsen des .Rijks, franco per post f 1,30. Afzonderlijke Nummers f 0,05. Prijs Advertentiën, van 1 5 regels f 0,75 elke regel daarboven f 0,1 Si/s-Groote letters naar het getal gewone regels die zij beslaan. Voor den Werkenden stand en Weldadigheid 6 Ct. per regel. Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, benevens Advertentiën en gewone Berichten of Mededeelingen van Corresponden te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles PRANCO. Repliek aan de N. R. Ct. van 4 en 5 December 1874. III. Betrekkelijk zeer weinig honden zijn vat baar voor dolheid, als zij niet door de beet van een bepaald dollen hond wordt aange bracht. Prol. Hertwig constateert in zijn meergenoemde brochure, dat bij inentingen van de smetstof van ontwijfelbaar dolle op gezonde honden, slechts circa i/s dezer kunst bewerkingen dolheid deed ontslaan. De N. R. Ct. noeint verouderd bot denk beeld, dat hitte, koude, dorsliijden enz. dol heid veroorzaken. Op zich zelf moge dit waar zijn, doch als de hond in groote hitte of koude, ot terwijl hij van dorst versmacht hevig wordt getergd of misbruikt, zal die bij komende omstandigheid voorzeker tot dol worden medewerken. Had men ook dit op de martelaars van Alfort beproefd, de uitkomst zou waarschijnlijk anders zijn geweest. De N. R. Ct. beweert stoutweg: honds dolheid komt hoogst zeldzaam voor bij werk honden, daarentegen bijna uitsluitend bij on nutte houden," Wij vragen wie zal beslissen of een ontwijfelbaar dolle hond een werk- ot een volgens de N. R. Ct. onnutte" hond is geweest? Een dolle hond wij hebben het reeds gezegd en de N'. R. Ct. is het met ons eens wordt bijna nooit aangetroffen waar hij gezond zijnde te huis behoorde, maar mijlen van daar en bijna altijd in have- loozen, vermagerden, verwilderden toestand. Nu zou men kunnen onderstellen, dat de grootte en het ras van een dollen hond te kennen geven of hij trek- of huishond is ge weest. Niets daarvan. Ons land bezit geen trekhondenras en te 's Gravenhage bv. spant men onder melkwagens en andere voertuigen -hondjes zoo klein, dat zij zelfs als huis hond op dat epitheton recht hebben. Maar nog uit andere oorzaak ontstaat het dwaal begrip: trekhonden worden niet dol, vertroe telde huishondjes worden het uitsluitend. Deze oorzaak is: wordt een huishondje van rijke lieden (dat bedoelt men met s vertroe teld") ziek, dan haalt men een veearts; con stateert deze dolheidssymptomen, dan wordt het dier atgemaakl en komt op het dooden- register van den veearts voor als >aan dol heid gestorven." Is een trekhond ziek, dan wordt hij eenvoudig aangespannen, totdat hij onder den wagen bezwijkt, ot is zijn baas zeer humaan, dan wordt hij te huis, doch overigens geheel aan zijn lot overgelaten een veearts te halen, daaraan denkt men niet, dat is te kostbaar. Lijdt de hond nu wer kelijk aan dolheid, dan ontvlucht hij zijn huis, voor dat de ziekte haar woedende of stille periode intreedt en dan heet hethon den en katten gaan meestal buiten sterven. En als dagen daarna in een ver van daar gelegen gemeente een dolle hond, een vreemd, haveloos dier loopt, denkt niemand aan den zieken en verdwenen trekhond van A. te B. Werkhonden worden wel degelijk dol, maar 't wordt niet geconstateerd. Nu behoeft men voorwaar geen veearts te zijn om te zien, dat muilband of muilkorf eiken hond zeer hinderlijk is. Geen wonder. De mensch ademt door mond en neusgaten; het paard uitsluitend door de neusgaten; de hond, wiens neusgaten zeer nauw zijn, ademt hoofdzakelijk door den bek. Daarom zal hij nooit met gesloten bek hard loopen of eenige krachtsinspanning verrichten, tenzij de bek hem gewelddadig toegesnoerd is. Ook is een muilband voor de gezondheid van den hond zeer nadeelig, wijl dit dier bijna niet door de huid transpireert; hij loost zijn zweet door den bek; kan hij deze niet wijd openen,dan moet hij zijn zweet inslikken, 't welk alsdan in zijn maag terecht komt, in zijn sappen vermengd raakt en aanleiding tot ziekte geelt. Muilbanden hebben nog meer nadeelen. Veel honden komen van tijd tot lijd niet geregeld thuis. Gaan zij nu «voorzien van een goed sluitenden muilkorf' een bout de cour maken, dan loopen ze een halven of geheelen dag, soms langer met dat martel tuig; dat hun gezondheid daaronder lijdt, laat zich begrijpen; dat het dolheid bevor dert laat zich onderstellen. Erger nog voor verdwaalde honden. Niet zelden toch ge beurt het, dat een hond ver van huis zijn meester kwijt raakt, maardank zijn plaats geheugen dagen, soins weken daarna toch weder tehuis komt. Is nu zulk een dier ge muilband, dan is hij onherroepelijk veroor deeld om van gebrek om te komen of dol te worden. Berlijn bewijst, dat de maatregel, door de N. R. Ct. aan de hand gedaan, tel quel in groote steden te handhaven is. Maar hoe in dorpen en op het platteland? Daar grenzen tuinen aan tuinen, buitentjes aan hoeven, zon der dat er sprake is van «openbaren weg." W il nu de N. R. Ct. elkeen dwingen om op zijn eigen erf zijn hond niet dan gemuilband te laten loopen? Een meer vexatoire en moeilijker te handhaven bepaling is in de hondenquaestie niet te bedenken. En is de bedoeling der N'. R. Ct. dat men op eigen grond zijn hond vrij kan laten rondloopen. wat beteekent dan het voorschrift om ze ten algemeenen nutte in steden te muilbanden Immers aan steden grenzen buitengemeen ten en aan deze het platteland, en dolle hon den de Minister Heemskerk herinnert hel ons storen zich aan geen gemeente grenzen. Vraagt men welke middelen wij het ge- gesehiktst achten om hondsdolheid tegen te gaan, ons antwoord is: «Afdoende middelen" bestaan zoover wij weten niet. Wat als zoo danig wordt aanbevolen, riekt naar humbug. Doch het is wenschelijk, dat hooge belasting het aantal honden beperke en dat onbeheerde honden worden afgemaakt. Een ander preventief middel is, dat van gemeentewege veeartsen ter kostelooze be schikking van onvermogende eigenaars van honden worden gesteld, alsmede het inlich ten van bussen voor praktijk over honden van minvermogenden, op dcnzelfden voet als een en ander thans geschiedt om ge neeskundige hulp voormenschen onder ieders bereik te brengen. Bovenal is wenschelijk, ja ineer dan dit dat het publiek juistere begrippen om trent hondsdolheid erlange. Algemeen moet men weten, dat die ziekte niet synoniem is met watervrees, dal hondsdolheid bijnaaltijd aanvangt met gewone ziekteverschijnselen; dat een dolle hond wegloopt vóór dut de periode van woede aanvangt; dat zieke honden daar om streng afgesloten moeten blijven, ook al zijn zij bepaald goedaardig, en dat het voorzich tig is ze af te maken, wanneer zich enkele der vele en uiteenloopende verschijnselen van dolheid voordoen. Dit een en ander, bene vens de meest voorkomende kenteekenen van aanstaande dolheid, op de quilantien van hon den-belasting te drukken, is zeer aan te be velen, opdat elk die een hond heeft er ken nis van neme, en men omzichtiger worde met zieke en reeds daardoor verdachte hon den. Om het gewicht hiervan te doen be seffen, halen wij ten slotte de woorden aan van Boulv: La crainte du chien malade n'est pas seulement le commencement de la sa- gesse, c'est la sagesse même. 11 faut partir de la.

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1875 | | pagina 1