Dinsdag 12 Januari. No 4. Dit Weekblad verschijnt iedereu Dinsdag en Vrijdag. Prijs per drie maanden voorliet voormalig 4de district Zeeland 1,15; voor de overige plaatsen des itijksfranco per post f 1,30, Afzonderlijke Nummers f 0,05. Prijs Advertentiën, van 1 5 regels f 0,75 elke regel daarboven f 0,121/2.Grootc letters naar liet getal gewone regels die zij beslaan. A oor den Werkenden stand en Weldadigheid G Ct. per regel. Ingezonden Stukken en Brieven, de Itednctie betredende, benevens Advertentiën en gewone Berichten ol' -Mededeeliilgen van Oorrespoaden n, te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles FRANCO. Lezers, ik wil U eens twee dingen vertel len, die gij al lang' weet, maar die ik noo- dig heb om daaruit bet besluit te kunnen trekken, dat er erg domme menschen in de wereld zijn. 'tEerste, dat ik U wil meededen luidt: een paard is een groot dier, een sterk dier en tocli eigenlijk maar zwak, voorbeschikt voor allerlei ziekten. liet tweede, dat ik u vertellen wil is, dat liet tusschen Kerstmis en Nieuwjaar aardig gevrozen heelt en dat het op sommige dier dagen vinnig koud is geweest. Een wonderlijk begin voor een hoofdarti kel zult Gij misschien denken; misschien werpt Gij ook wrevelig dit blad weg, omdat het met een paar opmerkingen begint, die men onder de rubriek »oud nieuws" kan rangschikken, maar eilieve wees eens een oogenblik even beleefd als in 't dage- lijksch leven. Indien Gij bezoek krijgt, of een ander bezoekt, hoe begint dat gesprek? Dag neet', dag nichte lloe is 't metjul- der »Goed; zet je neef. Iloe is 'tthuis?" Allemaal gezond en wel. Ge moet wel de complementen hebben. jZoo, da doe me plezier. Ge hêt een goejen dag uilgezocht om 'n keer te kom men." Jao '(is schoon weêr. 'tIleit al in een dag of achle niet geregend. We zouwen wel liaost weer een beetje kunnen ver- draogen. enz. enz. Minstens een kwartier, zoo geen half uur, wordt aan elkander verteld, hoe 't weêr is, was en waarschijnlijk zal worden. En dat geschiedt met het effenstc gezicht van de wereld, volstrekt niet met het doel om elkan der voor 't lapje te houden, 't Schijnt, dat ieder overtuigd is, dat een ander onmogelijk heeft kunnen zien, wat er huiten gebeurt, indien er geene wederkeerige voorlichting- plaats heeft. Maar ter zake. Op een van die vinnig koude dagen tus schen kerstmis en nieuwjaar zag ik een men- Wagen, bespannen met twee flinke paarden, beladen met een groot aantal zakken gerst stil staan voor eene brouwerij te Sluis. De wagen werd daar gelost cn toen ik hem zag, was er al ongeveer een derde deel uit; ik kon dus niet meer tellen hoeveel zakken graan die dieren getrokken hadden; maar dat ze bij dut trekken hunne krachten hadden moeten inspannen, bewees het zweet op hun geheele lichaam en de damp, die van hen opsteeg. Die zweetende paarden stonden daar in eene tochtige straat voor een wagen met gerst die gelost werd en men had zelfs de moeite niet genomen orn hun een dekkleed over het lichaam te leggen. Een oogenblik bekroop mij do lust, om aan liet opperhoold dier paarden ik kon natuurlijk aan zijn neus niet zien, of hij baas of knecht was te vragen of hij wel wist dat een paard een levend wezen was met rood warm bloed, bizonder geschikt om eene koude te vatten, indien men het zoo bezweet, in eene tochtige straat zette; maar wat zou 't mij gebaat hebben 1 De man, die dom genoeg is, om zijne paarden zoo te misbrui- ked, ware misschien brutaal genoeg' geweest om te zeggen »'l Raakt je niet" en van straat sermoenen a la Esser heb ik een alkser. «Maar 't gaat je ook eigenlijk niet aan denkt wellicht menig lezer, die zich misschien ook wel eens schuldig gemaakt heeft aan zoodanige paarden mishandeling, cn voor 't overige niet veel vorder denkt dan zijn neus lang is. Ik wil u eens even mijn recht aanloonen om over die mishandelde paarden mede te praten, zoowel als over de ongezonde, dwaze, bespottelijke gewoonte van onze dametjes om op laarsjes met stelten te kuieren, waarover zekere dame heel boos op me geweest is. Een mensch heeft vele rechten, en de meeste dier menschenrcchten zijn den burger van Nederland door de wet verzekerd. Maar de mensch heeft ook vele plichten, dat wordt wel eens vergeten; plichten je gens God, jegens ouders, jegens zijne naasten, jegens zijn vaderland; plichten die voortsprui ten uit zijn leeftijd, uit zijne omstandigheden, uit zijne betrekking, uit zijn beroep. Nu is het een eerste plicht van alle men schen om zooveel in hun vermogen is de algemeene beschaving te bevorderen, opdat de wezens, die zich mensch noemen, meer en meer leereii mensch te zijn. De bescha ving w ordt bevorderd door de opruiming van domheid, van vooroordeel, van bijgeloof, en ieder mensch is verplicht daartoe het zijne naar de mate zijner gave in enger of ruimer kring bij te dragen. Slechte behandeling van dieren is een ge- vols van domheid, of van wreedheid. !n 't eerste geval moeten wij meer licht brengen, in 't tweede moesten we met gestrengheid kunnen te werk gaan puur uit zucht tot zelfbehoud want hij, die wreed is tegen over dieren, is ook geneigd wreed te zijn tegenover menschen. Lit dit oogpunt handel ik dus tengevolge van een zeer gewettigd eigenbelang. Maar ik heb nog een reden. Mijne be trekking, mijne neigingen voeren er mij too om veel te onderzoeken en gaarne te onder wijzen; en aangezien nu vele ouders zoo dom zijn, de kinderen bij mijne medeonder wijzers en mij van school te nemen, eer zij iets degelijks geleerd hebben, acht ik mij be voegd in 't publiek die lessen uit te spreken waartoe wij in school den tijd niet gehad hebben. Dat 's toch erg dom Lezers, zijne kinderen te vroeg uit school thuis te houden onver een beelje hulp van le hebben!! En dat doen de rijken zoowel als de armen Maar nu weer op onze paarden terugge komen Als een paard sterlt, dan is zulks een groot verlies en de eigenaar, wien dat ongeluk treft is te beklagen; maar zouden veel eigenaars van paarden niet zeiven de oorzaak zijn van den dood, door eene verkeerde behandeling of eene rechtstreekscbe mishandeling Dezulken vind ik volstrekt niet te bekla gen. »Ja, maar men is er niet altijd bij Een heel aardig uitvluchtje, dat eigenlijk niet de minste waarde heeftwant men moet er altijd bij zijn; en is dit met liet lichaam al niet mogelijk, dan moet men door woor den, door voorbeeld zooveel invloed op het dienstpersoneel weten uit te oefenen, dat men hen ook bij afwezigheid vertrouwen kan. Maar ons dienstpersoneel. 'k Weet al, wat Gij zeggen wilt! Zwijgt daarover maar liever, want gij zijt zeiven de oorzaak, dat uw dienstpersoneel ruw is cn brutaal, en dom en onhandelbaar. Want om een beetje voordeel, hebt gij uwe arbei ders gedwongen kunne kinderen te doen hel pen in een tijd, dat zij nog school moes ten gaan. Uw plicht was uwe arbeiders vol doende te beloonen, hun voor le houden, dat zij hunne kinderen naar school moesten zen den. Hoe hebt gij dien plicht vervuld? Gij hebt wind gezaaid, thans oogst gij den storm. Waarom vindt men onder mèer beschaaf den die ruwheid niet, die wreedheid, die los- La.iuighe.d, die meer en meer onder onzen vierden stand bcirint te heerschen.

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1875 | | pagina 1