Buitenland. bestaandeTocale omstandigheden, als lucht, voedselbodemdat de wilde teelt als ver stikt is geworden, En hoe staat het met de wilde teelt van ons erlgevogelte? Huiverig, ik beken het, raak ik. deze snaar aan, wel wetende, dat de heer de Beucker er met zijne veroordeeling dei- witte hoenders niet te best is afgekomen, ik toch weet wel plaatsen, alwaar de suiker in de koffie zoude ontbroken hebben dan ik kan en mag de boerinnen gerust stellen. Geloof mij, was het zoo gemeend geweest, dat do heer de Beucker te velde was getrok ken, tegen uwe witte hoenders als zijnde geene goede en veel eierleggende huisvogels, ik had uwe partij getrokken, dan hij heeft ze even als de witte kalkoenen tegenover de zwarte als niet sterk van nature afgemaald. Hat de sterkste wezens niet altijd jde meeste vruchten voortbrengen, heeft de heer de Beucker immers zelf gezegd: de weelderigste boomen geven immers de minste vruchten! en komt, wij zullen eens even onzen tuin nagaan; kijk wat ziet die perzik, die vroege morel. enz. er slecht en takkeloos uit. Wel wat zotule de reden zijn Ze dragen zich immers dood' Dus schorten wij ons oordeel wat op. tot we wat verder de teelt onzer huisdieren ge wikt en gewogen hebben om na afhande ling derzelve eens Uw oordeel te vernemen, dat zoo ik hoop daarheen mag uitloopen, dat gij mij in mijn schrijven volgt, het goede er uit zult putten, en het falende ter zijde zult laten, opdat (hoe streng waarheidlie vend ik dan ook mogé beoordeeld worden) een gering zaadje de vrucht van dit mijn schijven mag zijn. Oostburg. 27 December 1874 (Wordt vervolgd.) M. Luteijn Mazure. BELGIS. - In een Fransch plaatsje werd onlangs de voor ganger in de hervormde gemeente ziek. Hij ver- Bocht' een vriend, die thans spoorwegconducteur, doch vroeger voorzanger was zijn post waar te nemen, waaraan de man gaarne voldeed. Onder de preek sliep hij echter in, doch toen na het „amen" het gewone gekuch en stoelengeschuif zich liet hooren, ontwaakte hij plotseling en mce- nende op zijn station te zijn, liep hij uit alle macht: „Chalon, Dyon, Parijs, instappenOndanks de heiligheid van de plaats brak de gansclie gemeente, met den predikant er in begrepen, in een schater- lad^iit, tot groot nadeel van de stichting, bij de h^^Brs verwekt. ENGELAND. Een der grootste spoorwegongelukken die in Engeland ooii hebben plaats gehad, heeft donder- derdag aan 35 menschen het leven gekost terwijl meer dan 70 personen zwaar gewond werden. De sneltrein, die 's morgéns ten 11 ure 40 minuten van Oxford naar het noorden vertrekt was zwaar geladen. Twee locomotieven trokken de zestien rijtuigen, die vol waren met personen, welke bij hunne famillen in het noprden de Kerstdagen gin gen doorbrengen. Nabij Sipthon juist voordat de tröjïi 'de brug' over het kanahl zou overrijden, brak de as van een der rijtuigen, of sprong de band v..n een der wielen, waardoor het rijtuig van de rails geworpen werd. De spoorwegdijk is ongeveer 20 voet hoog, en de eerste wagen werd in de diepte geslingerd. De koppelketingen braken, zoodat de twee locomotie ven op de roil? bleven, dcch de andere waggons, die plotseling gestuit werden, terwijl zij met eene snelheid van 35 mijlen per uur over de rails vlo gen, stortten een voor een over den spoorwegdijk in de laagte. Zij, die in de laatste rijtuigen zaten, voelden eerst de waggons schokken, stooten, heen en weder slingeren en toen met een vervaarlijk gekraak over den dijk gaan. Drie of vier wag gons stortten aan de zijde van liet water omlaag- en men vreest, dat een paar rijtuigen vol passa giers in de diepte verzonken zijn. Hoeden en andere voorwerpen dreven op het water, boven de verbrijzelde waggons. Een rijtuig ging dwars door de leuning van de brug in het water. De twee allerlaatste rijtuigen bleven op de rails, hetgeen opmerkenswaardig is, wanneer men aan den grooten spoed denkt, waarmede de trein voor waarts snelde. De reizigers, die zich daarin be vonden, klommen in de grootste ontzetting er uit, doch een hunner had de tegenwoordigheid van geest een groote roode spoorwegdeken die hij, hij zich had, op te nemen en er mee over de brug naar de zijde van Woodstock te loopen, om een trein te waarschuwen, dien hij wist dat binnen enkele minuten van die zijde moest voorbijkomen. Het sein werd juist bij tijds bespeurd, zoodat een tweede ramp voorkomen werd. Zoodra de spoor wegbeambten der verschillende stations de tijding van het onheil vernomen hadden, werden drie extratreinen naar Sipthon gezonden met geneeskun dige hulp en alles wat men noodig oordeelde. De kretm der ontzettend verminkte reizigers, waaronder eenige met spiuters doorboord aan den grond waren genageld, waren hartverscheurend, en velen waren zoo verschikkelijk gewond, dat de ongedeerde reizigers groote zelfbeheersching noo dig hadden, om in staat te zijn te helpen. Sterke armen, dienstvaardige handen en mannelijke harten begonnen echter zondereen, oogenblik tijdverlies hulp te bieden en te redden al wat te redden was. Van de gebroken rijtuigen werden groote vuren gemaak*, in wier nabijheid de gewonden gelegd werden tot een extratrein hen afhaalde en naar Oxford bracht. De .35 dooden werden naar de Hampton papiermolens in de onmiddellijke nabij heid gebracht. De arbeid in de fabriek word onmiddelijk ge staakt en, door de twee meesterknechts aange voerd, wisten de werkfiéden op verstandige wijze hulp te verleencn. Anderhalf uur na het onge luk kwam eerst een geneeskundige uit Oxford, weldra door vele anderen gevolgd. Zeven gewon den stierven eer de geneesheeren waren aangeko men. In de Engelschè dagbladen staat de lange lijst der dooden, met de beschrijving van hun uiterlijk, opdat de familiebetrekkingen hen zouden kunnen herkennen. Mannen, vrouwen, jongelingen, meisjes en kin deren zijn er onder. Enkelen zijn ontzettend ver minkt; doch de meesten zien er uit alsof zij sliepen. De zwaar gewonden, die het ongeluk overleefd hebben, zijn meer te beklagen. Tusschen de 100 en 200 personen zijn meer of min gewond. Van zeer velen moeten armen of beenen worden afge zet, terwijl een honderdtal in hopeloozen toestand zijn. Volgens een bericht in den Times, zou het ongeluk het gevolg zijn, van de misdadige licht zinnigheid van spoorweg-beambten van Oxford. John Mullee, een werkman, die in een. rijtuig 'der derde klas reed, waarvan de as of het wiel gebroken is, en die zwaar gewond uit den ver brijzelden waggon geied werd, verklaart, dat de waggon, welke liet ongeluk veroorzaakte, te Oxford buiten spoor gebracht was, ten einde hersteld te worden, doch omdat er gebrek aan waggons derde klas was, donderdag weer in gebruik gesteld en voor aan den trein was geplaatst. Den-zelfden dag had te .Wigan- op den London and North Western-spoorweg eene botsing plaats tusschen een stecnkolentrein en een sneltrein, waar bij een persoon omkwam en twintig ernstig wer den gewond. Door eene ontploffing in een steenkolenmijn zijn dien dag 17 werklieden gedoud, Een treurige Kerstmis dus voor duizenden l Binnenland. Te Goes werd op 3 Dcc. 11. uit de cellulaire gevangenis ontslagen zekere J, A.na een gevan genisstraf van drie maanden, wegens diefstal. Dien zelfden dag begaf hij zich naar Vlissingen, bleef daar eenige dagen in een logement-, hetwelk hij heimelijk verliet, zonder betaling van zijn verteering, en met zich nemende een cylinder-hor- logie, toebehoorende aan een der andere gasten aldaar. Van Vlissingen kwam hij te Goes terug, verkocht daar het gestolen horologie en nam zijn intrek in het logement der weduwe V. Dit ver latende, betaalde hij wel zijn verteering docli nam te gelijk den nagenoeg nieuwen jas van den zoon des huizes met zich. Na een veertiendaags ver lof is hij nu weer in de gevangenis terugkeerd. Bij Kon. Besluit zijn, met ingang van 1 Januari 1375, ter vervanging van de op 31 De cember e. k. aftredende en herkiesbare leden van de geneeskundige raden, tot leden dier raden benoemd: Voor Zeeland: dr. M. J. Bouviii, te Middelburg; Th. P. Martin, te Hulst; dr. J. Hazenberg te Vlissingen; dr. II. Goemans Jz., te Zierkzee; J. Adam, te Goes; S. G. Nauta Van der Grijp, te Zierikzee: mr. A. P. Snouck Hurgronje, te Middel burg; en tot plaatsvervangende dr. A. P. Fokker, te Goes dr. De Bruyne, te Zierikzee; dr. TJ. Key- zer, te Middelburg; Th. Persant Snoep, te Kapelle dr. F. Seelheim, te Middelburg; P. M. De Ligny, te Middelburg; W. P. V. Hennequin, te Sluis; mr. J. Snijder, te Veere. De Nederlandsche Maatschappij van Nijverheid heeft eenecommissie benoemd om te onderzoeken wat zou kunnen geschieden ter bevordering van de kunstmatige oesterteelt. Men schrijft ons uit Hansweert Woensdag 23 dezer, des avonds 51/2 uur kwam de dienstbode van den landman Nieuicenhuizen ge naamd Cornelia Crombeen uit het het dorp Hans- weert. Over de kleine sluisdeuren gegaan zijnde, moest zij, ora haren weg naar huis voort te zetten, nog de groots sluisdeuren passeeren. Dicht daar bij zijnde, zag zij den sluisknecht J. de Mulen hem aansprekende was zij zoo nabij de schutsluis, dat zij eensklaps daar in viel. Gelukkig, dat zich in de nabijheid bevond de sluisknecht Jan Spruit die de drenkelinge in het water zag worstelen Spruit neemt een kloek besluit, springt in de schut sluis en pakt de drenkelinge vast Beiden geraak ten toen eerst onder water en weder boven komen de had Spruit zijn last met den mond. en eene hand vast. Dit herhaalde zich nog tweemalen en ieder omstander meende, dat beiden zouden verdrin ken. De dienstbode, vernemende dat er geen redding mogelijk was, riep luidkeels: „Jan, red u zeiven! gij hebt vrouw en kinderen, laat mij maar verdrinken". „Neen", zeide Spruit, „redding is. nog mogelijk". Hij naderde met de di enkeling» den steenen trap, en had het genoegen haar met behulp van de omstanders daarop te brengen en dus van een anders wissen dood te redden. Dit is nu de vijfde maal, dat Spruit hier iemand redt. Schrijver hoopt, dat deze edele daad niet door zekere maatschappijen uit het oog verloren zal wor den, wijl de redding met eigen levensgevaar ge paard ging. (G. Ct.) In de vorige week ontving een werkvrouw te Breda een oude jas ten geschenke van een der dienstboden van den onlangs aldaar overledeu heer pastoor J. S., otn daaruit eenig kleedingstuk voor een harer kinderen te maken. Te huis komende liet de vrouw de jas aan haren man zien, en niet weinig stonden beide lieden versteld, toen uit een der zakken van de jas een goed voorziene goud beurs met gouden ringen en dito kwastjes te voorschijn kwam, Toe.n de vrouw de vrij belang-

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1875 | | pagina 2