HOOR El WEDERHOOR.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAANOEREi.
A0. 1874
slihschbmhm»
Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag. Prijs Advertentiënvan 1 o regels 0,73 elke regel
Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district y i n, J j npPprnK I daarboven 0,12 tys.— Groote letters naar het getal gewone
Zeeland f 1,15; voor de overige plaatsen des Rijks, franco U D I-JtA/ClIlil. regejs aie zjj i)es|.um-
per post f 1,30. Afzonderlijke Nummers f 0,05. Voor den Werkenden stand eu Weldadigheid 6 Cf. per regel.
Ingezonden Stukken en Brieven, de^edactie betreffende, benevens Advertentiën en gewone Berichten of Mededeelihgeh van Correspondenten,
té bezorgen bij den Uitgever dezer, alles FRANCO.
Ten gevolge van eenige opmerkingen, die
ik naar aanleiding van de voordracht van
den heer De Beucker te Aardenburg, gemeend
heb publiek te moeten maken, heeft zich tus-
sehen den heer Muzure en mij eenc polemiek
ontwikkeld, die van grooter afmetingen ge
worden is, dan ik bij het stellen mijner op
merkingen had kunnen vermoeden.
De stellingen in mijn eerste stuk heb ik
moeten bewijzen, de beweringen door tal van
voorbeelden moeten staven en daar het beiden,
den heer Mazure en mij, alleen te doen was
om een beetje nader bij de waarheid te ko
men heb ik gedachtig aan liet gezegdedoe
wel en zie niet om" op tol van gebreken
moeten wijzen hij een stand, dien ik liefheb
en wier leden ik hoogacht, zooals ik ieder
een in elke betrekking hoogacht, indien hij
met mij op den voorgrond plaatst, dat het
eerste vereischte van den mensch is MENSCH
TE ZIJN.
Er heeft zich in den laatsten tijd eene rich
ting op wetenschappelijk gebied geopenbaard,
welke als uitgangspunt aanneemt, dat het
menschengeslacht hoogst waarschijnlijk af
stamt van een of ander nog bestaand of uit
gestorven apengeslacht.
'tls alleraardigst, om zoo nu en dan eens
te hooren, hoe de trots van vele menschen
gekwetst is geworden door die veronderstel
ling. Een geschreeuw ging er op onder de
weinig onderzoekenden en onder do clerica-
Ien, die niet ten onrechte bevreesd zijn, dat
de wetenschap veel nadeel aan hunne klan
dizie zal veroorzaken, als ol de theorie een
tweede zondvloed over de wereld noodzake
lijk maakte en toen ze niets meer wisten
te zeggen bewezen hebben ze nooit iets
en eindelijk moest hun keel toch droog wor
den van schreeuwen toen reutelden ze nog
godslasteraar
Ik ken die aardigheden, mijne Lezers, bij
ondervindingmaar niets laat mij kalmer dan
een hoopje schreeuwers. Al die poeha is het
best te vergelijken bij een storm in een glas
water. Hij deert niemand.
Een soortgelijk geschreeuw is er onder
sommige landbouwers uit mijne omgeving en
verderop opgegaan, omdat ik geschreven
het), wat waar is; omdat ik er herhaaldelijk
bij heb stil gestaan, dat zij niet ontwikkeld
genoeg zijnom het belang van eene goede
ontwikkeling voor hunne kinderen te begrij
pen; omdat ik er tegen velen eene grieve
van gemaakt heb, dit de kennis.van hun
vak niet op wetenschap, maar op routine
steunt.
Dat geschreeuw nu heeft op mij den indruk
gemaakt van een storm in een glas water
en indien ik dat alles niet reeds gezegd had,
dan zou ik het nog zoggen en hier herhalen
zelis ai moest daaruit een orkaan geboren
worden in een eminervol
Maar
Alle dingen hebben twee kanten en de
wetenschappelijke, de onpartijdige, de eerlijke
beschouwer moei niet alleen aan de zonzijde
blijven staan om slechts licht te zien, hij moet
niet alleen aan den schaduwkant vertoeven,
om "over het donkere te pruttelen; hij moet
alzijdig zijn; hij moet de zaak, zooals ik eens
een heel geleerd man hoorde zeggen van
essentende interieur bekijken en dan alle
pogingen aanwenden 0111 de oorzaak op te
sporen, waarom dat licht, waarom dat duis
ter daar aanwezig is; hij moet trachten eer
hij voortdurend over de duisternis pruttelt,
licht aan te brengen.
Ik heb 111 mijn vorig schrijven veel duisternis
besproken en ben van plan in dit stuk nog
verscheidene donkere punten te behandelen.
Waarom
Omdat mijne overtuiging mede brengt, dat
men een zieken niet moet vertellen, dat hij
redelijk wei is, want dan spreekt hij er van
om het nog eens uit te zien eer hij naareen
geneesheer gaat; en waarachtig op het punt
dat wij besproken hebben, is er al lang uit
gezien en veel te lang ook. De lijd is geko
men, dut de hand aan den ploeg geslagen
moet worden. Is men mot mij overtuigd, dat
er te veel zwarte punten zijn, men zal be
hoede beginnen te voelen aan licht.
Maar
Niet de schuld van den landbouwer bij hem
alleen gezocht.
Ofschoon ik geen enkel woord terugtrek
van 't geen door mij beweerd werd, moet ik
toch tot vergoelijking van veel gebreken hier
in 't midden brengen, dat naast den landbou
wer nog een eigenaar staat en dat zich bij
éèn eigenaar soms twintig onderkruipers aan
melden, om op elke mogelijke wijze, edel of
laakbaar, meester te worden van eene hof
stede.
Dat de landbouwers geen prijs stellen op
de betere ontwikkeling hunner kinderen, dot's
hun; schuld maar dat de landbouwers geene
meerdere waarde hechten aan de verbetering v n
hunnen grond, dat is de schuld van de
eigenaars eu van de onderkruipers.
Ten eerste is de pacht VEEL te kort.
Wanneer een landbouwer slechts voor ne
gen jaren pacht krijgt, dan kan hij onmoge
lijk iets doen ter verbetering van den grond;
want is 11a die negen jaar de grónd vrucht
baarder, dan komt de een of ander, die tot
nog toe te vergeefs naar eene occasie heeft
uitgezien als was hij ook tevreden die te
j krijgen ten koste van een huwelijk met een
pokdalige weeuw met zes kinders, en biedt
idem zooveel meer voor 't geniet.
Is de grond te veel uitgemergeld dan wordt
de pachter aan den dijk gezet, dat voordeeltje
komt eerst als men van plan is nit te schei
den.
Om boer te blijven is 't zaak, dat de stêe
zoo wat in de reden blijft, niet beter ol niet
slechter.
Derhalve geen vooruitgang
Gaven de eigenaars pacht voor 27 jaar,
ik ben overtuigd, dat vele landbouwers zicli
zouden beijveren verbeteringen in te voeren,
want zij zeiven zouden er voordeel van heb
ben
Een tweede bron van weinig vooruitgang
zijn de onredelijke servituten, die op vele
verpachtingen rusten. Zooveel boter tegen
dien prijs, zooveel eieren tegen eene anderen
prijs; zooveel maal met den eigenaar uit
rijden gaan, zooveel slroo, zooveel dit en
zooveel dat, en dan, 't geen daar nog bij moet
komen om de vrienschap levend te honden,
en dan.
Er zijn eigenaars, die als in de vacantia
hunne jongens thuis komen, hen den boer
opzenden; eigenaars die hunne pachters dwin
gen om landen voor hen te beschouwen en
van de oogsten, die daarop verzameld wor
den te koopen: en dan.
Dan komt daarbij nog die hoedDIE
MEüWE IIOED
Schijnbaar mogen dan de pachten laag zijn,
maar zooveel pacht, zooveel polderlasten; zoo
veel in natura (dat is ver beneden den markt
prijs) te leveren; zooveel verlies aan heeren-
diensten.
Landbouwers, zoudt Gij niet haast met mij
gaan denken, dat eene publieke verpachting
nog te verkiezen is boven de lags pachten,
die men betalen moet.