NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-YLAANDEREN. iV, 96. Vijftiende J a a rga ng. A*. 1874 AANBESTEDING. Een merkwaardige Lezing. SLIIStHaMEBllD Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag. Prijs Advertenticn, van 1 5 regels f 0,75 elke regel Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district TAin^rl 'i o* 8 OappiiiK daarboven/0,121/2.Groote letters naar het getal gewone Zeeland f 1,15; voorde overige plaatsen des Rijks, franco O regels die zij beslaan. per post 1,30. Afzonderlijke Nummers f 0,05. Voor den Werkenden stand en Weldadigheid 6 Ct. per regel. Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, benevens Advertenticn en gewone Berichten of Mededeeliugen va,n Correspondenten, te bezorgen bij den Uitgever dezer j alles FRANCO. DE GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND, imaken bekend, dat op Maandag den 21 sten December aanstaande, des voormiddags ten 10 ure, dooi' één hunner ledendaartoe door hen gecommitteerd, in bijzijn van den Hoofd ingenieur in het 11de district van den Water staat, in een der localen van het gewestelijk bestuur te Middelburg, onder nadere goed keuring, zal worden aanbesteed: 1». Het herstellen of vernieuwen van eenige provinciale waterstaatswerken en we gen in Zeeland, met hun onderhoud gedurende den tijd van driejaren, in te gaan 1° Januarij 1875, in 17 per- cèclen, 2°. Het herstellen of vernieuwen van eenige werken aan het haventje te Gorishoek, met hun onderhoud, gedurende 1875. Deze aanbesteding zal geschieden zoo als in de bestekken en de voorwaarden is bepaald. Die bestekken en voorwaarden liggen ter lezing ter provinciale grilfie van Zeeland, op het bureau van den lloofd-Ingenieur van den Waterstaat te Middelburg, bij de Ingenieurs te Goes, Middelburg, Hemen, Sluis en Zierikzee, en verder op alle plaatsen alwaar gewoonlijk de bestekken van waterstaatswerken in gemelde provincie ter lezing gelegd worden. Op den Maandag en Donderdag voor de beste ding zal de noodige aanwijzing worden gedaan; terwijlaanhetbureauvanden Hoold-Ingenieur te Middelburg, voorde werken in het algemeen, en bij de Ingenieurs voor de werken in ieders ressort, nadere inlichtingen te bekomen zijn. Middelburg, den 27sten November 1874. De Gedeputeerde Staten voornoemd, R. W. VAN LIJNDEN, Voorzitter. DL'TEUX, Griffier. Na ons in den loop van dit jaar reeds een paar malen vergast te hebben op eene voordracht van den landbouwleeraar De Bcuc- ker te Antwerpen, hoorden we niet dan met veel belangstelling, dat het ijverige be stuur der afdeeling Oostburg van de Zeeuw- sohe maatschappij van Landbouw, den wan- delleeraar, den heer F. R. Gorten van Maas tricht had uitgenoodigd te Oostburg een land- bouwvoorlezing te komen houden. Genoemde heer, aan die uitnoodiging voldoende, trad Maandag 30 November als spreker op. Uw talrijke opkomst zegt hij tot inlei ding onder alles behalve gunstige omstan digheden voor eene avondlezing getuigt, van groote belangstelling in liet hooren van eene voordracht over den welenschappelijken land bouw. Maar, vervolgt bij, laten we bier, waar voor het eerst zulk een lezing wordt gehouden, toch goed uiteenzetten, welk be grip we in den landbouw te hechten hebben aan dat woord wetenschappelijk, aan dat woord theorie." Ilij stelt dat in 't licht. Hij zelf praclisch landbouwer geweest - is geen man van theorie, hij wil het begrip van den landbouw als wetenschap niet op den voorgrond gezet hebben, neen, hij acht de practijk boog, zeer'boog, maar hij wil den beredeneerden landbouw beoeiend hebben, hij wil dat de theorie de hand reike aan de praktijk, verklare het hoe, het waarom en dat zij alzoo de practijk tot voorlichtster die- ne. Ilij heldert dit door een voorbeeld op. De kleiboer mest niet elk jaar, de zandboer wel, de kleiboer geeft voor 4, 5 jaar aaneen mest aan den grond, de zandboer, wil hij oogsten, dient elk jaar mest bij te brengen. Dat weet de laatste nu wel, dat hij zulks doen moet en dat doet hij wel ook, want dat heeft de practijk hem geleerd, maar waarom handelt hij zoo? Dat weet hij niet: 't is ie theorie die het leert. De kleigronden zijn conservatief, die heb ben een conservatief vermogen d. w. z. ze zijn behoudend, ze kunnen den inestschat be waren en daarom een groote hoeveelheid te gelijk opnemen, terwijl dan tevens de mecha nische werkking van de groote hoeveelheid mest als het stalmest is ten minste gunstigen invloed heeft op den grond, die anders wellicht te zeer gesloten blijft voor de inwerkingen van den dampkring. De zandgronden echter hebben dat behou dend vermogen niet, zij laten met het [water dat zij spoedig doorlaten naar den ondergrond of gelegenheid te verdampen, ook een aan merkelijk deel van de voorname bestanddee- deelen der meststoffen door. Een woord aan de veeteelt wijdende, merkt hij op dat in de laatste jaren de veeteelt gedurig meer winstgevend is geworden ter wijl de graanprijzen, zoo ze al geen neiging tot dalen toonen, ten minste op dezelfde hoogte blijven, een gevolg daarvan, dat dc geheele graanbouwende wereld thans dc groote markten voorziet, terwijl dit met liet vee het geval nog niet is. liet is daarom sprekers meening, dat men zich meer dan vroeger dient toe te leggen op de veeteelt. Thans spreekt hij nog over de mestsloflin Waar kunstmest noodig is, daar gebruikt men hem, maar laat men todi bedenken, zegt spreker, dat dezelfde uitkomsten, die men met kunstmest verkrijgt, ook te verkrijgen zijn met etalmest, ja, dat de laatste, als hij goed is, in den regel nog betere uitkomsten zal geven dan de eerste. Dien goeden stal mest zal men verkrijgen door liet vee in de eerste plaats goed te voederen. De goede mest zit in den voederbak, hij verkrijgt zijn besto bestanddeelen door die voedergewassen, welke voor het vee liet meest geschikt zijn. In het tweede deel van zijne rede zal hij daarop terugkomen. Maar ook de mestvaal ten en mestputten moeten niet vergeten worden; die laten dikwijls veel te wenschen over. Van den toevoer van het dakwater van schuren of stallen dienen ze vrij te blij ven. Laat voor de '18 of 2 maal 18 gulden waarvoor gij guano koopt goten aan de schu ren leggen, dat zal meer nut doen dan die twee halen guano. Met de sloot mag de mest put niet in gemeenschap staan, wijl anders de mest wordt uitgeput door uitzijging. Ook door overdreven wegvoer van de gier in ver band met te grooten aanvoer van hemelwa ter wordt de mest uitgespoeld en slap. De Spartanen spraken van zwarte soep, spreker meent, dat deze soep (de gier, die wegloopt) veel kostbaarder is. In den stal strooie men gemalen gips, die de ammonia behoedt voor vervliegen en ver loren gaan. De mest moet gelijkmatig ge spreid worden en door afwisselende laagjes van droge aarde bedekt, 't geen ook liet schimmelen en zoogenoemd verbranden voor komt. Ziet toch niet te angstvallig naar het aantal voeren mest, dat ge maar licht; klaag toch wat minder over weinig stroo, gee: niet te veel acht op kwantiteit, maar let op kwaliteit. Weinig maar goed is oneindig veel meer waard dan veel maar slecht. Zoo ongeveer sprak hij over de meststoffen. Ilij komt nu terug op het straks bloot gelegde begrip van theorie en vraagtIs dat nu nadeelig of voordeelig te weten hoe gij goeden stalmest kunt verkrijgen. Kan het U in de verste verte eenig nadeel berokke nen als gij dat weet? Voorzeker niet,want in den vreemde honderden guldens voor mest

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1874 | | pagina 1