NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEÜWSCH-VLAANDEREN. Oorlog met ftisjl. N". 83. V ijfticnde Jaargang. A". 1874. Politiek Overzicht. S LI IS C HB WMBIiAD Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag. Prijs Advertentiënvan 1 5 regels f 0,75 elke regel Prijs per drie maanden voor liet voormalig 4de district V 1 o* OH O f 1 daarboven 0,121/o.Groote letters naar het getal gewone Zeeland 1,15; voor de overige plaatsen des Rijks, franco J O UCtOUGl. regels die zij beslaan. per post f 1,30. Afzonderlijke Nummers 0,05. Voor den Werkenden stand en Weldadigheid 6 Ct. per regel. Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, benevens Advertentiën en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten, te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles PR AN CO. I. In 't October nummer van de Gids komt een stuk voor van den Generaal Knoop waar mede wij onze lezers moeten bekend maken, omdat deze Generaal door iedereen geacht om zijne groote bekwaamheden en volkomen onpartijdigheid, een oordeel uitspreekt, dat ons goed doet na al de insinuaties, die over dien oorlog in de 2e kamer te berde zijn gebracht en uitgewerkt door eene partij, die 't vaderland verre terugstelt bij de be langen der partij. In den laatsten tijd" zoo lezen we hebben drie der Staten van Europa oorlo gen gevoerd tegen barbaarsche volkenRusland tegen Khiwa; de Engelschen op de Goud kust; wij tegen Atsji. Eene vergelijking van die drie oorlogen valt niet uit in het nadeel van Nederland." Wat aangaat den eerstgenoemden veld tocht, salie hulde bewijzende aan Kauf- mann's dappere soldaten voor hunne worste ling tegen de vijandige natuur, moet men er bijvoegen, dat de natuur ook de eenige ernstige vijand is geweest, dien zij te be strijden hebben gehad; want de krijgsver richtingen in en bij Khiwa zijn van een min der beduidenden aard geweest, en de zege der Puissen daarbij, geen oogenblik twijfel achtig." Wat den krijgstocht der Engelschen tegen Ashantee betreft, de generaal Wolseley heeft, in den kortst mogelijken tijd, den oor log ten einde gebracht: Commassie'svijands hoofdplaats, is door de Engelschen verbrand; er is vrede gesloten met de Ashantijnen; de Ashantijnen hebben een oorlogschatting' be loofd, maar wat heeft Engeland eigenlijk met dien oorlog gewonnen? Ongetwijfeld verdienen de Engelsche troepen lof voor den moed, waarmede zij de groote bezwaren van landstreek en van luchtstreek zijn te boven gekomen; doch de krijgsverrichtingen waren van minder gewicht omdat men te doen had met een vijand waar weinig kracht bij zat. »Wat nu onzen oorlog tegen Atsji betreft, daarbij" merkt generaal Knoop op hebben wij te worstelen gehad met eene moeielijke ons bekende landstreek, waar wij de wegen niet hebben gevonden, maar ze hebben moeten maken; bij dien oorlog- zijn wij op geduchte wijze geteisterd gewor den door doodelijke ziekten, die tal van onze brave wapenbroeders hebben weggesleept; wij hebben een vijand tegenover ons gehad, dien het zeer moeielijk viel te bestrijden, en daarom zeer roemvol te overwinnen. Men kan zeker zeer veel kwaad zeggen van de Atsjineezen, zonder hen daarom nog te be lasteren; men kan hen wreed, verraderlijk, zedeloos noemen; maar wat niet ontkend kan worden, dat is, dat zij hun land verdedigen met voorbeeldelooze dapperheid, waarbij de geestdrift van Mohammedanen bestuurd en geregeld wordt door lessen van Europeesche krijgskunst. Nog nooit hebben wij in Indië zulk een legermacht bijeen gehad; maar ook nog nooit hadden wij met zulk een geduch- ten vijand te kampen. De Atsjineesche oor log wijkt geheel en al af van onze gewone Indische krijgsverrichtingen; hij heeft veel meer van den kamp, in vrdeger eeuwen tus- schen Mooren en Spanjaarden gevoerd; er hebben daar wapenfeiten plaats gehad, die den Cid (de overwinnaar der Mooren in het laatst der 11de eeuw) zich tot eer zou gerekend hebben. »En de uitkomst? Daarover kunnen de gevoelens verschillen; onze meening is deze; mislukt is de tweede expeditie tegen Atsji niet; maar zij is slechts ten halve gelukt, liet rijk van Atsji is niet ten ondergebracht en de oorlog is niet geëindigd; integendeel, het vooruitzicht bestaat, dat die oorlog nog jaren zal duren voordat Atsji aan ons onder worpen is. Hoe weinig aangenaam dat voor uitzicht ook zij, zoo kan toch de toekomst dit vergoeden; want is Atsji gebreideld, dan zijn wij meester van geheel Sumatra. Daarom ook doet men verkeerd, met het voeren van den oorlog zoo af te keuren; die oorlog lag op onzen weg, kon misschien nog een paar jaren worden uitgesteld, maar moest toch eindelijk uitbreken; en dan zouden wij mis schien grootere bezwaren hebben ontmoet, dan die waarmede wij nu worstelen. Wanneer hier de meening wordt geuit, dat de tweede Atsjineesche expeditie maar hall is gelukt, dan moet er echter bijgevoegd worden, dat, wat de eer der wapenen betreft, de expeditie ten volle is geslaagd. VanSwie- ten en Yerspijck hebben zich hier een naam verworven, die eervol in 's lands geschied- hóeken zal worden opgeteekendde Neder- landsche zee- en landmacht hebben hier krijgsdeugden doen blijken, die landgenoot en vreemdeling eerbied inboezemen; en de vele wapenbroeders die daar glorievol zijn gevallen, getuigen voor onzen heldengeest. Zie daar den algemeenen indruk welken de tweede Atsjineesche expeditie maakt; de bizonderheden zijn nog te weinig bekend om er met juistheid over te oordeelen; en niets is verkeerder dan critiek te willen uitoefenen over wapenfeiten, die zoo pas zijn voorgeval len, en die men dus nog maar oppervlakkig kent. Of die marsch anders had kunnen zijn ingericht; of dat bivouac had kunnen worden gekozen; wie zal het zeggen? Maar zoo veel is zeker, dat ons leger in tal van gevechten, tegen een zeer dapperen vijand, overwonnen heeft, en zich meester heeft gemaakt van het versterkt paleis van onzen vijand. En men kome hier niet aan met die dwaze tegen werping, dat de kraton ontruimd was, toen wij dien namen; zeker het nemen van een leègen kraton zou zeer weinig beteekenen als dit feit op zich zelf stondmaar het staat niet op zich zelf: als de kraton leeg was, dan is dit door de vroegere gevechten, door een langen, moeitevollen, hardnekkigen strijd; door den dood van tal van onze brave wa penbroeders. Verklein hun rechtmatigen roem niet." Een aardig Lesje voor Nierstrasz en de heele bent critici van de daden van den ouden veldheer. Naar aanleiding van deze bespreking in de Gids, heelt de Generaal van Swieten een brief in het Vaderland geplaatst, dien wij in ons volgend nummer bespreken. Prins Jéröine Napoleon he;ft een schrijv n gericht lot de kiezers van Ajaecio waarin hij voor zich tracht zich uit te sluiten van de beschuldigen, welke men gewoonlijk tegen het tweede Keizerrijk inbrengt. Hij brengt in herinnering, dat hij zich altoos tegen de staatkunde van Mexico en van Mentana heeft verzet, maar daarentegen de staatkunde ge steund heeft, waaruit de vrijmaking van Italië is voortgesproten en waaraan Frank rijk het bezit van Sanvoye te danken heeft. Voorts heeft hij zicli aangesloten bij de be weging' ten gunste van den vrijen handel. Tegen de ollicieele candidaturen en tegen den oorlog van 1870 heelt hij zich steeds verzet. Thans nog veroordeelt hij de clericale en reactionnaire politiek der leiders van de te genwoordige Bonapartistische partij. Voor hem bestaan er slechts twee partijen: de reactionnaire en die van den vooruitgang, en hij behoort tot de laatste. Hij wenscht geen dictatuur meer. Hij wenscht een demo cratisch bewind met kosteloos onderwijs, een

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1874 | | pagina 1