NIEUWS- Ei ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Hondsdolheid.
X', 67.
Vijftiende Jaargang.
A". 1874.
Vrijdag 28 Aug.
BEKENDMAKING.
Politiek Overzicht.
slush!
Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag.
Prijs per drie maande?! vo^-h«t\oormalig 4de district
Zeeland f 1,15; voor de overige "plaatsen des Rijks, franco
per post f 1,30. Afzonderlijke Nummers f 0,05.
Prijs Advertentiën, van 1 5 regels f 0,75 elke regcL
daarboven 0,121/2-Groote letters naar het getal gewone
regels die zij beslaan.
Voor den Werkenden stand en Weldadigheid 6 Ct. per regel.
Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, benevens Advertentiën en gewc
te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles F
no Berichten of Mededeelingen van Correspondenten,
1ANCO.
De BURGEMEESTER van St. Anna ter
Muidenlellende op Art. 17 der wet van den
22 Juli] 1873, Staatsblad Mo. 116, maakt
bij deze bekend dat de opgaaf bevattende de
uitkomsten der herziening van de belastbare
opbrengst der gebouwde eigendommen in
deze gemeente, zooals die door de Commis
sie voor die herziening is bepaald, op de
Secretarie van deze gemeente voor een ieder
ter inzage is nedergelegd, en zulks van heden
af' tot en met den 26 van de volgende
maand.
St. Anna ter Muiden den 26 Augus
tus 1874.
De Burgemeester voornoemd
P. de BRUIJNE.
Yooi' eenige dagen spraken wij ter loops
van de hondsdolheid. Tot ons genoegen za
gen wij, dat ook de groote bladen de aandacht
der regeering vestigen op deze vreeselijke
ziekte.
Van alle kanten toch komen er berichten
in de Dag- en Weekbladen, dat zich gevallen
hebben voorgedaan van hondsdolheid; enkele
malen zelfs leest men een bericht, dat men-
schen aan die gevreesde ziekte bezweken
zijn.
Het is daarom niet van belang ontbloot,
de aandacht van het publiek eens een oo-
genblik te bepalen bij den trouwsten vriend,
maar ook tevens den gevaarlijksten vijand van
den mensch, den hond.
In den regel is de hond een dier, dat men
voor zijn genoegen houdt; een dier, dat men
bemint, omdat het die liefde zoo belangeloos
met wederliefde loont; maar ook in vele ge
vallen wordt de hond gehouden om er een
direct nut van te hebben. Als zoodanig ge
bruikt men voornamelijk jacht-, karn-, waak-,
trek- en herdershonden.
Bij den jachthond heeft de mensch het
instinct van het dier dienstbaar gemaakt aan
zijn eigen dierlijk instinct; het waken bij
woningen, het hoeden der schapen ligt geheel
in de natuur van het dier, alleen het karnen
en trekken, vooral het laatste, zijn werkzaam
heden, waarvoor alleen de grootere soorten
geschikt zijn, en dat wel eens geschiedt door
honden, die daarvoor de noodige krachten
missen.
Het is juist de mishandeling der dieren,
die vaak aanleiding geelt tot hondsdolheid.
Natuurlijk heeft de eene hond meer voor-
beschiktheid om dol te worden dan de andere;
maar er zijn tal van oorzaken, allen steunende
op eene verkeerde behandeling, welke die
voorbeschiktheid doen ontwikkelen tot dolheid
of die voorbeschiktheid ten gevolge hebben.
Eene van de eerste oorzaken van honds
dolheid is het beletten van 't voldoen aan de
geslachtsdrift; dientengevolge is het verkeerd
een hond steeds aan den ketting te houden.
Het dier moet in sommige tijdperken van 't
jaar in volkomen vrijheid gesteld worden.
Eene andere oorzaak van die ziekte is ge
brek lijden. Yele menschcn willen honden
hebben en zijn vaak niet bij machte om hun
het noodige voedsel te verschaffen. De hond
tracht dus in zijne eigene behoeften te voor
zien en wordt strooper. Die levenswijze be
zorgt hem nog als eens een pak slaag hier,
een schop daar; hij wordt schuwer en schu
wer, en eindigt met volslagen gebrek te lijden
en dol te worden.
Gelijke gevolgen hebben het overmatig in
spannen van zijne krachten. Ik acht het
volstrekt niet verkeerd den hond te gebrui
ken als trekhond of als karnhond, mits men
maar zorge, dat van zijne krachten niet te
veel gevergd wordt.
Ofschoon nu eene van deze oorzaken de
hondsdolheid ten gevolge kan hebben, is niet
juist eene van deze oorzaken noodig om de
dolheid te doen ontstaan en daarom doet
ieder, die honden houdt, voorzichtig, zijne
dieren in het oog te houden en nauwkeurig
na te gaan of zij wel steeds volkomen ge
zond zijn.
Maar wat de hondsdolheid zoo gevreesd
maakt, dat is hare onmiddellijke voortplanting
door bijten; wat haar zoo gevaarlijk maakt,
dat is de omstandigheid, dat de hond al lang
dol kan zijn, eer men het gewoonlijk op
merkt.
Het eerste gevaar ware te voorkomen door
een eenvoudigen maatregel. Men heelt wet
ten gemaakt tegen en op de besmettelijke
ziekten, waarbij indirect aan alle nienschen
opgelegd is zich te laten vaceineeren; men
make eene andere wetwaarbij het verbo
den wordt om honden ongenvülband los te
laten loopen.
Wanneer zoodanige wet uitgevaardigd en
daaraan de hand gehouden wordt, dan is het
grootste gevaar voor de voortplanting van
hondsdolheid van dep eenen hond op den
anderen, van den hond op den mensch ge
weken.
En die maatregel is noodzakelijk, want
zoo als ik reeds zeide, het gevaarlijke der
dolheid bestaat in de omstandigheid, dat vele
honden dol zijn, voor dat hunne ziekte in
't oog valt.
Do dolle hond toch blijft zijn meester ken
nen bijna tot in het laatste tijdperk zijner
ziekte, hij blijft eten en drinken. Yooral
dit laatste boude men in het oog. Bij velen
toch bestaat het denkbeeld, dat de hond
zoodra hij dol wordt, al aanstonds met
watervrees behept is zulks is echter geens
zins het geval.
Nu mogen sommige onnadenkende be
schermers van dieren het muilbandenstelsel
afkeuren; geen mensch kan meer zijn tegen
dierenplagen dan ik; maar ik acht het toch
een eersten plicht, om den mensch te be
schermen tegen dc gevaren, die hem van het
dier dreigen.
Bovendien kan een hond zóó gemuilband
worden, dat het hem niet hindert en dat hij
toch belet wordt kwaad te doen.
Yan harte hoop ik dan ook, dat eenmaal
door de hooge regeering het initiatief geno
men worde om ons van deze verschrikkelijke
plaag te verlossen, en dat in afwachting eener
algemeene wet de gemeentebesturen het lmnne
zullen doen, om hondsdolheid zooveel moge
lijk te voorkomen.
Mac-Mahon bevindt zich te Lorient, waar
hij een hoogmis heeft bijgewoond ter eere
der heilige Anna van Auray. Toen de Maar
schalk te Morlaix aankwam, heeft een jeug
dig priester, uil naam, zeide hij, der Brc-
tagner geestelijkheid, Mac-Mahon aangespoord
Rome en Pius IX even goed te verdedigen
als hij dit Frankrijk had gedaan, 't Schijnt
dat de Maarschalk hierop niet heeft geant
woord. De volksmenigte evenwel begroette
deze clericale manifesiaLie met een daverend
sieve de Republiek!" een kreet die, ook vol
gens de monarchale bladen, op de tegen
woordige reis nog al eens ter eere van den
Maarschalk wordt aangeheven.
Wederom wordt verzekerd dat eenige Bo-
napartisten on de prefect Nadaillac, bekend
wegens zijne Carlistische sympathien, zullen
worden teruggeroepen of verplaatst Van
den onder-prefect van Réole wordt gemeld,
dat hij passen heeft uitgereikt met het op
schrift: >i Empire Francais."