NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Belgische Centen.
N°. 61. ijlliciidc Jaargang. A0. 18T4.
Politiek Overzicht.
SyisMWHBlAD
Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag. Prijs Advertonticnvan 1 5 regels f 0,75 elke regel
Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district Vriifla 7 A no' daarboven 0,131/,,.— Groote letters naar het getal gewone
Zeeland f 1,15; voor de overige plaatsen des Rijks, fnnuo J O D* regels die zij beslaan.
per post f 1,30. Afzonderlijke Nummers f 0,05. Voor den Werkenden stand en Weldadigheid 6 Ct. per regel.
Ingezonden Stukken en Brieven, de Kednctie betreflende, benevens Advertentiën en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten,
te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles FRANCO!
Voor eenigen tijd was ik in Gent en had
toevallig niets anders dan Ilollandsch geld
bij mij. Voor ik mij in de Veldslraat bevond,
waar ik gelegenheid zou vinden, om bet
llollandsche geld om te wisselen tegen Fransch,
Italiaansch, Belgisch en Zwitsersch, ging ik
in een koffiehuis om een broodje met koffie
te nuttigen en betaalde mijne verteering met
een stuk van 2Va gulden. Men nam dien
aan, hield er mijne verteering af, doch bracht
hem mij in rekening als een stuk van 5 francs.
Vergeleken met hetgeen ik voor andere der
gelijke stukken bij den geldwisselaar in de
Veldstraat ontving, verloor ik 13 cents.
Met andere stukken van ons geld is het
mij op gemeenten in België, al liggen zij ook
onmiddellijk aan de grenzen, op soortgelijke
wijze gegaan. In de stations aan de spoor
wegen van Mechelen naar Hulst, van Turnhout
naar Tilburg, van Antwerpen naar Botterdam,
in de grensgemeenten St. Laurens, Ste. Mar
guerite, Maldeghem, Middelburg,5 Lapscheure,
zelfs te Stroobrugge, waar iedereen het Ilol
landsch geld kent, wil men het niet ontvan
gen, dan togen gelijkstelling in waarde met
het Belgische.
Voor kwartjes en dubbeltjes moet ik de
menschen nog beklagen, want de innerlijke
waarde daarvan is op verre na niet het vierde
en het tiende gedeelte van een gulden; maar
wat onze standpenningen betreft, behandelen
ze ons op verre na niet met dezelfde beleefd
heid, die wij ten opzichte van hun geld in
practijk brengen.
Laat ons alvorens verder te gaan de waarde
van' de verschillende geldstukken eens uit
drukken in guldens.
Een gulden weegt éen D. G. en bevat 945
deelen fijn zilver; een halve gulden weegt
5 G.; een 2guldenstuk 25 gram, terwijl
het gehalte hetzelfde is. Een stuk van 5
francs weegt 25 gram en bevat 900 deelen
fijn zilver; een tweefrancsstuk weegt 10
Gram en bevat zilver van een gehalte van
835 datzelfde gehalte heeft men ook bij den
franc en den halven franc.
Ieder, die nu zijn regel van drieën niet
geheel en al vergeten is zegtde rijksdaalder
van 945 gehalte heeft eene waarde van f 2,50,
wat is dan bij gelijke zwaarte de waarde
van een stuk van 5 francs, waarvan 't ge
halte 900 is?
Ilij zet dus op:
945: 900 - f 2,50: fx
waaruit hij voor de waarde van het vijf-
francsstuk vindt:
f 2,38.
Handelt men op soortgelijke wijze met de
andere zilveren munten dan vindt men voor
de waarde van de stukken van twee francs,
een franc en een halven franc achtereen vol
gens iets meer dan 88, 44 en 22 cents
zoodat daar, waar wij het vijffrancsstuk
drie cents onder de waarde aannemen, aan
de andere muntstukken, zoo dwaas mogelijk,
eene verhoogde waarde hebben toegekend.
Maar nog bespottelijker wordt de zaak, als
wij de waarde gaan vergelijken van de Bel
gische en Fransche koperen muntstukken met
de waarde die daaraan door ons is toege
kend.
Alvorens daarover echter tc spreken, wil
len wij een oogonblik stilstaan bij pasmunt,
waartoe in ons land de kwartjes, dubbeltjes,
stuivertjes, centen en halve centen, in België
en Frankrijk alle geldstukken behalve de gou
den en het vijffrancsstuk behooren.
Pasmunt is ingevoerd om betalingen in 't
klein mogelijk te maken; behalve de inner
lijke waarde, die altijd veel lager is, dan de
waarde der standpenningen, vertegenwoordi
gen zij eene waarde, die daaraan door de
wet is toegekend en die dus ook niet verder
geldt dan zich het gebied uitstrekt van de
wet, volgens welke de pasmunt geslagen
wordt.
Waarom heeft men dat gedaan?
Voor de wet van 26 Nov. 1847 bestond
er in Nederland, voor de overeenkomst van
25 Mei 1864 bestond er in Frankrijk, Italië,
Zwitserland, België en den Kerkdijken staat
geen pasmunt; al het zilvergeld vertegen
woordigde de volle waarde op eene kleinigheid
na, die men kan beschouwen als de kosten
van 't slaan.
In Nederland had men al meermalen
ondervonden, dat er gebrek aan klein geld
bestond en dat men zelfs bij 't vlijtigste aan-
munten niet altijd in dat gebrek kon voor
zien.
In de staten, die wij zoo even opgenoemd
hebben, openbaarde zich weldra een der
gelijk verschijnsel.
Ten gevolge van de massa's goud, die in
Californië en Australië gevonden werden,
daalde de prijs, van het goud en er kwamen
tijden, dat men gaarne 5% op het goud
verloor, om het voor zilver in te ruilen. De
uitvoer laadde het blanke zilver in Oost-
Jndievaarders; men maakte verpakkingen
waarin stukken van vijf francs, twee francs,
een franc, vijftig en twintig centimen in
dezelfde zakken verdwenen om nooit terug
te komen. De vijffrancsstukken werden niet
gemist, want daarvoor kreeg men er van
goud terug; maar het pasgeld ontbrak weldra
geheel.
Daarom besloot de Latijnsche Unie tot een
maatregel over te gaan, die in Nederland al
lang genomen was. Zoolang toch het pas
geld onder de waarde wordt uitgegeven,
behoeft men niet bevreesd te zijn, dat de
speculatie het gebruiken zal als een handels
artikel.
Dat die vermindering van pasgeld niet in
Nederland heeft plaats gehad ligt daaraan,
dat in ons vaderland het goud aan koers
onderhevig is. In de Latijnsche Unie be
hield het zijne waarde, men ruilde dus voor
20 francs in goud, 20 francs in zilver, die
men aan 't buitenland voor 20Vj tot 21 francs
verkocht.
Overal, waar men, zoo als in de Latijnsche
Unie, de verkeerdheid begaat, zoo wel den
gouden als den zilveren standaard aan te ne
men, loopt men gevaar bij grooten aanvoer
van 't eene metaal het andere tc zien ver
dwijnen.
Door schade wijs geworden, kwamen zij
tot. do overeenkomst van '64 waarbij bepaald
werd, hoeveel pasmunt er zou mogen gesla
gen worden tegenover een zeker bedrag
aan stukken van vijf francs. Deze bepaling
was noodig, omdat men anders gevaar liep,
dat de een of andere staat de markt met
pasmunt zou overvoerd hebben, waardoor
dit in zijne vastgestelde waarde zou vermin
deren. Weldra echter werd deze overeen
komst geschonden door de Regeering van
den Paus, die in plaats van het bepaalde
aantal standpenningen enkel pasmunt uitgaf.
De handel strafte echter dat gebrek aan goe
den trouw onmiddellijk, door de waarde van
de pauselijke franken met 5 cents te ver
minderen.
Worclt vervolgd.)
De Fransche Kamer arbeidt in de laatste
dagen met ongekenden ijver, of eigenlijk met
belachelijke haast, om maar tijdig vacantieje
nemen, In een kwartier namelijk behandelde
ze Zaterdag de begrooting voor Eeredienst.