NIEUWS- El ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAAIOEREI.
Treurige
FEUILLETON.
DE SGHEEPSHPlTEi.
A0. 1874
Dinsdag 16 Juni.
Frieflricli Gerstacïer.
SLUSflSKHUUI
Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag.
Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district
Zeeland" f 1,15voor de overige plaatsen des Rijks, franc
per post J 1,30.
Prijs Advertentiën, van 1 5 regels f 0,75 elke regel
daarboven 0,121/3.Groote letters naar het getal gewone
regels die zij beslaan.
Afzonderlijke Nummers f 0,05.
Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffendebenevens Advertentiën en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten,
te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles FRANCO.
In de vergadering van de leden der tweede
kamer op Dinsdag 9 Juni was de interpella-
tie-Fabius over het krijgskundig beleid in
Atsji aan de orde.
In de eerste plaats betoogde hij, dat de
Generaal van Swieten zijn doel niet bereikt
heeft door de vermeestering van den Kraton.
Ten tweede wilde hij gaarne weten, waarom
de Generaal Verspyck gepensioneerd was.
Ziedaar de twee vragen, die door den heer
Kabius kalm en zakelijk werden toegelicht
en door den Minister werden beantwoord.
Later mengden zich de heeren Nierstrasz
Ilaffmanns en van Zuylen in het debat.
liet noemen van die namen is genoeg om
te kennen te geven, dat het geheel ontaardde
in allerlei politieke haarkloverijen, waarvan
de uitslag was, dat men eigenlijk tot geen
uitslag kwam.
De heer Nierstrasz, onze kundige zeeoffi
cier aan wal, van jongs af zooals Uilenspiegel
vertelde, een redenaar, keurde het militair be
leid van den generaal van Swieten af; keurde
het beleid af van een man, die in Indië groot
geworden is, in Indie groote dingen heeft
gedaan en gedurende de geheele expeditie
getoond heeft, dat door zijn wijs beleid, on
danks den hevigen tegenstand, ondanks de
verwoestingen, die de cholera onder het leger
aanrichtte, de overwinning geen oogenblik
zijne vanen verlaten heeft.
Maar 't is gemakkelijker in de kamer de
daden van een ander af te keuren en brieven
voor te lezen!
Mijnheer van Nïspen heeft die aardigheid
gedoceerd; in Nierstrasz vindt hij een waar
dig leerling.
Men moet toch al heel eenvoudig zijn om
te gelooven, dat een stuk uit een brief, waar
van men de liandteekening niet mag zien,
geschreven door den een of anderen moppe
raar, raisonneur, ontevreden omdat hij vech
ten moet of omdat hij geen promotie maakt
eenigen indruk op een verstandig' mensch
maakt.
Natuurlijk maakte onze zeeofficier van het
beleid van van Swieten cn de pensioneeriug
van Yerspijck een bruggetje om op zijn stok
paardje te komen: «Gij plaatst ons telkens
voor faits accomplis, om aan de groene tafel
te blijven."
Ja wel, daar hadden wij de aardigheid; dat
was het slotstuk van het vuurwerk: de
groene tafel.
Jammer dat de Voorzitter den geachten
afgevaardigde tot de orde riep.
Ook Haft'mans, om nauwkeurige plichtsver
vulling niet herbenoemd als kantonrechter
kwam een woordje meepraten over krijgs
zaken, en wat het treurigst was in dezen
vertegenwoordiger: hij deed de waardigheid
van de kamer, dc waardigheid van het ge
heele Vaderland te kort door te vervallen in
spotachtige schimpscheuten op de „grootsche
figuur" die met geen goud te betalen was.
Hij bespotte den afwezigen persoon.
Jamijnheer Ilaffmans, ja mijnheer Nier
strasz, ja de figuur van den Generaal van
Swieten is grootsch. Zijn daad, het vader
land te dienen op zijn gevorderden leeftijd,
na ruim tien jaren welverdiende rust geno
ten te hebben, onder een doodend klimaat,
in een Tand, dat nog geheel onbekend was,
is grootsch en herinnert ons aan de woor
den van onzen eenigen de Ruiterdat hij
het land zou dienen, waar de Ileeren Staten
de vlag er aan waagden.
Zijne figuur is grootsch; en omdat die
grootsche figuur eene schoono bladzijde zal
beslaan in onze geschiedenis, omdat die hel
denfiguur als voorbeeld van trouwe plichts
betrachting zal gekozen worden voor het
toekomstig geslacht zal die naam schitteren
als de uwe al lang vergeten zal zijn.
Aangaande het ontslag van den Generaal
Yerspijck was de minister kort en zakelijk.
De generaal had zich gekrenkt gevoeld c'oar
do benoeming van van Swieten en daarom
voor de expeditie zijn ontslag gevraagd; hij
schorste dit besluit op verzoek der regeering
op, tot aan het einde der tweede expeditie
en had het nu per telegraaf herhaald en
per telegraaf antwoord verzocht.
De heer van Zuylen natuurlijk alles ver
keerd vindende, wat de regeering in deze
gedaan heeft opperde het denkbeeld om van
wege de kamer don Generaal dank te zeggen.
De hoer Fabius bracht dit denkbeeld in
woorden ende heeren van Zuylen
en Nierstrasz, gaven aan die motie van een
voudige dankzegging
de motie-Fabius verworpen werd.
Treurig! dubbel treurig! dat men een man,
die zich jegens het vaderland verdienstelijk
heeft gemaakt, niet den dank der natie kan
vertelling van
VII.
Stuurman, ik ben drommels in mijn schik, dat
ge weer op de been zijt en weer door uw kijker
kunt zien. Waar wij heen varen, weet ik niet;
maar zooveel is zeker, dat we al spoedig de eerste
ijsberen in 't gezicht zullen krijgen en dat we die
wel noodig hebben voor onze provisie, want die is
tamelijk op een einde."
//Hoe meent ge dat vraagde de stuurman, die
doodsbleek zag; „ijsberen
Nu, de koers, dien kapitein Powell de laatste
veertien dagen genomen heeft, moet er ons spoe
dig dicht bij brengen. Gisteren hebben wij den
eersten Groenlandvaarder ontmoetdie er wel
vreemd van zal hebben opgekeken dat hij ons hier
vond."
z/En met den voorraad is het maar schraal
gesteld
//Nog niet; maar als wij zoo doorvaren, zullen
we toch spoedig gebrek krijgen. Den kapitein heb
ik 't ook al gezegd; maar die gaf mij niet eens
antwoord, en keek mij zoo barsch en kwaad aan,
alsof hij mij zelf wilde opvreten. De duivel mag
weten, wat hem in 't hoofd zit."
z/Hebt gij er met de bemanning over gepraat,
kok
z/Zij schudden het hoofd en zeggen, dat ik de
oude broodvaten weer moet opzoeken en dichtma
ken voor 't geval dat zij traan moeten koken; want
kapitein Powell gaat stellig op de walvischvangst."
//Het is goed, kok" zeide de stuurman, zorg
maar, dat de provisie behoorlijk wordt rondge
deeld." //Hoe staat het met het water
//Ja hoe staat het er mee, ik weet het niet"
bromde de kok. //De watervaten zijn leeg; gis
teren heb ik het laatste opengeslagen en nu moe
ten we aan de ijzeren tank. 1)"
De stuurman knikte langzaam met het hoofd.
Hij had zijn eenvoudige berekening gemaakt en
nam nu de kaart voor zich.
z/Waar zijn wij nu toch eigenlijk, stuurman
vraagde de ander.
t Komt er niet op aan, kok, morgen zult ge
het hoorenga nu aan uw werkde lieden wach
ten op hun eten. Daarna zullen wij keeren.
z/God geev' dat het waar zij," bromde de kok
1) bak waarin op de schepen drinkwater be
waard wordt.