I SCBEEPSttPITEHL
Y
Jaaixans;.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAl WESTELIJK ZEEUWSGH-VLAANDERE1.
FEUILLETON.
Nu. 4-3.
A°. 1874.
Vrijdag 12 Juni.
Frislricl aerstacier.
O O
mm
Dit Weekblad verscliijnt iederen dinsdag eii vrijdag.
Prijs per drie maanden voor liet voormalig 4de district
Zeeland f 1,15; voor de overige plaatsen des .Rijks, franc
per post J 1,30.
Prijs Advertentiën, van 1 5 regels f 0,75 elke regel
daarboven OAS1/,.Groote letters naar bet getal gewone
regelsdic zij beslaan.
y^lWidertijlce Nummers f 0,05.
Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, benevens Advertentiën en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten,
te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles URAXCO.
Toen er in 't vorig jaar eene oproeping
werd gedaan aan "t Nederlandsche leger om
vrijwilligers voor den krijg tegen Atsji, was
die stem niet die des roependen in de woes
tijn, maar officieren, onderofficieren en man
schappen schaarden zich in massa onder de
vanen van den deskundigen van Zwieten, om
in het verre oosten de eer van Neêrlands
vlag te wreken.
Wij hebben geene woorden genoeg van lof
voor de dapperen, die door deze handelwijze
toonden te begrijpen, welke hunne plicht was
als militair, als mannen, die vrijwillig op zich
genomen hadden het Vaderland, kwam het
in gevaar, te verdedigen; voor Neerland's
driekleur, werd het ooitgeëischt, te sterven;
en niets heeft ons meer verwonderd dan dat
zoo menig officier, die nog in de kracht van
zijn leven was, deze gelegenheid niet aangreep
om het Vaderland te dienen, maar het duffe
garnizoensleven verkoos boven het gevaar,
maar ook boven de eer om de vaan dei-
dapperen te planten op de wallen van den
kraton.
Maar dat verder daargelaten, want het lust
mij, naar aanleiding van het gebeurde, U thans
te wijzen, op oen groot gebrek in onze leger-
formatie, een gebrek, dat zich bij die gele
genheid sterk heeft, geopenbaard: toen het
0. I. leger aangevuld was door de vrijwil
ligers uit het leger in het moederland, bleek
het, dat het kader zoo zeer gedund was, dat
men bijna van geen kader meer kon spreken.
De woorden uit de grondwet: s>Er is steeds
eene nationale militie zooveel mogelijk samen
te stellen uit vrijwilligers," bleken ijdel ge
worden te zijn, want er waren geene vrij
willigers meer.
En sedert dien lijdis weder bijna een jaar
verloopen en er zijn nog geene vrijwilligers
en het is zeer te betwijfelen of ér ooit ge
noeg vrijwilligers zullen komen om een einde
te maken aan het jaarlijks opkomen van 11000
(zegge elf duizend) jongelingen, die volstrekt
geen zin hebben om soldaatje te spelen, maar
zulks moeten, omdat zij een ongelukkig lot
getrokken hebbeu.
liet is eene der eerste plichten van de
ingezetenen om de wapenen te dragen voor
de onafhankelijkheid van den staat en tot be
veiliging van zijn grondgebied.
Die plicht is algemeen, waarom dan ook
geen algemeenen krijgsdienst ingevoerd;
waarom door het stelsel van remplaeanten de
rijken ontslagen van eene verplichting, die
op de armen veel zwaarder drukt, omdat zij
maar al te dikwijls den kostwinner wegneemt
uit het huisgezin?
Zoodra ieder zijn vaderland moet dienen
houdt alle onbillijkheid op; want ieder
wordt gedwongen zijne plichten te ver
vullen.
Zoolang men loten moet, dus kans heeft op
vrijstelling; zoolang tal van personen vrijge
steld zijn van den dienst; zoolang sommige
betrekkingen die vrijstelling medebrengen
zoolang de gegoeden zich door remplaceering
aan den dienst onttrekken kunnen, zoolang
zal ons leger een hoopje volk blijven samén-
gesteld uit de lagere volksklasse, zonder ge
noegzaam vrijwilligers om een kader te vor
men, zonder zedelijke kracht.
Zijn alle burgers verplicht in den krijgs
dienst te treden, dan wordt daardoor de
moraliteit van het leger zonder twijfel zeer
verhoogdeen gevolg van het diei.en van
de kinderen der hoogere standen zou zijn
eene onmiddellijke verbetering van de kazer
nen, die veelal hokken zijn, en van het
kazerneleven, dat geestdoodend en daardoor
eene bron is van veel kwaads.
Kwamen de kinderen uit de hoogere stan
den in die kazernen en was op hen het
woord: »AlIe Nederlanders zijn gelijk voor
de wet" ook van toepassing in zoo verre,
dat zij mode moesten eten van het zeilde
brood en van den zelfden rats, er zouden
onophoudelijk klachten naar huis gaan over
het onvoldoende van het eene en het wal
gelijke van het andere en het is niet te be
twijfelen of de kost, die tegenwoordig vaak
allererbarmelijkst is zou veel verbeteren.
Waren er jongelui van meer gegoeden in
de kazerne, zij zouden daar kunnen zien, hoe
een soldaat onmogelijk leven kan van 28 cents
zakgeld in de vijf dagen en eenmaal tot andere
betrekkingen overgegaan, zouden zij zich den
lotgenoot uit vroeger tijd herinneren en die
28 cents in de vijl dagen zouden veranderen
in eene som meer overeenkomstig de behoef
ten van- den tijd.
En dan als dat allemaal eens gebeurt; als
men kazernes heeft die bewoonbaar zijn, met
leeszalen, biljardzalen, scholen enz; als men
den soldaten goed en voldoend voedsel geeft;
als men hunne soklij brengt in overeenstem
ming met de behoeften ven den tijd: dan
zal men vrijwilligers vinden; eer niet.
vertelling van
VI.
Zoo verliep cle eene dag na den anderen. De
wind was meer dan anderhalve streek /ge
ruimd" en toch werd de koers niet veranderdde
kapitein liet zelfs de raas nog iets meer brassen,
om rechter in den wind te komen.
De Mary Burton liep nu, met alle zeilen in
top ruim acht knoopen en den landagent begon de
tijd lang te vallen. Waren zij dan zoover zuid
waarts afgedreven, dat zij nu zoo lang noordwaarts
moesten houden P Hij vraagde het den kapitein
eindelijk rechtstreeks af, doch kreeg slechts een
kort, afwijzend antwoord, waarmede hij zich moest
tevreden stellen. Wat had hij als passagier zich
ook met de leiding het schip te bemoeien
Langzamerhand ruimde de wind nog meer. Zij
hadden nu zeer goed oost kunnen aanhouden en
toch werden de raas ten slotte bijna vierkant ge
brast en de Mary Bui-ton hield haren koers noord
noordoost, zoodat het eindelijk ook de andere pas
sagiers gaande maakte.
Het was tien uren in den avond, en de zon pas
kort geleden ondergegaan, toen de Duitscher en de
landagent boven op het dek stonden. De tweede
stuurman had de wacht, de kapitein sliep en de
zoo even genoemde passagiers keken over de ver
schansing naar het water. Het schip hield nog
altijd noord-noordoost.
z/Dat wordt een verwenscht lange reis" sprak
de Duitscher eindelijk na een lange stilte „wij
zijn nu reeds acht en dertig dagen onderweg en
er is nog altijd geen land te zien."
,/De duivel mag weten of wij het in deze rich
ting ook ooit te zien zullen krijgen, Mr. Sneider'
bromde de Amerikaan. „Ik kan uit den-kapitein
niet wijs worden, en als wij op deze wijze te
Liverpool komen, wil ik mijn leven lang hout
hakken."
z/Maar de kapitein moet toch eigenlijk weten,
waarheen hij vaart", zeide de Duitscher, //daar
voor heeft hij toch zijn kompas."
„Ja, hij moest het ten minste weten" bromde
de Amerikaan, maar ik begin mij hoe langer hoe min
der op mijn gemak te gevoelen, en ik wenschte,
dat ik dit vervloekte schip nooit betreden had."
Beiden zwegen en zagen een geruimen tijd in
gedachten verzonken naar de golven, totdat het
ten laatste geheel donker was geworden en de
sterren aan den helderen hemel te voorschijn
kwamen.
De Amerikaan liep nu op het dek heen en weer;