NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAANDEREN. FEUILLETON. N°. 33. Vijftiende Jaargang. A0. 1874. Dinsdag 28 April. MN WIE DE SCHULD? Politiek Overzicht. De gelukkige inkwartiering. S l ISllfflWFIKMA» Dit Weekblad verschijnt lederen Dinsdag en Vrijdag. Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district Zeeland f 1,15; voor de overige plaatsen des Eijks, franc per post J 1,30. Prijs Advertentiën, van 1 5 regels f 0,75 elke regel '^dèaflïov'en 0,1 Z1/^.Groote letters naar bet getal gewone regels die zij beslaan. Afzonderlijke Nummers f 0,05. Ingezonden Stukken en Brieven, de Eedactie betreffende, benevens Advertentiën en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten, te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles EEANCO. Eene goede politie is onmisbaar in een gcorden- den staat. Dat liet corps der Maréchaussee in de Provinciën Zeeland, Noord-Brabant en Limburg steeds nuttig werkzaam geweest is en nog is zal niemand tegenspreken; maar wel zal ieder zaakkundige het bejammeren, dat dit corps telken jare inkrimpt em dat de manschappen naar beter bezoldigde betrekkingen dingen en zoo weinig vrijwilligers bij dit wapen dienst nemen. De oorzaak daarvan wordt in het volgende stuk ontvouwden daar wij prijs stellen op het behoud der maréchaussee nemen wij het gaarne op als hoofdartikel. Veel is er in den laaf sten tijd gedaan om het lot van ambtenaren en beambten te verbeteren, alsmede dat van kader en leger. Van allen toch zijn de tractementen verhoogd, één corps echteri scheen bij allen vergeten, en dat was het wapen der maréchaussees, totdat eindelijk de heer Berg maan den handschoen voor die ongelukkigen op nam, en juist hun veel omvattende dienst en hun karige soldij schetste, hetwelk door den heer de Bieberstein ondersteund werd. De Minister ant woordde daarop, met veel genoegen te hebben gehoord den lof dien het wapen werd toegezwaaid, en dat hij reeds bij de begrooting van Oorlog eene soldijverhooging had uitgetrokken, maar, dat hij alsnog zien zon of de reeds uitgetrokken soldij verhooging wel voldoende was. Nu werd met blijdschap de toekomst te gemoet gezien, in de hoop dat de regeering het voorbeeld van Belgie volgen zou. Daar toch hebben de Gendarmes een verhooging gekregen van vijftig centimes per dag, zoodat in Belgie een Gendarme vier cents soldij per dag meer heeft dan in Nederland een Wachtmeester. Eindelijk wordt de begrooting van Oorlog ook door de Eerste Kamer aangenomen, en met gespan nen verwachting zag men uit naar hetgeen zou gebeuren. Daar wordt het Eecueil Militair ver zonden, dat voor velen het belangrijk nieuws bevat. En nu de uitkomst? De majoor divisie-komtiiandant krijgt eene ver hooging van vierhonderd gulden, de kapitein van driehonderd de Luitenant twee honderd en de Opperwachtmeester dienstdoende kwartiermeester, honderd gulden. Niemand zal wel zeggen, dat het verkeerd is, dat het lot der Officieren verbeterd wordt, ook dat van den Opperwachtmeester, die in de stad woont en zijn bureau in de kazerne heeftmaar wat doet die man? Hij werkt vier uren per dag op het bureau, dat is alles, en niemand zal nu toch zeggen,*dat men dat druk werk mag heeten. Stel daar het werk van de Maréchaussees eens tegenover, die dag en nacht, in ieder jaargetij, weer en wind trotseeren, en wat hebben die ge kregen gladweg niets. Nu hebben de MaréchA-tssées geen soldijver- hooging gehad sedert achttien honderd vier en vijftig, dus in twintig jaar niets, met uitzonde ring van de Maréchaussées te voet, die voor drie jaar vijf cents per dag opslag gekregen hebben, zegge f 0,05. En zou nu de dure tijd ook op den maréchaussée niet drukken om maar één voorbeeld te geven: Hun paarden alleen kosten vier honderd en tachtig gulden, zou dat niet de helft meer zijn dan voor twintig jaar Nu zegt de Minister dat het wapen in eere moet gehouden worden; maar ieder weldenkend en verstandig mensch zal toch bekennen, dat zulks langs den nu gevolgden weg onmogelijk is. In Limburg alleen zijn plus minus veertig man te weinig, want allen gaan, zoodra hun diensttijd verstreken is, het wapen verlaten; allen, zeg ik, in de kracht van hun leven, en die der Justitie goede diensten konden doen. Zoodoende zal er binnen kort niets meer over zijn dan offi cieren en eenige oude maréchaussées, die voor geene andere betrekking meer in aanmerking kun nen komen. Het zal nu wel duidelijk wezen, waarom er zeer weinig zijn, die maréchaussee willen worden, en waarom zij, die het zijn, zoo spoedig mogelijk een goed heenkomen zoeken, zoodat het wapen tot spijt van ieder weldenkend man dh dezen veelomvattenden dienst kent, weldra tot nul gere duceerd zal zijn. En zij die nog blijven tot zij, na dertig jaar trouw gediend te hebben, hnn pensioen krijgen, ontvangen dan de kapitale som van honderd twin tig gulden 'sjaars. Mij dunkt, de Minister zal het nu wel begrij pen, wat er nu gedaan moet worden om het wapen in eere te houden. Het ware te hopen dat alsnog bij Koninklijk besluit, eene soldij verhooging voor het wapen der maréchaussées wierd toegestaan; dan toch zouden velen, die nn vast besloten heb ben het wapen te verlaten, blijven, en zouden wij spoedig in Limburg, Noord-Brabant en Zee land op een voldoend aantal, met. kennis toege ruste politiebeambten kunnen roemen. Met de opneming dezer letteren zult u zeer ver plichten, Mijnheer de Eedacteur, uw bestendige lezer en een vriend der maréchaussée. (Dagbl. van Z. II. en 's-Gr.) Over de geschillen omtrent het Suez-kanaal (zie ons vorig nommer) nog het volgende. Toen liet kanaal voltooid was, is in eene conferentie van afgevaardigden der verschillende zeemogendheden het tarief vastgesteld van de doorvaart in het kanaal. Daarbij was de lieer Kumeau cle Eransche afgevaardigde, tegelijk gevolmachtigde van den ondernemer den heer de Lesseps. Het tarief is toen met algemeene stemmen goedgekeurd, zoodat geen sprake kan zijn van wettelijke onbillijkheid. Maar nu treedt eene andere vraag op den voor- Zijn naam was Erits en hij was een echte Ber- lijnsche jongen, met stevige vuisten en een blo zend, jolig gezicht; en hij keek zoo recht ondeu gend uit zijne helder blauwe oogen. Hij was smid van zijn ambacht en werkte al sedert jaren bij baas Lorenz Knubbe in de Prenzlauer straat. Hij had er al dikwijls aangedacht om op zijn ambacht te gaan reizen naar vreemde landen, zooals toen de gewoonte was bij den werkenden stand, en daar zijn geluk te beproeven; maar nooit was er iets van gekomen, het schoone Berlijn beviel hem veel te goed. De baasbij wien bij reeds als jongen was gekomen, was een braaf mandie nooit iets van zijn vollvwerlangdej- dat ongepast was en hen goed behandelde. Minder beviel bem de vrouw van den smid, die nog al trotsch was en hooger op wildehoe wel ze niet kwaad van inborst wasen hem in eene zware ziekte zelfs als eene moeder opgepast had. Maar het liefst zag hij toch het aardige dochtertje, de lieve Maria, een beminnelijk kind van zeventien jaar, met blond haar en een ge zichtje als een heiligenbeeld'; daarbij was ze slank van gestalte en vlug als een hert. Van kindsbeen af had hij ze gekend en met haar gespeeld en gelachen; hij had haar om zoo te zeggen op de handen gedragen en gekoesterd. Doch zij was nu geen kind meer, maar een eerzame jonge dochterdie geen gebrek had aan aanbiddersdaar haar vader als een welgesteld man bekend stond. Erits zelf beminde het schoone meisje vurigmaar hij durfde er niet aan denkenwant hij bezat niets en in zulke zaken liet de baas niet met zicli gekscheren en nog min der zijne vrouw, die de hand harer dochter be loofd had aan een verren bloedverwant den ge heimraad Kühleinhoewel haar man van dezen voornamen schoonzoon niets wilde weten en een Hinken handwerksman de voorkeur zou gegeven hebben. In zulke zaken had hij echter weinig te zeggen, daar zijne "vrouw krachtig den scepter zwaaide. Marietje zelf verkoos in haar hart den jongen, vroolijken knecht van haar vader boven den afge- leefdenuitgedroogden geheimraad maar zij was ook bevreesd voor hare strenge moederzoodat ze voorloopig niets beters wist dan maar een vroolijk gezicht te zetten en om den vrede in huis te bewaren de attenties en de cadeautjes die de haar onverschillige zoo niet gehate min naar haar schonkzich te laten welgeval len. Dat veroorzaakte den armen Erits menig bitter uur, en in zijn toorn sloeg hij dan met den zwaren hamer op het gloeiende ijzerclat ér de vonken afspatten. Meer dan honderdmaal nam

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1874 | | pagina 1