N°. 3. Vijftiende Jaargang. A". 1874 IIEUWS- El ADVERTERTIEBUD VAH WESTELIJK ZEEUf3CH-'/LMMlREi Vrijdag 9 Januari. SPOORWEGEN OVERAL. lNlEmïïK"óTïïnzïMï\ Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag. Prijs per drie maanden voor het voormalig- 4de district Zeeland 1,15voor de overige plaatsen des ltijksfranco per post 1,30. Prijs Advertentiönvan 1 5 regels f 0.75 elke regel daarboven 05121/2.Groote letters naar het getal gewone regels die zij beslaan. Afzonderlijke Nummers f 0.05. Ingezonden Stukken en Brieven, de lied' '.ede betreffendebenevens Ad ver ten tien en gewone Bei- te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles F li AN CO ehten ol Mededeeliiigen van Correspondenten.,' In numero 101 dezes blads van het vorige jaar, deelden we onder bovengemeld opschrift cene voor het Arrondissement Eecloo ge wichtige Nieuwstijding mede op het onderwerp waarvan ook de Middelburgsche courant heden over acht dagen de aandacht harer lezers vestigde. liet geldt niets meer of minder dan den aanleg van een net van paarden spoorwegen of met een uitheemsch woord 'l'raiilWMijS genoemd, in onze. onmiddellijke nabijheid in Belgie. In Belgie, dus ons voorbij? Ach Ja, met smart stellen vre 't feit vast en we zouden het door vele voorbeelden kunnen staven, dat. Belgie op Staat-Gewest- en Gemeente huishoudkundig gebied ons in den regel ver voor uit is. 't Zij zoo, oogsten wij al niet dadelijk de voordeelen in van 't goede, haasten we ons te zeggen bij veel gebrekkigs, wat daar verricht wordt, wij hebben er dan toch dit voordeel van, dat we hier de werking van het verrichte kun nen aanschouwen en er ons voordeel mede doen om liet, proefondervindelijk, deugdelijk bewezen ziende, na te volgen. Er zijn echter zaken die niet meer beproefd behoeven te wordendaartoe behooren onder meerde paarden spoorwegendie we elders ook in ons land kunnen leeren kennen. Niet alle streken zijn direct geschikt tot de uitvoering van spoorwegen waarop de stoom als beweegkracht wordt aangewend. In hoe verre ons gewest daartoe behoort willen we nu niet onderzoeken, alleen dit staat vast, dat eene spoorwegverbin ding te Brugge, Maldeghem of Eecloo, voor beide landen hare eigenaardige voordeden zou afwerpen. Het stoomtuig voor den gewonen weg is nog in de kindsheid maar komen zal het, dat waarborgt ons liet zien op de vorderingen der menschelijke kennis en de ontwikkeling der kunstvlijt. Iets anders is liet met liet paarden- spoordaarep schijnen nu reeds een lichte soort v..n stoomtuigen aangewend te kunnen worden. Dan hoe dat alles zijn moge, het paardenspoor heeft zijne eigenaardige, verdiensten en gemakken voor mensch en dier. Een paardenspoorweg van Brugge naar Schoon- dijke, over Oostburg en Sluis; zulk een weg van Eecloo over Watervliet naar Schoondijke en een derde van Maldegbem over Eede en Aar denburg naar Oostburgeen aansluiting-s weg van Oostburg naar Schoondijke en vervolgens een weg van Schoondijke naar Breskens, ziedaar onze eerste en g-roote behoefteeene levensvraag voor ons gewestten ware het nog - betere plan van den aangevraagden spoorweg (van Kerkwijk) slaagde. Wie moet de wegen leggen?! De vraag is voldoende te beantwoorden. Eeue bizondeue vereeuiging met krachtige hulp van ge west en gemeenten en eene zeer krachtige bijdrage van den sta t. Gewest en gemeenten zijn tot hulp verplicht, in dezen welbegrepen eigenbelang de staat is tot hulp verplicht en uit een oogpunt van zulk eigenbelang en uit een oogpunt van recht, want men wete het wel, de Nedërlandsche staat heeft ons nog niet vergoed, wat ze ons ontnomen heeft: onze havens op het Zwin, Sluis, llctranche- ment, Aardenburg en Oostburg en onze twee havens op de Schelde IJzendijke en Biervliet. Van onze acht havens liet de staat er ons twee, omdat hij ons die niet ontnemen kon, Breskens en Hoofdplaat. Wij bedoelen, dat stellende, geene hatelijkheid wij willen er mede te kennen geven dat, indien de natuur door bevordering der verhuidiug de havens van Breskens en Hoofdplaat deed opslikken, dan zou de staat zonder eënige aarzeling de schurren voor zich doen inpolderen, 'zoo ais hij eenmaal zal, want (dit moge nu onze bizondere overtuiging zijn of niet) de Hout keert tot, een v nigen toe stand terug-, en al verwerpen wij liet uitzinnige denkbeeld, dat men ooit over radersluizeti laat staan over een wagenwiel van Breskens naar V'lis- singen zal wandelen, toch houden we vol: van Kadzand tot aan do bocht der Schelde naar Antwerpen zet de natuur hare iandvorining met onmerkoare doch vaste schreden voort. Op de paardenmarkt en Saaftingen zuilen nog eenmaal landhoeven verrijzende kudden in de wei den grazen en de ploeg voren trekken waar nu de visscher 't net werpt. Onze oogen zullen 't niet meer zien; welnu, dan zegge na een eeuw het nageslacht dat we waarheid spraken; wij zul len er dan geene behoefte meer aan hebben om onze voorzegging (misschien zegt men schokschou derend voorspelling) bewaarheid te zien Waartoe echter uitgeweid 't Feitwe zeggen 't nog eens, staat vast, dat we geene vergoeding ontvingen voor ons verlies, enkel eene tegemoet koming in het kanaal voor de uitwatering waar van het rijk ons berooide en dat men ons zoo karig aanmat dat onze landbouwers, want op dezen en op de kleine grondeigenaars komt het neer, zuchten onder de lasten eener heffing vau drie gulden per bunder gedurende tien jaren, terwijl te gelijker tijd nog eene arme gemeente, Iietrun- chement namelijk, wordt beroofd en zelfs, voors hands hopen wc maar, een rijksaalmoes gewei- gerd Van Eede naar Breskens loopt een steenweg door onze beste gronden op de meest weelderige schaal aangelegd. Daarop worden hooge tollen geheven. Van de Draaibrug tot Eede is hij bovendien rentegevend beplant. Welnu, daar is ruimte voor een paardenspoor tot Maldeghem, 't Zelfde is het geval met den gewestelijken weg van de Draaibrug naar Brugge. Ruimte in over vloed, men heel't volstrekt geene onteigeningen te ver;iiliten, ten zij hier en daar in de nabijheid van bebouwde kringen en hier en daar wegens de lengte van den weg eeue enkele uithaalplaats, om elkander voor bij te gaan, Reizigers, kaapvaren e.i brieven vervoer zouden den ondernemers flinke riffen afwerpen, terwijl de dienstdoende person ei onderhoud des wegs en hét op ichr, geene belangrijke uitbreiding zouden behoeven ei men het uitzicht zou hebben, om eenma .1 de paarden: door een eenvoudig stoomtOéstel, ia overeenstem ming met de hoedanigheid des wegs, te ver vangen. Men overwege en oordeele, wij voor ons hebben 't weer maar gezegd, gelukkig worden wij niet moe le. 3 Januari. Belangstellend vragen we dikwijls ons zelven af: Wat toch zal het jaar '74, aan welks ingang we thuis staan, ons op politiek terrein o .leveren? En als altijd blijft het antwoord voor ons verbor gen, en wél ons, dat dit zoo is; want wie weet, welke bergen van bezwaren daar anders aan den gezichteinder voor ons oog zoude i oprijzen, die ons onoverkomelijk zouden toeschijnen. Wij willen, hoe hachelijk de tegenwoordige toestand ook wezen moge, daarin berusten, dat er een almachtig en al vijs God is, die alles in oneindige voorzienigheid bestuurt en regelt en die het ook nu weder wel zal maken. Wanneer we nogtans den toestaud zooals die zich op 't oogenblik aan ons voordoet over het algemeen beschouwen, dan kunnen we die zeker niet al te gerust stellend noemen. Vooreerst zien we daar een trotseh Duitschland met een over moedigenin Europa domiueerendea Pruisischen staat aan het hoofddie zich kenmerkt door een iu het oog springend despotisme;een wuft Frankrijk, dat zich langen tijd heeft overge geven aan een volslagen ongeloof, maar dat thans, door de omstandigheden gelouterd en met een Bourbon in verschiet, overslaat tot bigotterie, die hulp en troost zoekt iu vormen en bedevaarten en overigens rusteloos peinst op middelen om wraak en.niets dan wraak te mogen oefenen; een ellendig Spanje, en echter het El-dorado van Europa, dat tegen zichzelven verdeeld is en zijne rijke welvaarts bronnen uitbluscht door stroomen van broederbloed; een worstelend Italië, dat ja, boogt op een zekere eenheid, maar waarin zich voor het katholicisme nog een denkbeeldige staat bevindt, met een oud patriarch aan het hoofd wiens einde weldra daar zal zijn en wiens plaats door zijn opvolger voor zeker niet zonder moeilijkheden zal ingenomm worden; een machtig Rusland, dat zichselvety bezwaart met den vloek van een verdrukt Polen en overigens steeds een gespannen en waakzame houding moet aannemen tegenover eene middel- eeuwsche halve maan een industrieel Engeland, dat zich kenmerkt door gedurige werkstakingen en eene slechte verhouding tusschen werkers en werkgevers;een maar genoeg! Want waar o -den- we eindigen,, zoo we onzen blik ook nog wilden laten weiden over de zee? Neen! we behoeven niet zoo verre te gaan. Vragen we lie ver wat zal onze eigene ouze inwendige toestand in verband met den taestand der volken in 'tal-

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1874 | | pagina 1