ÜEUVS- EN ADVERTENTIEBLAD VA! WESTELIJK ZEEUfSÈH-YLAANOHREN
IN". 101.
Yeerliende Jaargang
A" 1873.
Dinsdag 30 Dec.
AAN ONZIi LEZLRS.
HET LIED V\\' ÏIDDB1WACHT.
Poli lek Overzicht.
Dit VVeeklilad" verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag.
Prijs per drie maanden voor het voormalis 4de district van
Zeeland f\ .15; voor de overige plaatsen des Rijks, franco
per post f 1,30.
Prijs der Adverteuliën van 15 regels ƒ0,75 elke regel
daarboven_£0,12Vo.Groote letters naar het getal gewone'
regels die zij' beslaan.
Afzonderlijke Nummers ƒ0.05.
Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende beuevens Advertentiën en gewone Berichten ot Mededeelingen van Correspondenten,
te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles FRANCO
't Moet al een bar Heer zijn die, onder
welke omstandigheden dan ook, liet publiek,
waarvoor hij schrijft en dat zijne penne-
vruchten koopt en betaalt, durft toeroepen
„Publiek ik veracht U
Ziet deze en nog tal van andere gedachten
doorkruisten in de laatste dagen van 1S73
ons brein. Geen wonder, bij mijlpalen als
die, welke een jaarkring op den levensweg
aanwijzen, denkt men wel eens even na!
Ook ik dacht rn vroeg 't mij af:
wel man/ hoe sta je einde 1873 met het
Zceuwsch-Vlaamsrh publiek
lïri wat denk je lezers dat het antwoord
was Bitter of zoet
Ocheigenlijk geen van beidendat
antwoord was maar zóó zóó!
Hoe kwam dat?
Wel eenvoudig daarvandaan dat het
publiek eu ik en ik en 't publiekelkander
wel wat te wijten hadden. Ons streven
was niet altoos volkomen en 't publiek
waardeerde niet altoos dat onvolkomen
streven en daaruit bleek mij recht troostvol
dat het publiek en ik heiden, oog zeer
onvolmaakt zijn.
Daarom zou t best wezen, dal we van
weerskanten onze onvolmaaktheden leerden
kennen en verbeteren. Dit zal gauw te
zien zijn, dan namelijk, als er wat meer
nummers van' ons weekblad afgeleverd wor
den eu wij, daardoor aangemoedigd, ons
best doen om ons weekblad nog Ie verbeteren!
Heb ik dus geen gelijk met het onderzoek
bevredigend to noemen
En vrede hebbende is men lot vrede
gezindvan daar dat ik het wage mijnen
lezers als afscheid in 1873 de volgende
peunevruchl aan te bieden.
Ken letterkundig voortbrengsel Dat is
nog al gewaagd
Ja. lezer! maar Ik doe tegelijker tijd,
waar mijn hart eeoe eenvoudige taal tot
u spreekt, een beroep op uw bescheiden
oordeel want: Publiek ik veraclit u niet!
57 December fS75.
j
Hoorthoort het lied van middernacht
Do laatste tonen klinken
Wij zagen weer de laatste zon
Ji) 't neevlig Westen zinken.
'l Is middernacht.'t Is plechtig stil,
Dé nacht heeft duizend-oogeu
Zij staren al op U en mij
Op al'ons nietig pogen.
Zij murrnlen van een dwaas geslacht
Dat naar geen rede luistert
Dat, slechts op 't eigen ik verzot,
Des levensglans verduistert.
Zij zien ons arme blinden aan,
Die op deez' molshoop wroeten
En daag ijks ach door niets geleerd,
Voor de oude dwaasheid boeten.
Zij hooren onze kelenvracht
Bij elke schrede schrijnend
Zij zien al de uren één voor een,
in t levensleed verdwijnend.
Zij wenschen, dat een wolkenzvvurt
Deur led in moog 'omgeven,
Öm niet le aanschouwen, wat ze zien:
Een rijk verbeuzeld leven
Want ziet, daar ligt er weer een jaar
Te sterven op zijn sponde
(Ze zagen 't reeds miljoenen maal
Met al zijn leed en zonde.
Doch weet je wat die sterren troost,
Die aan den hemel pinken
Zij weten morgen zal op nieuw
De hoogtijds morgen blinken
Roept hier of daar geen kerkklokstoon
De schare t godshuis binnen
't Is morgen toch een nieuwe dag
Laai ons op nieu w beginnen
tls morgen.ach! wat zal het zijn
Rij de aanbraak van dien morgen
Hij brengtzoo zeker als hij komt
Hij brengt ons de oude zorgen.
Hij brengt zijn eigen dwaasheid mêe,
Zijn tigen zelfzucht tevens,
Zijn eigen zeifgebrouwen leed,
Zijn ouden last des levens,
Maarwal hij brenge of roven moog,
Wat luchtkasteel hij slope,
Een bloempje ontluikt bij t morgenlicht:
Het bloempje van de Hope!
En waar de hoop ecu tuintje vindt,
Hoe 't levenslot ook griefde,
Daar kiemt allicht, in nedrigheid,
Ook t bloempje van de Liefde!
En daar daar breekt door klei en klont
En scheurt door korst en kluiten,-
Door voorjaarsstorm noch hagelvlaag
in zijnen groei !e stuiten,
Een boom gelijk der wouden vorst
Wal ooii de winter rove
Steeds breed getukt en bladerrijk;
De ceuer van 't gelave
Hij spreidt zijn breede takken uit
En in t beschermend lommer
Bloeit Hoop en Lief ie kalm en stil
In spijt van leed en kommer.
Ziedaar wat mij om middernacht
De lieve sterren fluistrcn.
O 't was me een innig zielsgenot
Naar hunne stem te luist ren.
En ik heb 't lieu van middernacht
Voor U en mij geschreven
Ik kweelde 't na zoo goed ik mocht.
Naar 't voorrecht mij gegeven
Mocht vaak een lied van middernacht
3n inenschenharten klinken,
Dan zullen vredig daar omhoog
De sterren voor ons blinken
Aardenbübg G. P. ROOS.
December 1873.
Ditmaal geven we niet zoo zeer de
kroniek van de hoogere staatkundige ge
beurtenissen als we dat gewoon zijn, maar
bewegen ons eens meer op binnenlandse!!
gebied; op ons staatkundig huishoudentje,
het welk nog al aardige zaakjes oplevert.
Vooreerst dan iets uit Schiedam.
Dit trekt ons nog al aan omdat ook
wij doch haasten we ons het te zeggen,,
niet zoo openlijkniet zoo onbeschaamd
eens eene terechtwijzing van een, gemeente
bestuur ontvingen.
De Sckiedamsche ullrnrhontanen hebben
aldaar liet onderwijs aan de Hoogere bur
gerschool eene behandeling doen ondergaan,
waarvan die gemeente en voor u) hare
min rijke burgers weldra de wrange vruchten
zullen plukken. De Schiedamsche courant
trok daartegen kloekmoedig te velde en,
haar loon was, dat men haar meende te
drukken met het oog op eenige voordeelen
die ze van de gemeente, als gemeenteblad
meenen wij, geuit I. Zekere Melchers, een
volbloed ullramontaan, wist eene afkeurende
motie des gemeenteraads uit te lokken le
gen die courant. De wakkere Redacteur
bleef hel antwoord niet schuldig
Tot ons genoegen bemoeit zich nu ook
eene dusgenoemde groote courant met de
zaak in een opslei, dat wij volkomen beamen.
De Nieuwe Rotterdamsche Courant zegt
omtrent de motie-Melchers het volgende:
De Gemeenteraad van Schiedam heeft in
een motie van orde nog wel mei alge-
meene stemmen aangenomen zijn afkeuring
uilgesproken over een artikel in de
Schiedamsche Courant. Dat is een geheel
nieuw voorbeeld van uitbreiding der taak
van de Gemeenteraden
Wanneer de patres conscriptvan Schiedam
hun exemplaar van de Gemeentewet er
eens op wille n nalezendan zullen zij
bevinden, dat die wet hun nergens de
bevoegdheid toekent om censuur uit te
oefenen over de dagbladen en wanneer
zij het gezond verstand raadplegendan
zuilen zij spoedig tot het inzicht komen
dat een Gemeenteraad, die in motiën pole
miek voert met dagbladen of berispingen
toedient, zich eigenlijk belachelijk maakt.
Wij kunnen ons wel voorstellen dat
gemeenteraadsleden niet altijd instemmen
met hetgeen in dagbladen geschreven wordt;
ook dal zij soms gevoelig zijn over de
eritiek die hunne handelingen vinden maar
noch het een noch het ander is een reden
om de bevoegdheden der Gemeenteraden
buiten de perken der wet uit te breiden
en de censuur, die men de voordeur niet'
kan inlaten, door een achterdeur binnen
j te halen.
Hel voorbeeld van den Schiedara.schen