NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAI WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAANQEREi.
N". 35,
Veertiende Jaargang.
A0 1873.
Dinsdag 6 Mei.
Politiek Overzicht.
AT CHIN.
S UI SIHMMEAD
Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag.
Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district van
Zeeland 1,15; voor de overige plaatsen des Rijks, franco
per post ƒ1,30.
Prijs der Advertentiënvan 1-5 regels f 0,75 elke regel
daarboven ƒ0,12V2-—Oroote letters naar het getal gewone
regels die zij beslaan.
Afzonderlijke Nummers ƒ0,05.
Ingezonden Stukken en Drieven, de Redactie betreffende, benevens Advertontiën en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten,
te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles FRANCO.
De uitslag der verkiezingen voor leden
"Varr'TTe Nationale Vergadering in FraDkrijk,
die bij lange na niet zóó werd verwacht
heeft daar, en vooral in Parijs, een diepen
indruk gemaakt. Het gouvernement ziet
zich hierdoor in een zeer delicaten toestand
gebracht. Het zal moeten kiezen tusschen
den zoo duidelijk geopenbaarden wil van het
land, en de neigingen van de meerderheid
der Nationale Vergadering.
In Parijs treft de geleden nederlaag niet
zoo zeer het gouvernement in zijn geheel,
als wel in den persoon van zijn minister
van buitenlandsche zaken. Bovendien komt
het gebeurde op II. Zaterdag in de per
manente commissie de crisis vergrooten
waar de minister van Goulard den minister
J. Simon aan zijn lot overgelaten heeft. In
een ministerraad, dienzelfden avond gehouden,
was nog overeengekomen, dat de vertegen
woordigers der regeering zich in de dis-
cussiën van de permanente commissie zouden
houden aan de verklaring van het gouver
nement, om slechts de verantwoordelijkheid
op zich te nemen van hetgeen in het Journal
OfBciel over de redevoering van den minister
J. Simon gezegd was; zonder verder te gaan.
In plaats van aan dezen last te voldoen, is
de minister de Goulard zoover gegaan, dat
hij alle solidariteit aan de redevoering in
quaestie van zich afwerp, en hij is dus ais
zoodanig zijn mandaat te buiten gegaan.
In dezen toestand is het zeer moeilijk
voor den heer Thiers zijn minister van
binnenlandsche zaken te houdenindien hij
ten minste niet met de meerderheid der
Nationale Vergadering wil breken. Zoo hij
geen van beiden doetzal de rechterzijde
de eerste schrede doen, en zoodra do Kamer
weder bijeenkomt zeker den minister Jules
Simon in staat van beschuldiging stellen
voor zijne redevoering en den minister de
Rémusat voor zijne verkiezings-circulaire en
Zijne verklaringen ten gunste van het algemeen
stemrecht.
In eene bijeenkomst met afgevaardigden
heeft de heer Thiers Maandag herhaald, dat
hij door het resultaat der verkiezingen van
Zondag niet bevreesd was voor de toekomst.
Er loopt een gerucht dat de vriendschap
pelijke betrekkingen tusschen Thiers en v,
Manteuffelhetgeen den president door de
bladen zijner tegenpartij wordt verweten
de voorbode zouden zijn van eene nieuwe
verzachting in de door Duitschland gestelde
voorwaarden. Men wil zelfs wetendat
Verdun vóór den bepaalden tijd door de
troepen zou verlaten worden. Uit welke
bron dal gerucht is, is onbekend.
De groote vraag op dit oogeoblik te Parijs
is: hoedanig is de indruk, dien de uitslag
der verkiezingen op den heer Thiers ge
maakt heeft Zou de heer Thiers zich dezen
uitslag zóó aantrekken, dat hij zich geheel
en al aan de reactie zal overgeven en haar
de teugels der regeering in handen brengen
Het gerucht, betrekkelijk het ontslag der
minsters de Kémusat en J. Simon, zou eene
oplossing in dien zin doen vreezen. Maar
de president der republiek, hoewel ten volle
overtuigd, dat de laatste verkiezingen en
vooral die van Parijszijn werk aan zeer
groot gevaar blootstellen, hem op nieuw in
verlegenheid kunnen brengen en hem groote
moeilijkheden in den weg zullen leggen
heeft het wezenlijk karakter der stemming
zeer handig gegist. Reeds heeft hij (zooals
reeds is medegedeeld) aan enkele leden van
het comité Carnot verklaarddat hij niet
ontmoedigd was en dat hij volstrekt niet
van plan was zich van de republikeinsche
linkerzijde af te scheiden, die, gedurende
dezen geheelen strijd bewezen haddat zij
alle qualiteiten voor eene regëeringspartij in
zich vereenigde. In een ministerraad moet
de heer Thiers aangedrongen hebben op de
noodzakelijkheid om het streven en de
strekkingen der publieke opiniezooals zij
zich nu in de stembussen van de hoofdstad
en de departementen geopenbaard hebben,
zoo min mogelijk te miskennen. Hij heeft
vooral bij zijn ministers aangedrongen om
spoed te maken met het in orde brengen der
wetsontwerpen, waarmede het gouvernement
belast is voor den dag te komen, met het oog
op de aanstaande ontbinding der Nationale
Vergadering, en die den heer Thiers den 20
Mei wilde indienen. Men ziet dus dat hij er
verre van af is zich aan de reactie over te
geven en haar vrij spel te laten, zooals reeds
algemeen vermoed werd.
ErJ zal dus ook geene ministerieële crisis
plaats hebben, en het gerucht betreffende het
aftreden van de Rémusat en J. Simon wordt
eveneens tegengesproken. De heer de Ré
musat is, evenmin als de heer Thiers, ont
moedigd over zijn niet slagen bij deze verkie
zingen hij zal dus zijn post niet verlaten
dan alleen voor een bepaald votum der Nati
onale Vergadering.
De heer Barodet heeft een brief geschreven,
waarbij hij de kiezers van Parijs bedankt en
waarbij hij aandringt op gematigdheid en tucht
bij de republikeinsche partij, welker groote
vorderingen hij constateert. Hij zegt daarin
voorts: mijn kandidatuur is geen kandidatuur
van strijd. Parijs heeft niet anders gewild
dan voorlichten, ik zal mij aan de regeering
hechten en ik zal bij elke gelegenheid bewijzen,
dat de geest van eendracht en samenwerking
in mij een vertegenwoordiger te meer zal
vinden.
Het central comité der Pruisische bank,
vernomen hebbende dat eenige Parijsche ban
kiershuizen aan de inrichtingen van dien aard
te Berlijn de uitnoodiging hebben gericht om,
bij de wissel-transactiën in verband met de
afdoening der Fransche oorlogschadevergoe
ding, hun de behulpzame hand te bieden
heeft thans besloten, om niet slechts de be
doelde wissels, maar ook andere wissels van
die bankiershuizen van disconteering uit te
sluiten.
De rust op onze voormalige bezitting, de
Kust van Guinea, is nog niet hersteld. Volgens
verklaring der Engelsche regeering hadden de
Ashantijnen op een afstand van 30 mrjlen van
Cape Coast Castle eene overwinning behaald
op een onder Britsche bescherming slaande
volksstam. De regeering had de onder hare
bescherming staande stammen steeds door
raadgevingen, ammunitie en wapenen in staat
gesteld om zich tegen de inlandsche vijandige
stammen te verdedigen, maar zij bespaarde
aan hare officieren en soldaten zoolang mogelijk
eene expeditie in het zeer ongezonde klimaat
der Kust.
De koning van Elmina, die nog altijd wei
gerde het Britsch gezag te erkennen was
gevangen genomen.
Men deelt ons de volgeude opmerking mede:
Men spreekt er van, voor den generaal Kohier
een monument op te richten en de weduwe
Kohier ondersteuning te bezorgen, aangezien haar
pensioen niet voldoende is.
Ik ben er zeer voor dat verdienstelijke mannen
door het vaderland worden geëerd, maar dan ook
op waardige en wezenlijk aesthetische wijze.
Zal het monument door onzen genialen profes
sor Stracké vervaardigd worden, dan juich ik dat
denkbeeld var» gauscher harte toe, en wil er gaarne
mijn penningske toe bijdrageu. Zal het echter
weer aan een ander worden opgedragen, dan zal
Nederland waarschijnlijk weer „verrijkt" worden
met een product, waarvan men in buitenlandsche
bladen en werken over aestbetiek leest: „In
Holland vindt men verscheidene monumenten
welke, op enkele loffelijke uitzonderingen na, allen
uit die ateliers schijnen voortgekomen te zijn
waar men de Utrechtsche theerandjes eu de N'ij-
meegsche raoppeu boetseert en helaas het is
maar al te waar. Mocht men dus weer besluiten
den eenigen kunstenaar in Holland voor dergelijke
kunstwerken voorbij te gaan, dan stel ik voor den
kraton van Atchin, die wij nu toch in het najaar»
of mogelijk wat later, zullen nemen en dit zal
gebeurendaarvoor blijft ons de brave Indische
armee voldoende borg evenals op Palembang
en andere plaatsen, tol onze hoofdvesting te ma
ken en daaraan den naam te geven van „fort
Kohier", met een marineren plaat boven de poort»
waarop te lezen staan alle namen der gevallen
helden. Dat is toch een waarlijk schoon monument
voor ieder verdienstelijk soldaat.
Wat nu die tegemoetkoming voor de nagelaten
weduwe en kinderen betreft, dit heeft mijns inziens
tegen zich, dat er mogelijk door dezo catastrophe
wél meer weduwen en weezen zullen ziju achter
gebleven, wier ochtgenooten eu vaders toch oven
verdienstelijk waren. Doch prijzenswaardig vind ik
het voorstel in het Nieuws van den Dag^ te dezer
zake geopperd, onder de voorwaarde, dat die te
gemoetkoming dan ook uit 's lands kas geschiede,
b. v. het generaals-majoors-pensioeu dat haar
echtgenoot zou genoten hebben, indien hij dit had
gevraagd. Want een beroep op do natie, zooals
in Indië eens voor de weduwe Poland is gedaan»
zou voor ecno beschaafde vrouw toch wezenlijk al
te pijnlijk zijn.
Was ciit mogelijk ook de bedoeling van N. vau
den Dag? (Aruh. Ct.)