N°. 34. Veertiende Jaargang. A0 1873. IIEUWS- El ADVERTENTIEBLAD VA1 WESTELIJK ZEEUfSCH-VLAAMEREB. Gelijkheid en ouge- lijkheid. s i n s hhimbmd Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag. Prijs der Advertentiënvan 1-5 regels ƒ0,75 elke regel Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district van VrnfJan» TVÏoi daarboven 0,12%. Groote letters naar het getal gewone Zeelaud 1,15; voor dc oyerige plaatsen des Rijks, franco J Ivlcl® regels die zij beslaan, per post ƒ1,30. Afzonderlijke Nummers ƒ0,05. Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, benevens Advertontiën en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten, te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles FRANCO. ii. Naar aanleiding onzer vragen aan het slot van ons vorig artikel moesten we thans het oog slaan op de pogingen, aangewend om de gelijkheid der menschen te herstellen, of beter gezegd, in evenwicht te brengen want volstrekte gelijkheid in te voeren in den volston, meest afgetrokken zin van het woord, dal vermag zelfs het christendom niethaasten we ons er bij te voegen dat wil het ook niet. Het christendom wil ieder mensch vrede schenken. Vrede met zijnen medemensch, vrede met zich zeiven, vrede met zijnen God. Zoodra de menschen dezen vrede verworven hebben, is de ware gelijkheid daar, is het evenwicht hersteld. Hoe dat, is dan het verschil tusschen rijken en armen opgeheven Ons antwoord is ronduit: ja! Kr zullen rijken en minder gegoeden zijn, maar volstrekt armen niet meer. Nog eens het oude vlaamsche woord herhaald: Contenlcment is 'tall Welnu waar vrede is, is tevredenheid; tevredenheid is eene dochter des vredes en in het rijk des vredes zijn weer allen broeders, allen gelijk. De rijke stelt den miu gegoede in staat om in zijne behoeften zoo te voorziendat hij in den volsten zin des woords niet behoeft te zorgen voor den dag van morgen. Dat zal niet alleen in het stoffelijke 't geval wezen maar ook in 't geestelijke. Wanneer? o, wij weten: het schepsel zucht maar met opgestoken hooide, uitziende naar verlossing van geestelijke en lichamelijke nooden beide! Wanneer? Wachter! wat is er van den nacht De morgenach wanneer? Zijn vragen in het nauwste verband staande met de geschiedenis van den dagdoch het antwoord kan niet uitblijven het moet komen Bewijs voor deze stelling is het streven en pogen om de ongelijkheid te doen ophouden. Maar al dat streven en pogen is mislukt? Toegestemd. Onlangs sprak ik met een med. et chirurg, doctor over een zijner ziekendien ik goed kende en vroeg wat mankeert de man toch doclor 'k Weet het niet was 't antwoord ik moet mij geheel en al te vreden houden met de zichtbare verschijnselen, deze wijzen op een samengesteld geval en dien overeeukomstig richt ik mijne behandeling in. Gij zoudt dan deri man kunnen gene zen zoo ge zijne ziekte kendet? Gewis, dat is het juist! Hij lijdt pijn overalhij zweet onder omstandigheden waaronder men niet zweeten moBtr^n huivert als bij koorts waar geen koorts is; hij lijdt lichamelijkdoch wellicht komt er zielelijden bij. Wie zal ons 't innig verband tusschen ziel en lichaam verklarentusschen den werker en zijn uitnemend gemaakt werkluig Gij gevoelt, lezer! ware de man nu niet ziekdan zou mijn geneesheer hem niet behandelen of misschien aan hijpochondrie denken en hem pillen van peperkoek geven of trekpleisters leggendoch hij is ziek en nu zoekt de geneesheer eerst naar de kwaal en dan naar het geneesmiddel. Hier komt echter nog iets bijEr zijn ziekten die, niet zoo zeer uit haren eigen aard als wel uit den aard van deri lijder zelf, 011- geneeselijk zijn en ziedaar het beeld van de maatschappij. De maatschappij is 2iek dat blijkt ook daaruit, dat men middelen .be proeft om haar te genezen. De ziekte waaraan zij lijdt is bekendverstoring van het evenwicht, ongelijkheid, doch men dwaalt ten opzichte der ziekte zelve vooreerst in de oorzaak der kwaalvervol gens in de wijze van behandeling en daaruit voortvloeiende bereiding van het geneesmid del. Ik en gij, lezer! kennen de kwaal, ongelijkheid. Ik ken liet geneesmiddel, het christendom als vredebrenger. Gijhelaas, neen! Enkelen uwer slechts zullen 't over het geneesmiddel niet vrij eens zijn, sommigen echter zullen zeggenhet groeit hier, anderen het groeit daardat is de een zal zeggen: mijn christendom is dat, wat de Paus van Rome leert; de ander 't mijne is in het leerstelsel der Nederlandsche Hervormde kerk en gene zal zeggenmijn christeudom is het beste omdat het in overeenstemming is met de moderne wereld beschouwing; eindelijk de groote hoop, zoo wel onder hendie zeggen ik behoor tot Rome, ik tot de Confessioneeleik tot de ethisch Irenische, ik tot de moderne richtingde groote hoopzeg ikzal zeggen gij zijt een dweeper Fiatmits ik maar met mijne dweeperij geene schade doe en och! 'tis zoo licht gezegd gij zijt een dweeper terwijl het zeker isdat onder al de genoemde ge zindheden, zelfs onder Heidenen, Mahome- tanen en Joden braven en edelen van ons geslacht gevonden worden, die alleen als vrucht der omstandigheden, dat licht niet zien, dat zoo eigenaardig, zoo hemelsch in de duisternis schijnt. Onder alle geloofs belijdenissen zijn oprechte, welmeenende brave menschen, die goed doen uit den goeden schat des harten, maar zij staan helaas, alleen! Savanorola was geen godsdienstigMas- a-nicllo geen staatkundig hervormeral wezen ze op gebreken des tijds. Sixtus V, en Cromuiell waren betere rijksbestuurders, al waren zezij het dan door trappen gekozen, dan menig geboren monarch; beter dan Filips II, Karei 11, Jacobus II en Lolewijk XIV en XV. De eerste poging van eenige beteekenis in de geschiedenis van den laatsten tijd ja waarmede de nieuwste geschiedenis ei genlijk aanvangt, is de Fransche omwen teling uit het laatst der vorige eeuw. De wijsbegeerte had vurige kolen in haren mantel vergaderd. Nu is een mantel niet van ijzer, veel minder vuurvast. De hitte der kolen zengde den drager den eigen boezem en ze lieten de opeen ge hoopte kolen vuurs vallenniet op de aardemaar onder de menigte en de kolen veroorzaakten brand en toen de brand eenmaal uitgebarsten was, was hij niet meer te blusschen en hij is tot op den dag van heden nog niet gebluschl, maar sneuvelt en woedt onder de asch en slaat, naar mate de aschkorst dikker of dunner is, naar buiten; nu eens in Duitschland dan in Frankrijk, dan in Polen, dan in België, dan in Engeland, dan in Italië en in onzen tijd eindelijk in Spanje. Vrijheid, gelijkheid, broederschapwas de leuze der Franschen. Schoone leuze, nooit volprezen woorden en zakenechte vruchten des Christendoms! Jammer maar, dat de geest van waanwijsheid, het kenmerk van den zich zelfgenoegzamen Franschman, nedrig als men zijn volk maar als het eerste der wereld, als de groote natie erkentlosbandigheid voor vrijheid, geweld der massaas voor gelijkheid en liet opdringen van hun geweld voor broederschap hield. Geen wonder dandat men er achter schreef: of de dood, en zelfs een werktuig der gelijkmaking op het revolutie plein opzichte geen Proerustusbed maar niet veel betereene guillotine En toch werden te midden van die brandende paleizendie met bloed bezoe delde altarendie rookende schavotten die met lijken verstopte rivierenideën ontwikkeld, die krachtig getuigen voor de oneindige volmaakbaarheid der menschelijke natuur ja, maar ook voor hare grenzcnlooze verdorvenheidDoch die tijd was liet uur der barensweeën, was den kamp van het dierlijke in den mensch tegen het betere geestelijke, laat ons zien wat er uit geboren werd welke uitkomsten de strijd opleverde doch daaraan wijden we een volgend nummer. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1873 | | pagina 1