N°. 31. Veertiende Jaargang. A0 1873. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VUANDEREI. Vrijdag 23 April. Gelijkheid of verschil? iSLlIiStHBMKIÜD Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag. Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district van Zeeland 1,15; voor de overige plaatsen dés Rijks, franco per post f 1,30. Prijs der Advertenliënvan 1-5 regels 0,75 elke regel daarboven/'O,l"2'/2-Ciroote letters naar het getal gewone regels die zij beslaan. Afzonderlijke Nummers ƒ0,05. Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, benevens Advertenliën en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten, te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles FRANCO. i. Het vraagstuk van den arbeid, het werk, is dezer dagen aan de orde van den dag. Geen wonder, het zaad door de wijsgeeren gedurende de tweede helft der vorige eeuw uitgestrooidis ontkiemd en draagt thans zijne vruchten. Vruchten? Ja! maar welke vruchten? de heillooze vruchten van zulk een zaad in zulk een akker. De rottende, gistende stoffen door gekroonde dwingelanden en hunne satrapen op een bijna braakliggend veld bij een gebracht, hebben een groei veroorzaakt, die voor den waren wijze onmogelijk scheen, liet zaad ontkiemde als 't ware plotseling en ziet wat liet verwonderlijkste ishet zaad, dat uitgestrooid werd, was geen slecht zaad maar liet viel in slecht toebereide aarde. De gelijkheid der menschen is eene waarheid die geen bewijs, alleen een betoog behoeft en dan dit laatste nog maar alleen voor diegenen, welke niet gewoon zijn zelf veel na le denken, maar het nadenken meest aan anderen overlaten. Zulke menschen staan dan ook plotseling en onverwacht voor feiten, die ons volstrekt niet verwonderen. Ja waarvan 't ons onbegrijpelijk is, dat ze niet eer te voorschijn kwamen. Eén dier voor ons niet onverwachte feiten, en voor menig denkend lezer, mot de geschiedenis der menschheid voor zich, ook niet, is de werk staking. Onlangs lazen we in een onzer dagbladen, dal in eene onzer Provinciën de vcldarbeiders liet werk gestaakt hebben met den eisch om eene loonsverhooging van vijf centen Maar dat is eene bagatel? Ja voor U, die niet weet wat veldarbeid is; voor U, die niet weel boe hoog de loonen daar ginds zijn, is het mogelijk eene bagatel, maar óf voor den landbouwer óf voor den arbeider is het zes stuivers per week voor iederen arbeider en voor de landbouwers, die allicht oen honderdtal arbeiders werk geven, is het f 30„per week, dus over 'Ae jaar of 13 weken f 390„en dit is nu op veldwerk geen bagatel meer, en het blijft nog altoos de vraag of het loon in die streken niet hoog genoeg is. De huishoudkunde zou ook nog eene vraag kunnen doen en vragen Zouden honderd arbeiders gedurende 13 weken niet zelve een reservefonds kunnen bij een brengen Zouden ze niet vijf cents per dag kunnen afzonderen, dat is samen f 30„of 390,,in die 13 weken Deze vraag der huishoudkunde nu is in de theorie heel mooimaar weet je wat de werkman U daarop antwoorden zou eenvoudig ditGij kunt de rekening van een arbeiders huisgezin niet maken. Dit antwoord is waarachtig. Men behoeft geen werkman te nemen neem eenvoudig den kleinen winkelier, den ambtenaar met eene belooning beneden de 50 ets. Die fatsoenlijke armen, die geen onderstand vragen, die met hunnen geest arbeiden en des avonds, de leden niet zoo doch het hoofd dubbel vermoeid nederleggen. Spreek dien man eens. dien ge peinzend door het veld zaagt dwalen. Wat deed hij? Was hij een stil bewonderaar der planten? Liep hij peinzen over eenig afgetrokken denkbeeld? Of was hij een dichter, die aan de borsten der natuur putte, stof voor onsterfelijke zangen of eenvoudig gevoelige liederen O neen, niets van dal alles; botanie is goed voor onderwijzers met ledige uren en renteniers inet zekere inkomsten. Wijs begeerte is meestal het deel van een onbe zorgd oud vrijer met toereikende middelen. Zou 't dan een dichter kunnen zijn? Och! benijdt hem dan ook ai niet want verzen geven geen brood en vermoorden de praktijk des gemeenen levens, en de maker is een ongelnksvogel. Neen, houdt onzen peinzer gerust voor iemand, die speculeert op het werk dat na het boomenrooieu 't eerst voor de hand ligt; putten vullen I O I dat putten vullen, dat baart wat angst en zorg bij den door de fortuin schaarsch bedeelde. Dat rooft hem de zielsrust des daags en den slaap des nachts. Hij bemint zijne gade teeder en trouwer dan menig rijkehij draagt zijne jeugdige kinderkens in 't hart en de vraagde groote vraag foltert hem ook krijg ik al die putten op mijn levensweg gevuld? Reeds dat gedurig denken daaraan is een bewijs voor zijn eerlijk gemoed en zelfs de onvoldoende en hoogst ondoelmatige wijze, waarop hij dat verricht, is eene poging, om het onrecht terecht te brengen; even als men zegt, dat de koorts eene poging der natuur is, om het evenwicht in het door ziekte gefolterd lichaam te herstellen. Zoo solt hij voort tot hij eindelijk de matte leden op zijn doodsbed uitstrekt. Met betraande wangen aanschouwt hij zijne ge liefden en niet zelden glimlacht hij nog den glimlach der hope voor hen, als zijn oog breekt en het klamme doodszweet op zijn voorhoofd parelt. Achter hem ligt een leven, zachtst ge nomen een levensdroom vol ijdelheid vol misdadendie alleen de redelijke rechter (gelukkig dat deze andere schaal en andere maat gebruikt dan wij!) vermag te bezoeken. Wij nu wij dit aanschouwende vragen Maatschappijmenschelijke maat schappij mcnsch van gelijke bewegingen neigingen en begeerten als hijhoe groot is liet aandeel uwer schuld aan zijn ramp spoedig bestaan Wij vragen dit niet dezen of genen in 't bizonderverre van daar, dan ware ons geloof aan de menschheid uitgestorven, koud en dooddan zouden we wanhopen aan de toekomst van ons geslachtdan zouden we zeggendat het christendom met zijne ze geningen van zelfopoffering, liefde en vriend schap en broederzin een ijdel verschijnsel isalleen beoefenbaar door den benijdens waardige, die goud en zilver en huis en hof bezit Wij stellen die vraag der geheele mensch heid, haar verstand genoeg toekennende, om ieder in het zijne zijn aandeel daarin te beoordeelen Kan zal ze anders dan beschamend zijn Laat de zoo even geschetste man zelf het grootste deel der schuldreken hem zeven deelen van de tien toe, dan nog blijven er drie deelen ten laste van 't algemeen. Wij gelooven zeer matig in onze berekening van die aandeelen te zijn, wij gelooven nog meer wij gelooven, dat er personen individuen zijn, die eenig en alleen de ge heele schuld van eigen rampen zijn maar daar staan er helaasook tegen overdie slachtoffers van hunnen tijd, slanl en be trekking zijn. Ode mate van schulJ en onschuldvan verantwoordelijkheid en af hankelijkheid luistert zoo nauw! De mensch zelf is vaak zoo onvermogend om ze te bepalen I Van waar toch en hiermede komen we op het punt dat we wenschen te behandelen, van waar toch dat zoeken en streven van onzen tijd om het raadsel van kapitaal en arbeid, van plicht, van het individu tegen over liet individu en van den persoon tegen over de maatschappij te ontwarren Van waar het verschijnsel der eerste Fransche revolutie en de nageboorten daaruit voortgekomen met de naweeën daaraan verbonden Van waar in later dagen nog edele dweepers als de Saint Simon en Enfantin Van waar misdrachten als Fourier en Proudhon Van waar de namen van Socialisme en Communisme, als helsche spoken rondwa rende onder de volken der aarde Wat zijn ze anders dan verre bliksem stralen aan den hemel of zware donderwolken boven onze hoofden Zuiveren storm en onweder den dampkring niet Bewijzen ze nietdat cr een streven is naar herstel van 't verbroken evenwicht Deze stellende vragenoverwegen we nader. (Wordl vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1873 | | pagina 1