NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
OVER WETTEN.^
N°
5.
Veertiende Jaargang.
A0 1873.
Vrijdag 17 Januari.
Besluiten
DE STRAFWET EN DE VOLKSZEDEN.
DE ZONDAGSPOLITIE EN DE YOEKSTEDEN.
DE BELASTINGWET EN DE VOLKSZEDEN.
SLIISCHHIMBLID
Dit W .eekblad verschijnt iedoren Dinsdag en Vrijdag.
Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district van
Zeeland ƒ1,15; voor de overige plaatsen des Rijks, franco
per post 1,30. X* y
Prijs der Advertentiën van 1-5 regels 0,75 elke regel
daarboven ƒ0,1-2Va-Uroote letters naar het geial gewone
regels die /ij beslaan.
Afzonderlijke Nummers 0,05.
Ingezonden Stukken en Brieven, de RedactlêTfietreflendebenevens Adverteniiëa en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten,
te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles FRANCO.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van YZENDIJKE
Gelet hebbende op de verklaring van den
gemeente genees- heel- en verloskundige van
heden, houdende, dat het tot stuiting van
den voortgang der pokkenepidemie noodza
kelijk is om de goederen gebruikt door
ROSALIE DULLAERT, aan hevige pokziekte
in de gemeente overleden, te onteigenen en
te verbranden.
Gezien art. 69 der Wet van den 28
Augustus 1851 (Staatsblad N". 125).
1°. De navolgende voorwerpen aan de
overledene toebehoord hebbende, wor
den onteigend om te worden verbrand:
te weteneen beddezak, een hoofdkussen,
een verekussen, twee bedlakens en drie
katoenen dekens.
Het tegenwoordig besluit zal aan Heeren
Gedeputeerde Staten worden medegedeeld
ter gewone plaats worden afgekondigd en
aangeplakt en in het Sluisch Weekblad
worden opgenomen.
Yzendijke den 11 Januarij 1873.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
(get.) D. BEKAAR, Burgemeester.
F. J. M. BEV1NJr., Secretaris.
Voor eensluitend afschrift.
Burgemeester en Wethouders
van Yzendijke
D. BEKAAR Burgemeester.
F. J. M. BE VINJr., Secretaris.
Nederland, dat zich beroemt lot de meest
beschaafde natiën der wereld te behooren
bezit geen eigen strafwetboek. Het bestaande
wetboek heelt het tijdens den tijd onzer
slavernij onder deFranschen -met al zijne
wetten even als Belgie dat die nog allen
bezit, van de Franschen ontvangen en behalve
het strafwetboek in 1838 door eene meer
met den Nederlandschen volksgeest overeen
komende wetgeving vervangen; het ongeluk
kige strafwetboek bleef bestaan, 't Is waar,
al spoedig zag de Nederlandsche wetgever
in, dat dit wetboek met name geheel en al
tegen den volksgeest aandruiste, doch in
plaats van nu spoedig tot algeheele herziening
van een zoo gewichtig stuk over te gaan
leverde men echt Nederlandsche door nu
en dan iets te doen, eene schoone uitgave van
Lapschure.
Het eerste, dat men uit de strafwetgeving
weerde, was het barbaarsche Hoofddeel van
den burgerlijken dood; eene straf het oude
veemgericht waardig. De burgerlijk doode
toch leefdehij zat opgesloten in cane
Staatsgevangenis en werd gevoed en gekleed
uit een deel zijner middelen, zoo hij die
bezat of anders op kosten van den staat
overigens werd met hem gehandeldals of
hij werkelijk gestorven waredoch ziet eene
of andere revolutie brak uit en de doode
herleefde. Wat de gevolgen van dat herleven
waren behoeft geen betoog.
Zoo waren er nog onzinnige of liever
tirannieke bepalingen in dit wetboek. Door
speciale wetten nu en dan door nood en
tijdgeest afgeperst, verbeterde men het oude.
dat is men brak uit het oude gebouw bier
en daar een balk en een plank los en zette
een balk op eene andere plaats en spijkerde
eene plank op eene gemaakte opening. Zoo
verdwenenen haasten we ons te zeggen,
het was goed de straffen van geeseling
en brandmerk; het onzinnige zwaaien met
hel zwaard over 't hoofd, eene rechte co-
medie; de barbaarsche bepalingen tegen de
vrijheid van vereeniging en vergadering en
zoo al meer tot men eindelijk meende ook
de doodstraf te kunnen missen.
Vergelijkt men nu Nederland bij vele andere
landen, dan is er bij den eersten oogopslag
zeer veel voor de afschaffing der doodstraf
te zeggen. Nauwelijks toch, om een voorbeeld
van den volksgeest, Ie noemen is de Hungsche
moord (eene oude dame en hare jeugdige
dienstmaagd) bekend nauwelijks hoort men
hoe baldadig tusschen Oostburg en Zuidzande
een jongeling op een chrislelijken feestdag
verslagen is, of een gevoel van verontwaar
diging doortrilt de geheele natie.
Een Belgisch blad maakte de opmerking;
dat het eerste gevai in Holland tot de hoogste
zeldzaamheden behoorde. Voorzeker eene
vleiende lofspraak voor onze natie
Doch wij doen de vraag Was het ver
standig de doodstraf af te schaffen Kon
men ze niet voor zeer buitengewone, bepaald
omschreven misdaden hebben laten bestaan
Was nog niet. altoos het heerlijk Koninklijk
prerogatief, het recht van gratiedaér, om
zelfs in die gevallen de mogelijke gevolgen
te neutraliseeren Wij vreeien met het
oog op de teekenen des tijds, dat de doodstraf
nog eenmaal in onze strafwetgeving zal
moeten opgenomen worden.
In 's Hage tocli schijnt de misdaad eene
dtie dubbele te zijn: inbraak, diefstal en
dubbele moord Onder Oostburg een gevolg
van zoo ooit dan hier, outheiliging van een
chrislelijken feestdag.
De Nederlandsche natie beroemt zich te
zijn eene bij uitnemendheid godsdienstige
natie. Laten wij een oogenblik het gevoelen
over den Zondag als Sabbath, zoo als dien
der Israëlieten, rusten. Dan zijn er duizenden
in den lande, die dien Zondag eeren als de
dag des Heeren, als de koning der dagen,
terwijl zij die zich het meest vrijzinnigste
deel der natie noemen, tusschen dezen en
de overige dagen der week nog eenig verschil
zullen blijven zien en den Zondag niet alleen
uit een religieusmaar zelf uit een econo
misch politiek oogpunt zullen verdedigen. Ze
zullen zeggen Van de zeven dagen- der
week mag het volk er licht één hebben
om zich van den zesdaagschen arbeid te
ontspannen en door gepaste uitspanning
nieuwe krachten op te doen voor de werkzaam
heden der nieuwe week. Ook wij zijn
Sabalhisten wij nemen het den werkman
niet kwalijkwanneer hij zijnen Zondag
namiddag besteedt, om eens naar zijn aard
appelland te wandelen en zich in de hoop
op zijnen oogst te verlustigen, of om een
elders wonenden vriend of bloedverwant te
bezoeken wij nemen het den winkelier zelfs
niet kwalijkdie het spelend kind een koekje
verkoopt of eenig lekkers; de Zondag is een
vreugdedag voor liet kind bij uitnemendheid I
M aar wij verafschuwen de stelselmatige zon
en feestdagontheiligingwaartoe vooral sj
aanleiding geven die aan eigenlijk gezegden
rustdag geene behoefte hebben en zich
beroepende op liet volk, dat arme volk,
dat wel eene uitspanning noodig heeft, voor
dat volk de gelegenheid openzet om uit te
spatten.
Niet geDoeg dat herbergen en kroegen
op Zon- en feestdagen openstaan, o neen!
men vergunt zelf aan kotten en kroegen in
achterbuurten en buitenwijken speellieden te
houden; danspartijen en hazardspelen aan te
richten. Zonderling contrast; de humaniteit
komt in vollen opstand legen de koninklijke
Nederlandsche Staatsloterij en tolereert de
ontheiliging van Zon- en feestdagen
Of we dan eene bij de wet bevolen Sab-
bathsviering eene op hoog bevel veranderde
godsdienstoefening willen Volstrekt niet, we
willen vrijheidmaar vrijheid is geene los
bandigheid, maar uitspanning is geen uit
spatting.
Het Nederlandsche volk is een vaderland
lievend volk. Een groot gedeelte van dat
volk spreekt in zijnen gezangbundel voor de
openbare godsdienstoefening de waarheid
uitdat de ware christen de beste burger
is, die onder anderen geduldig schot en lot
draagt en nog duizeodenal staat deze
waarheid niet in de liederenverzameling, die
tot het ritueel zijner eeredienst behoort, zal