NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEOWSCH-VLAANDEBEN.
N.° 84.
Dertiende Jaargang.
A0 1872.
Het nieuw ontwerp
Polder'Reglement.
S LIIIS C HSWJUjID
Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag. Prijs der Advertentiënvan 1-5 regels f 0,75 elke regel
Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district van VrürJoo' OnfnKai» daarboven /'0,1*214. Groote letters naar het getal gewone
Zeeland ƒ1.15; voor de overige plaatsen des Rijks, franco VJClOUol regels die zij beslaan,
per post 1,30. Afzonderlijke Nummers f 0,05.
Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, beueveus Advertemiëu en gewone Berichten ot Mededeelingen van Correspondenten,
te bezorgen bij den Uitgever dezer, alle? FR-ANCO.
Tot hiertoe hebben we ons onthouden
van een eigen oordeel uit te spreken over
het ontwerp Polder-Reglement voor
Zeeuwsch-Vlaandereozooals het nu door
HH. Gedeputeerde Staten gewijzigd is. Met
het oog op het feit, dat de vele stemmen
tegen het eerste en in beginsel onzes
inziens goed» polder-reglement opging door
vreemde grondeigenaren geprovoceerd, wilden
we wachten tot ook de Gazette van Eecloo
zou gesproken hebben. Men weeten
waardeert het feitdat dit weekblad
op een zeer onpartijdig standpunt geplaatst,
doorgaans in algemeene belangen ééne lijn
trekt. Evenals wij op de sympathie van den
aclitingswaardigen opsteller van dat blad
mogen bogeneveneens rekent hij op onze
sympathie, dat schoone gevoel is dus weder-
keerig en dit maakt, dat als, we in meening
verschillenwij óf het verschil trachten op
te lossen door toenadering, óf ons zoodanig
met bewijzen wapenen dat we de behan
delde zaak als 't ware in status quo laten
in één woord het punt in kwestie onbeslist
blijft.
Men weetdat de Gazette ten opzichte
van het eerste punt rechtstreeks tegen ons
over stond; dit wederzijdsch standpunt is onver
anderd geblevenhoe onpartijdig ook de
volgende mededeeling gesteld ishoe ze
ook zonder eenige opmerking medegedeeld
wordt. Wij weten echter juist door die
eenvoudige mededeeling des feitsdat de
opsteller der Gazette bij zijn gevoelen vol
hardt en dat wij bij 't onze blijven zal het
volgende bewijzen. Vooraf halen wij de
mededing der Gazette in haar geheel aan.
Ze luidt aldus
„De kwestie van het nieuw polderregle
ment nadert hare oplossing. Gedeputeerde
Staten van Zeeland hebben, als gevolg van
't verslag der afdeelingen, eenige wijzigingen
op dat reglement voorgesteld, welke de
bestreden bepalingen opzichtelijk het bui
tensluiten van de vreemde grondeigenaars
in 't beheer der Zeeuwsche polders doen
vervallen.
„Ofschoon wij van oordeel blijven, (zoo
spreken Gedeputeerde Staten) dat het
deelnemen door vreemdelingen aan het
polderbeheer, 't welk een deel van de open
bare huishouding van den staat uitmaakt
in meer dan één opzicht bedenkelijk te
achten is, hebben wij, bij den vrij algemeenen
toestand in de afdeelingen tegen hunne
uitsluiting van het stemrecht in de algemeene
vergadering geopenbaard, na rijp beraad, en
ten einde de totstandkoming van het regle
ment zoo mogelijk te verzekeren, gemeend
ons voorstel dienaangaande te moeten
wijzigen."
Gedeputeerde Staten stellen daarom voor,
het woord Nederlander te doen wegvallen
daar, waar dit woord voorkomt als eene
vereischte, om tot het beheer mede te
werken. Hiertegen wordt het volgende
bepaald
„In geval de stemgerechtigde vreemdelingen
in een polder of waterschaphetwelk met
walerkeerende werken belast is, een derde
of meer van het getal stembevoegden in
den polder of het waterschap uitmaken
wordt voor de begrooting van inkomsten
en uitgaven van den polder of liet waterschap
de goedkeuring van Gedeputeerde Staten
vereischt."
Wijders wordt er voorgesteld de artikels
46 tot en met 79 over de vergadering
van hoofdingelanden" uit bet ontwerp-re-
glement weg te laten."
Welnu zie hier ons oordeel.
't Is uitgemaakt zeker, dat de rechten bij
de nieuwe voordracht aan vreemdelingen
toegekend als staatsrechterlijk moeten be
schouwd worden en daarnevens slaat het
feit vast, dat inmenging van vreemden in
beheer of bestuur, als gevolg dier rechten,
niet kan of mag bestaan, omdat de kwali
ficatie van vreemdeling daarvoor een over
tuigend beletsel is. Eenvoudig dus een
vreemde zal recht hebbenom ziclr met
ons huishouden te bemoeien 't Is waar,
men zal zeggen, de polder is geen staat;
geen Provinciegeene gemeentedoch
daar stellen wij tegenoverNeen geen van
drieënnaar als zedelijk lichaam bezit de
polder eigenaardigheden die hem met
staal, provincie en gemeente ten nauwste
verbindenzóó zelfsdat de polders in
staats- provinciale- of gemeentebelangen
vaak grooten invloed uitoefenen.
Stel een polder behoort (en de voorbeelden
bestaan) voor twee derden, zelfs ruim twee
derden aan vreemde eigenarendan zien
we de mogelijkheid we zouden zelfs
durven stellen de zekerheid dat het
geheele polderbestuur uit vreemdelingen
wordt samengestelden zoodra nu dezer
belang 't zij schijnbaar 't zij wezenlijk
met het belang van staat gewest of
gemeente in botsing komt worden de
staats- gewestelijke- of gemeentebelangen
tegengewerkt door vreemdelingen I
Wij hebben op dit punt de ervaring voor
ons. Ligt daar bij voorbeeld de kwestie
over den Slepeldammer watergang niet on
afgedaan Weten we niet hoe we jaren
lang getiranniseerd zijn door de Concessio
narissen der Sophia- en Aardenburgsche
havenpolders
Maar die dagen zijn voorbij Fiatwe
verwachten alles van de humaniteit van het
tegenwoordige geslacht, enkelen uitgezon
derd, (namen zijn hatelijk) wij rekenen met
het eigenbelang van alle ingelanden tot
welk land zij ook belmoren; in één woord
wij koesteren de beste gevoelens van alle
ingelanden maar -niemand onzer heeft
de toekomst in zijne machtniemand onzer
kan voorzien, wat de tijd baren zal en 't is
een bedendaagsche regel van gezonde poli
tiek Wenscht gij den vredewapen U
ten oorlog. Dan genoeg Ged. Staten
blijven bij hun eens uitgesproken oordeel
en wijzigen de voordracht.
Ziedat is nu weer eens zoo echt door
en door Nederlandsch gemodderd en geschip
perd, als maar immer mogelijk is. Ik weet,
als ik U een mes geef, kind lief! dat geer
mede kwetsen zult, maar omdat ge 't mes
verlangt, zal ik 't U maar geven Dat is
zeker eene bijzonder gemakkelijke manier
om zich van eene kwade zaak af te maken
en we hopendat onze Provincialen zoo
iets zullen weten te waardeeren ook
Maar de pleister op den mondzie, dat
is in ons oog eene zoo kolossale chirurgi-
cale tour de force of handigheid dat ze
aller bewondering verdient en we zijn be
nieuwd, wat men daarvan zeggen zal.
Wij geven U rechten, die U niet toe
komen doch we zullen wel oppassen, dat ge
er tegen onzen zin geen misbruik van maakt.
Den stembevoegden, '/a vreemdelingen zijnde,
komt het heele boeltje toedus ook de
landskinderen ouder voogden der HH. Staten.
Zie we voeden geen achterdocht
plechtig verklaren wij te meenen, dat Ged.
Staten om bestwil aldus voordroegen, maar
wordt de populaire voorstelling nu niet
„Ik weet, dat ik, als ik U een mes geef,
kind lief 1 gij er U mede snijden zoudt
omdat ge 't echter verlangt, zal ik 't U
gevenmaar 'k zal wel zorgen dat ge er
geen schade mede aanricht, (ter zijde)
,,'t Hes zal hot en stomp zijn 1"
Doch in ernst; Ged. Staten zeggen ronduit,
wij vertrouwen de vreemdelingen niet, ergo:
wij verlangen inzage hunner begrooting en
behouden ons voor, om dezenaar gelang
van omstandighedenal of niet goed te
keuren en zoo komen polders dan die lot
hiertoe op onafhankelijkheid kunnen bogen,
onder de plak. 't Zal ons benieuwen, of
de tegenstanders in ons midden van de
eerste voordracht zwak genoeg zullen zijn
om zich de tweede te laten aanleunen en
-of de opposante vreemdelingen er vrede
mede zullen hebben Van de eersten hopen
wij het nietomtrent de laatste boezemt
het ons geen belang in. Wij blijven liet
met HH. Gedeputeerde Staten eens, dat
het polderbeheer een deel van de openbare
huishouding van den staat uitmaaktmaar
wij willen niet met ons gevoelen trausigeeren.
21 October.