NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAAIDEDEI.
N°. 60.
Dertiende Jaargang.
A0 1872.
Vrijdag 23 August.
tLFf®®#!!®,
W1UU9
Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag.
Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district van
Zeeland ƒ1.15; voor do overige plaatsen des Rijks, franco
per post ƒ1,30.
Prijs der Adverlentiën, van 1-5 regels 0,75 elke regel
daarboven ƒ0,12'/2.Groole letters naar het getal gewone
regels die zij beslaan.
Afzonderlijke Nummers ƒ0,05.
Ingezonden Slukkeu en Drieven, de Redactie betreffende, benevens Adverlentiën en gewone Berichten ol JMededeelingen van Correspondenten,
te bezorgen bij den Uilgever dezer, alles FRANCO.
Wat een aklig woord aan 't hoofd van
een weekblad Toegestemd waarde lezer
maar ge weet immersdat wij ons ten
taak hebben gesteld om volkskwalenvolks-
onheilcn en volksvooroordeelen naar krachten
en vermogen te bestrijden
Vandaar onze beschouwingen over dit
aklig onderwerpeen onderwerpdat of
onze diepste verontwaardiging gaande maakt
óf ons innigst medelijden opwekt, al naar
mate van dc omstandigheden waaronder wij
het plegen der misdaad van den zelfmoord
zagen bedrijven.
Geen dag nu gaat er bijna om, of we
lezen van een zelfmoord, 't zij die onder de
lichtzinnige Franschen en Walen onder de
Spleenzieke Engelscben of onder de meer
bedaarde Nederlanders en Vlamingen bedre
ven wordt.
Is zelfmoord cenc misdaad Mag ik 't
leven, dat mij tot een ontorschbaren last
geworden is, niet vrijwillig afleggen en de
poort der eeuwigheid ingaan, wier werelden
nooit slechter kunnen zijn dan deze droeve,
ellendige wereld vol gebrek en onrecht?
Wij waren nog maar knapen mijn vriend
en iktoen de lust des onderzoeks in ons
ontwaakte met zevenvoudigen ijver.
Wij werden een bundel vaderlandsche
letteroefeningen, van omstreeks hel laatst
der jaren twintig of't begin der jaren dertig,
machtig en het mengelwerk dier bladen
werd door ons op onze wijze ingebonden
cn vormde den grondslag onzer boekverza
meling voor welke Schmid en Campo, van
Alphen en vrouwe Bilderdijk weldra de
plaats moesten inruimen. Toen ter tijde
stond aan 'l hoofd van dat mengelwerk in
den regel eene leerrede eene verhandeling,
soms zelfs een genees- of heelkundig
verslag; de letteroefeningen waren toen de
vraagbaak voor den beschaafden stand.
Onder die verhandelingen nu, in dat mengel
werk voorkomende, was er eene over het
zich meer en meer voordoend verschijnsel
van den zelfmoord in oud Nederland. (Wij
geven misschien den titel niet juist als ge
heel op ons geheugen steunende) Verbeeld
u twee knapen van 8 a 10 jaren met zulk
een onderwerp bezig. We vonden 't dan ook
akeligdoch de les ging niet verloren, een
onzer rust reeds in 't graf, doch mij bijna
vijftig jaren staat het tafereel nog voor den
geest en de zelfmoord blijft in mijn oog
eene misdaad I
Wat is een dief? 't Antwoord is een
voudig: Wie zich iets toeeigent, wat
hem niet toebehoort (dus ook iets wat hij
vindt) is een dief. Welnu hebben wij
ons zeiven 'l leven gegeven? Immers neen!
Be strengste naturalistde konsekwentste
materialist zal zeggendat ontving ik van
vader en moeder, bijgevolg zou het alleen
aan vader of moeder staan het ons geschon-
kene te ontnemen.
Doch dat vader en moeder niet alleen de
oorzaak onzes levens zijnleert ons ons
sterven, waarbij zij Jn de meeste gevallen
niet eens tegenwoordig zijn waartegen zij
levenden, in honderde gevallen niets vermogen.
Maar we willen aannemen dat wij allen,
al weigeren sommigen zich iels anders te
noemenaan een Iloogere macht gelooven,
die ons 't leven schonk en dan vraagt ieder
redelijk denkend mensch; waarom is mij
't leven geschonken, waaróm leef ik?
't Antwoord kan niet moeilijk zijnom
te werken. Wij moeten allen een' dienst
verrichten, onzen tijd uit dienen, dat is
onze levenstaak. Hij die ons 't leven schonk
heeft ons eene taak opgelegd welke moet
vervuld wórdenwaartoe alles dienstbaar
moet zijn wat ons omgeeft: de christen zal
ons leeren dat dat werk, die dienst, als
dienstknechten, bestemd om eenmaal vrijen
te worden de godsdienst is en dat deze
godsdienst het wezen van den mensch is.
Er is veel geschreven over het verschoon
bare van den zelfmoord en de vraag naar
dat verschoonbare is gedaanis zelfmoord
nooit verschoonbaar? Als mensch, doch meer
niet, kunnen we ons slechts twee toestan
den voorstellen, waarin zelfmoord verschoon
baar is, namelijk: krankzinnigheid en wanhoop;
de laatste eigenlijk wel een soort van
krankzinnigheid op zichzelven en toch zeggen
wij bij den toestand wanhoop nog twijfelend
misschien I
De wereldlijke rechter van onzen tijd,
men zegt dat het een van zijne licht punten
is! neemt bij het toepassen der straf op de
misdaad verschoonendc omstandigheden in
achtzullen wij burgers medemenschcn
land 1 gewest of plaatsgenoten minder
doen? o, neen! wij willen waar we 'tin
gemoede kunnen verschoonenof 't met
den mantel der liefde bedekkenin geen
geval oordeelenomdat geen onzer tot het
laatste geroepen isieder onzer vallen kan,
evenzeer als den gevallen broeder.
Schoon en roerend zijn de woorden van
onzen Withuijs in zijn gedicht de verlatene
(van een zelfmoordenaar.)
Hij„Springt stoutmoedig in de golven".
„Voleind is 't lijdendat hem deert;
„De mist vermeert;
„De verte ligt in nacht bedolven
„En niemand keert."
En in een volgend couplet, luidt het:
„Nu zegt, aan strand,
„Het onverstand:
„Neen nooit bereikt hii '1 beterland"
„En treedt, ontzindt, in's Heeren wegen;
„Maai de Almacht; gruwend van die taal,
„Verheft de schaal;
„Haar liefde weegt het voor en tegen
„En heeft geen paal.
't Laatste koupiet is volkomen waar cn
schoon en niet te hoog gevoelend van die
liefde maar, „de mist vermeert"; en „de
verte ligt bedolven in den nacht" -dit
mogen wij tweemalen bedenken ook in
anderen zin als waarin het daar staat, de
verte ligt in nacht bedolven, de misdadiger
weet dus van die verte niets kan er niets
van hopen verschijnt ongeroepen in het
land, waarin hij aankomt en met ijzing vra
gen we ons af hoe zal de ontvangst des
ongeroepenen zijn? wie moge men't oor
deel wraken, dat hij nooit het oei er land
bereikt? Nu mogen we ons op do liefde
beroepenons gevoel van recht, juist de
zekerheid van ons weten, dat de Almacht
de schaal verheft en voor en tegen weegt,
moet ons beletten te oordeelen en geen
oordeel te kunnen of te mogen vellen over
eene daad, maakt deze daad op zichzelven
en daarom reeds verdacht
Waartoe dit opstel? Het antwoord is
reeds ten deelc gegeven in onze opmerking,
dat de dagbladen ons bijna dagelijks zelf
moorden mededeelendoch wij hebben nog
eene andere reden. De Fransche geest
de geheele geest van het zuiden,zich den
modernen geest noemende bestrijden wij
van ons standpunt en naar ons vermogen
vooreerst om den rechtvaardigheid cn ten
tweede om den waarheid wil.
De Fransche geest en de dus genoemde
moderne richting zijn niet één't zou eene
onrechtwaardigheid zijn, dit tegenover die
richting, al behooren wij er niet toe te
stellen. De Fransche zedeleer veroorlooft
den zelfmoordze noemt ze eene helden
daad. De mensch heeft zijn lot in zijne
eigene hand, doch door overmacht worJt
zijn lot akelig, zijn leven bitter; welnu,
hij of zij neemt het heldhaftig besluit in
eens al dat lijden, al die onrust, al die
smart te begraven in wat de gemoedelijke
Duitscher noemt het koele donkere graf,
waarin geen vermoeiing meer is. Hij jaagt
zich een kogel door 't hoofd zij verstikt
zich door kolendamp of zijn hij of zij meer
poëliesch gestemd dan vertrouwen ze zich
toe aan den schoot der heldere golven
wier hemel altoos blauw, wier schoot altoos
koel is!
Is dat heldenmoed! O, sla, al ware 't
uit nieuwsgierigheid, even het boek van Job
op! Dat was heldenmoed alles te verliezen,
op den mesthoop neer te liggen, door gade
en vrienden hand gevallen vol te houden,
ook al vervloekte men in een oogenblik van
wanhoop het uur der geboorte en wenschte
men den dood.