NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Dienstijver.
N°. 56.
Dertiende Jaargang.
A0 18(2.
Vrijdag 19 Juli.
DE AAI1DEMGER FEESTEN.
NIUMII
Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag,
Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district van
Zeeland ƒ1, 15; voor de overige plaatsen des Rijks, franco
per post f 1,30.
Prijs der Advertentiën vau .1=5 regels ƒ0,75 elke regel
daarboven 0,12%. Groote letters naar het getal gewone
regels die zij besiaau.
Afzouderlijke Nummers ƒ0,05.
Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betredende, benevens Adverlentiën en gewoue Berichten of Mededeeliugeu van Correspondenten
te bezorgen bij den Uilgever dezer, alles FRANCO.
Van tij J tot tijd voelen we ons gedrongen
enkele onderwerpen van liet algemeen
maatschappelijk leven onder de aandacht
van het volk te brengen en voor hot volk
te behandelen en kiezen dan zooveel mogelijk
zaken die van meer dan eene zijde niet
alleen hunnen maar ook moeien beschouwd
worden.
Een dezer onderwerpen, die vooral onze
aandacht trekken, is wat men noemt dienst
ijver ambtsijver. We willen er heden eenige
oogenblikken bij stilstaan.
Gelijk in den regel eene overdrijving van
het goed kwaad iszoo is het ook het
geval met den anders zoo schoonen en
gewenschten dienstijver. Overdreven dienst
ijver is een maatschappelijk kwaad dat de
treurigste gevolgen kan na zich sleepen op
allerlei gebied in allerlei takken van bestuur.
De politieagent, de ambtenaar bij de
belastingen, bij de rechterlijke macht,
in de raadzaal en op het stadhuis, ze kunnen
door overdreven dienstijver schaden of
minstens tot last der burgers strekken en
deze burgers, of beter nog het volk is op
dit punt zeer prikkelbaar, vooral dan wanneer
zijne ambtenaren eene zekere deftigheid
eenen zekeren ambttrots voor dienstijver
houden.
Beide overdreven dienstijver en ambts-
trots, die men voor dienstijver hield, hebben
land en volkja menig bijzonder persoon
schaden verliezen onaangenaamheden be
rokkend, die nooit meer te vergoeden zijn.
Wij kunnen onze stellingen gemakkelijk
bewijzen. Voor nagenoeg twintig jaren
bezochten wij zelf het zuidelijk gedeelte
van Üost-Vlaanderen in het noordelijk ge
deelte van ('t voormalig zuid-) Brabant. Met
onverdeeld genoegen zagen we er land en
lieden. Een land vol afwisselend natuurschoon,
liefelijke van heldere beken doorsnedene
dalen met vruchtbare akkers bedekt, statige
bosschen waarin eiken en beuken met olmen
en dennen om den prijs dingen, eene kleine
floradie een lust voor de oogen was en
eene bevolking wier joviale humaniteit mij,
lijdende als ik toen was, opbeurde terwijl
ik in mijne dadelijke omgeving menschen
aantrof, die vol echt christelijke broederliefde
mij verpleegden en steunden boven ver
wachting en er niet weinig trots op waren
dat ze hunne liefdezorgen eenen Hollander
vermochten te wijden. Ik vond er staatkundige
liberalen en politiek het geliefdkoosd on
derwerp der Belgenzelfs der Belgische
vrouwenwas vaak aan de orde van den
dag. Natuurlijk kwam als van zelve 't gesprek
op de Belgische constitutie en daaruit
voortgevloeide organieke wetten en wees
men mij met trots op die vrije instellingen.
Ze verheugden er zich hartelijk in dat ook
Nederland langzaam vooruit begon te streven,
België niet alleen evenarende, maar als het
ware de vruchten der scheiding veredelende
en nog degelijker wetten scheppende dan
die welke België genoot.
Ik merkte mijnen gastheeren op dat zoo
men in 18:2830 dezelfde inzichten gehad
halde als wij in onze dagen de droeve
scheiding misschien geen plaats zou gehad
hebben en wal antwoordde men „Och
Mijnheer, dat had zeker eenen anderen keer
kunnen geven de Belgen zouden wellicht
matiger in hunne eischen geweest zijn ja
de liberalen zouden tegenover de geestelijk
heid blijven staan zijn in plaats van met
haar het bekende kortstondige monsterver
bond aangegaan te hebben doch er was
een ander kwaad dat menigeen nog heden
daags over 't hoofd ziet. Zij erkenden mij
volmondig dat de Noornederlandsche amb
tenaarsstand in den regel kundiger en
ijveriger was dan de meer zinnelijke
zuidelijke londgenooten die het Fransche juk
alleen stoffelijk afgeschud hadden, maar het
zedelijk juk der Franschen nog torsten
doch ze wezen nog onverholen op den
overdreven dienstijver en ambtenaartrols van
een groot aantal Noordnederlandsche amb
tenaren en ze konden dit gerust doen omdat
ze tevens de namen noemden van Noord-
Nederlanders, die zich bevlijtigd hadden om
op de rechte wijze de achting en genegen
heid der Belgen te winnen en wederkeerig
deze rust en veiligheid tijdens den opstand
te danken hadden.
Zelfs deed men recht aan Willem I en
den Heer van Manenen zocht dezer
handelingen te verklaren uit hun streng tot
koppigheid overhellend karakter.
Maar zei mij een burger vele
ontvangers kommiezen officieren kortom
tal van ambtenaren verbitterden ons door
een dienstijver alsof ze met een overwonnen
volk te doen hadden. Hij verhaalde mij
de volgende anecdote als een der vele
staaltjes uit dien tijd Ik gingzeide hij
mijne belasting betalen op het kantoor van
den ontvanger waar reeds een tiental
anderen daarmede bezig warentoen de
beurt aan mij kwam, grauwde de ontvanger
mij toe „wat mot jij hebben Ik ant
woordde: „wel, Mijnheer, ik wenschte mijne
belasting te voldoen" en in plaats van mijn
biljet aan te nemen, riep hij luid schreeuwend
en vloekend „doe je pijp uit je smoel
Ik haalde de schouders opik wist dot
het waarheid was; ik kende het karakter
der Belgen; ik wist hoe graven en barons,
burgemeesters en raadsleden met de burgers
en ambachtslieden een glas bier dronken
of hun kaarlje legden om den gemeen-
schappelijken haard der herberg ofeslaminet
en ik wist zeker, datha 1 de ontvanger
gezegd: „och vrind je moest op 't kantoor
niet rooken, ik kan er niet best tegen", of
„er zijn hier zooveel papieren en 't is ge
vaarlijk", de man dadelijk zijne pijp zou
geborgen hebben en een goed woord eene
plaats gevonden had.
Ziedaar een der zedelijke oorzaken van
het ongeluk van 1830.
Men denke niet dat het eenig dat het
overdreven isverre van daar. Ook wij
herinneren ons de berechtte jaren 30, ook
wij herinneren ons majoors kapiteins
luitenants en sergeanten die ja zeker on
bevreesd den vijand tegentrokken maar
onder ons niet weinig de beest speelden
en door arbitraire handelingen ons verbit
terden.
Van die zijde hebben wij in vredesdagen,
als wij gelukkig beleven, geen noodmaar
is het ras vol nijd en wrevel, vol amblstrots
en hoogmoed reeds uitgestorven?
Kunnen zij ja veroorzaken zij niet
nog ongegronde verdenking, schouderopha
lend vermoeden verdachtheid preventieve
gevangenis, moeite, kosten en verdriet
Deden wij dus kwalijk als we wezen op
overdreven ambtsijver en ambtstrots als
maatschappelijke kwalen
We hebben eenen nieuwen minister van
justitie; o, schenke hij ons een nieuw straf
wetboek, eene eenvoudige wijze van rechts
pleging, eene vaderlijke, leidende, verbeterende
instructie, wijze van onderzoek en kiesche
opsporing, opdat geene willekeur ons voort
aan meer hindere of benadeele.
We hebben eenen nieuwen minister van
finantiëno dat hij onze belastingwetten
vereenvoudige en ons verlosse van tallooze
kwellingen uit tallooze formaliteiten voort
vloeiende.
Allen roepen wij toe
Breek -verbreek het juk
Vrijheid is voor allen
Noodig lot geluk.
13 Juli 1872.
,,'t Was geene roekeloosheid, toen èn bestuur,
èu burgerijon commandantèu soldaat besloten,
om den vijand te weerslaau ofschoon hij twintig
malen overmachtig was." Met dezo woorden
eindigdeu wij in ons vorig nummer onze aanha
ling, met ouverdeeld genoegeu vervolgen wij:
't Was de liefde voor het vaderland die hen
naar de wapenen deed grijpen; 'l was hun bekend
zijn met het gevaar hunne oefening, die huu den
moed gaf. pal te slaan, toen hun toestand ho
peloos scheen te zijn.
De liefde voor het vaderland. Niet voor dat
eng begrensde plekje, waar eens ons wiegje op
stond, maar voor heel Nederland; niet de liefde,
die voortvloeit uit een ijdel nationaliteitsgevoel;
niet die nationale bluf, die met minachting op
andere volken doet neerzien en maar al te vaak