NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUVSCH-VUANDEREN. N°. 42. Dertiende Jaargang. A0 1872. Vrijdag 31 Mei. Zeeuwsch-VIaanderen. sliiisch Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag. Prijs per drie maand en dolheid ai 4de district van Zeeland ƒ1.15; voor de 'nannin0 »v«sen des Kijks, franco per post 1,30. \n|r Prijs der Adverlenliën van 1-3 regels 0,73 elke regel daarboven ƒ0,12'/2.Groote letters naar het getal gewone regels die zij beslaan. Afzonderlijke Nummers 0-03. Ingezouden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, benevens Adverleniiëu en gewone Berichten of Mededeelingen vau Correspondenten te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles FRANCO. Een vaagopsclirift. Patiëntie: 't is nochtans een goed opschriftwant we moeten een paar belangen bespreken. We hebben dan vooreerst het oog op de ministeriëele crisis, veroorzaakt door de li teralen die niet liberaal meer waren dat is niet vrijzinnig. Hebben we ooit een Babel van verwarring aanschouwddan was 't in den jongslen lijd in de gelederen der libe ralen. Het feit geeft stof tot denken. Als grensbewoners deelen wj eenigermate in het lief en leed van België. Hoe het bij onze buren toegaat, is ons niet onverschillig; wij moeten eerlijk erkennendat België na 1830 (de wijze der scheiding is een feit dat we nooit goedkeuren doch als fait accompli aannemen) zich vrijheden heeft weten te verwerven, eener natie waardig doch in onzen tijd levert België een treurig schouwspel op, 't Komt ons voor dat de kern der natie de vrijheid niet wist te waardeeren en meer op uitbreiding, gren- zenlooze uitbreiding van overdreven vrijheden peinsde, dan wel om de verworven vrijheden meer te bevestigen en te versterkenom daarna geleidelijk vooruit te streventen einde rechtmatige behoeften waar die zich voordoente vervullen. Hoe is het ten onzent Laat ons toch nooit meer laag op de Belgen neerzien. Laat ons nooit meer spreken van ontevre denheid van wuftheidvan opgewekte driften door een meer zuidelijke afkomst, door eene meer zinnelijke neigingwij koudbloedige Noordlanderszijn heden ten dage geen zier beter. In plaats van onze vrijheden tot welker verkrijging wij op meer deftigerdegelijker weg België na volgden te bevestigen, te versterken, leemten te verbeteren en zachlkens aan vooruit te streven langs den natuurlijk aan gewezen wegzijn ook wij aan 't hollen geslagen en het woord geavanceerd weerklinkt ook ten onzent als strijdleus en heeft de rijen der liberalen verdeeld Dit Ministerie Thorbecke was ouder en wijzer gewordendan het vroegere en wij mochten ons verheugen in den goeden geest, die tusschen het hoofd van den staat en Zijne Ministers (men zegt beter dan vroeger) heerschte. Nederland ging werkelijk vooruit, wetten werden verbeterd, nieuwe voordrach ten getuigden van vrijzinnigheidvan ware vrijzinnigheidons rollerig belastingstelsel zou der trapsgewijze hervorming eene schrede vooruitgaan en zij die zich mannen van den vooruitgang noemen geavanceerden stuiten in eens een waardig Minister zooals de Heer Blusséop den goeden weg I Heeft de duivel de hand in 't spel Wij denken het. Wij denken aan den vorst dezer eeuwde duivel aan het eigenbelang. De eenige rechtvaardige belasting die naar het vermogen wordt verworpen om redenen van eigenbelang I Wat rest de natie Onze vertegenwoor digers ter verantwoording roepenzooals het „de grondwet" te Winschoten Joncmloet doet! Zoo behoort, het Dat getuigt van levenskrachtdat is eene handelingvrijen kiezers waardig. Waarom kiezen we A., B. of C. Immers om zijne bekende beginselen. Welnu, is het een liberaal beginsel, dat een liberaal kamerlid een liberaal Ministerie helpt verjagen 't Is treurig. De moderne geest speelt echter hoog spel. Slopen en afbreken, ziedaar zijn werk. Zelfs voor het gebouw der toekomst heeft hij nog geen fundament geen steen aan het fundament gelegd, II. De Gazette van Eecloo van 26 dezer bevat het volgende. Oostborg 23 Mei. Voortdurend blijft in Zeeuwsch-VIaanderen het ontworpen algemeen reglement voor de polders, en bepaald de daarbij voorgestelde uitsluiting van de Belgen buiten het bestuur van die polders, aan de orde van den dag. Deze week grepen er weder herhaalde ver gaderingen plaatsen daarop werd bet kwestieus reglement, ea inzonderheid art. 39, dat de veel besproken uilsluiting inwijdt, iu ernstige behandeling genomen. Verwekt de zaak vooral opspraak in Zeeuwsch-VIaanderenook in België staat zij op het tapijt, en dus is het doen kennen der hoofdzakelijke zinsneden van het berucht artikel 39 voldoen aan aller nieuwsgierigheid in den leeskring der Gazelle van Eecloo en 'nel District. Dat luidt als volgt: „Door de bestuurders en de eigenaren (van een -polder of waterschap), hunne voogden, curators of bewindvoerders kan alleen tot de voordracht (van kandidaten voor een pol derbestuur) en benoeming worden medege werkt, zoo zij zijn Nederlanders, meerderjarig en in het volle bezit der burgerlijke en burgerschapsrechten. Bezit geen hunner deze vereischtenzoo wordt de voordracht opgemaakt en de benoeming gedaan door de Gedeputeerde Staten na de belangheb benden te hebben gehoord." Bij art. 42 wordt bepaald, dat alleen die ingelanden stembevoegd zijn welke een zeker getal hectaren in den polder gelegenin vollen eigendom, erfpacht of vruchtgebruik bezitten in 't dijkgeschot aangeslagen en tevens Nederlanders zijn. Nu bij de Memorie lot toelichting wordt art. 39 dat isde uitsluiting van allen vreemdeling, door gedeputeerde Staten ge motiveerd als volgt - De polders en waterschappen zijn pu bliekrechterlijke instellingende juistheid daarvan zal wel niet worden tegengesproken, want de aard der inrichting wijst dit aan immers, de polders en waterschappen wor den bestuurd ingevolge de regiementen door het openbaar gezag vastgesteld hunne be stuurders worden benoemd krachtens die reglementen, door den Koning of door de daartoe bevoegd verklaarde vergaderingen of personen het dijkgeschot en de andere belastingen worden opgelegd en ingevorderd met het recht van parate executie, krach lens de reglementen en de wel; en de besturen zijn bevoegd en kunnen althans bevoegd verklaard worden om strafveroide- ningen te maken. Verder hebben de grond eigenaren uit zich zelf niet de macht om op bet bestuur van een polder of waterschap toezicht te houden of daaraan deel le nemen; maar ontleenen zij die aan de reglementen door het openbaar gezag vastgesteld, welke de eischen stellen om als kiesbevoegd of stemgerechtigd te kunnen optredenover de polderbelangen en werken kan niet vrijelijk worden beschikt, omdat men gebon den is aan de reglementen en verordeningen en het toezichlvan het openbaar gezag; eindelijk vormen de polders en waterschappen te zamen gevoegd, in eenen kleineren kring, de provinciën en, in een wijderen, den Staat der Nederlanden. De polder- en wa- terschaps-inrichtingen zijn derhalve naar ons staatsrecht publiekrechterlijke instellingen terwijl hunne bestuurdersmet openbaar gezag omkleed, binnen den kring hun aan gewezen deelnemen aan het bestuur van het openbaar huishouden van den Staat. Het natuurlijk gevolg daarvan is dat die bestuurders niet anders kunnen worden ge kozen dan door hen die staatsburgerlijke en politieke rechten kunnen uitoefenen, volgens ons staatsrecht, derhalve alleen door Nederlandomdat in art. 5 der grondwet alleen aan deze de burgerschapsrechten zijn toegekend. Na deze mededeeling zeggen wij Welnuzijn de motieven van Gedepu teerde Staten niet voldoende? Wij voor ons zijn het er volkomen eens mede alleen gelooven wij dat den vreemdelingen eenige rekenschap behoorde gegeven te worden van het gebruik ook hunner gelden doch verder hebben zij met ons inwendig polderbeheer hoegenaamd niets te maken. Deze stelling houden wij vol tot zoolang men ons het tegendeel daarvan met op publiekrechterlijke gronden aantoont

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1872 | | pagina 1