NIEUWS-JN 'QVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Besluiten:
Wat nu
N8. 37.
Dertiende Jaargang.
A8. 1872.
Vrijdag 10 Mei.
S111 S( HÉMIMD
Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag.
Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district van
Zeeland 1,15; voor de overige plaatsen des Rijks, franco
per post ƒ1,30.
Prijs der Advertentiën van 1-5 regels 0,75 elke regel
daarboven ƒ0,12'/2-Groote letters naar het getal gewone
regels die zij beslaan.
Afzonderlijke Nummers ƒ0,05.
Ingezonden Stukken en Brieveu, de Redactie betreffende, benevens Adverteutiëu en gewoue Berichten ot Mededeelingen van Correspondenten,
te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles FRANCO,
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
Tan de gemeente SLUIS
Gezien de verklaring van den waarne-
menden gemeente-genees- en verloskundige
van heden, volgens welke het in het belang
der algemeene gezondheid hoogst noodza
kelijk is eenige door poklijders gebruikte
voorwerpen, aan het Gasthuis alhier toe-
behoorende, te onteigenen;
Gelet op art. 69 der Wet van den 28
Augustus 1851 (Staatsblad n°. 125)
1. te onteigenen de volgende goederen aan
het Gasthuis alhier toebehoorende te
weten drie hemden twee diemiten
borstrokkentwee halsdoekentwee
zakdoeken twee stroozakken twee
slrookussens twee pluimbeddeneen
matraskusseneen kussensloop twee
ledikantbehangsels, een overhemd twee
slaapmutsen, acht dekens, zeven linnen
lakens, twee grijze baaijen borstrokken
en een wollen halsdoek.
2. Dit besluit zal aan Heeren Gedeputeerde
Staten van Zeeland medegedeeldter
gewone plaats afgekondigd en aangeplakt
en in het Sluisch Weekblad geplaatst
worden.
Gedaan te Sluisden 7 Mei 1872.
Burgemeester en Weihouders voornoemd,
HENNEQUIN
Burgemeester.
J. BEKAAR,
Secretaris.
De tweede kamer heeft Artikel 1 der
wetsvoordracht, houdende eene belasting op
de inkomsten verworpen. Wij hadden ons
gevleid dat ze in plaats daarvan, in plaats
van tot zulk een uitersten maatregel over te
gaanhet min volmaakte uit de wet zou
hebben trachten weg te nemen en alzoo
eene proef te nemen met een stelseldat
in beginsel eenig en alleen rechtvaardig te
noemen is. Wij herhalen het nog eens, het
eenvoudignuchtergezond verstand des
volks stelt den regel die heeft zal betalen
onze vroegere economen handhaafden eene
oude stelling: ,,die heeft zal gegeven worden
en van die niet heeft zal genomen worden
ook wat hij heeft"!
Een argument der tegenstanders vervulde
ons gemoed met bitterheid. Zij toch plaatsten
zich op een gebied, hetwelk zij niet proef
ondervindelijk kenden 't is waar evenmin
de Ministerdoch de Heer BuussÉ gaf
gehoor aan de vele stemmen der ervaring
die hij persoonlijk niet kendedoch die zijn
gezond verstand hemdoor redeueering
bekend gemaakt had. De Minister had het
oog op de accijnzen, en we zeggen 't ronduit
daarvan weten noch de Heer Saaijmans
Vader, noch de Heer Van Houten om
eens een paar uiterslen te noemen -proef
ondervindelijk niets af. Ze kennen den druk
der accijnzen niet. Ze weten niet hoe
nadeelig, onredelijk èn voor de ambtenaren
der belasting èn voor de accijnsschuldigen
deze belasting werkt. Ze weten niet hoe
wijgrensbewonersop het onvrije territoir,
jaren lang hebben blootgestaan aan plagerijen
en chicanes eenerzijds aan de onzedelijke
gevolgen der sluikerij anderzijds louter
veroorzaakt door de zeep- en zoutaccijnzen.
Zij weten niet hoe ambtenaren gespoord
door de zucht om overtredingen te cousta-
teerenonze persoonlijke en huiselijke
vrijheid belemmerden door hunne aanmati
gingen hoe vele listen en lagen aan den
anderen kant onze ingezetenen nering
doenden en arbeiders-bepeinsden en broeiden
om de bijzonder hatelijke wetten te ont
duiken.
En dan het patent I Steller dezes waa
eenige jaren lid van het college van zetters
in twee onzer gemeenten en aanschouwde
aldaar met eigen oogen de haudelingen der
contróleurs van de belastingenmet eene
enkele uitzondering allen nabezield met
de zucht om de belastingen op te voeren,
ergo drukkender te maken. Hij zag ze
verdienstelijkheid der verdienstelijkheden
arme lieden aan de patentbelasting
onderwerpen voor het gebruik van een paar
steenenmosterdmolen genoemd. Hij was
er getuige van hoe men een dorpsmole-
naarspatent wilde verhoogen op grond, dat
de censaanslag slechts de helft bedroeg van
dien in eene kleine stad welke laatste
echter hoofdzakelijk tarwe tegen den ander
hoofdzakelijk rogge maalde en wier verdien
sten aanmerkelijk verschilden. Hij zag hoe
mijnheer de contróleur als 't een slijter
gold met de documentenlijst van den inslag
in de hand diens patent recht regelde.
Gold het een notaris dan was daar eene
lijst van gehouden verkoopiugen en verleden
akten (waaronder, stond er ophelderend bij,
zoo of zooveel boedels), zelfs was het provenu
der gehouden verkoopingen opgenomenhij
aanschouwde hoe goederen van elders binnen
het rijk ingevorderd, in herbergen verkocht
werden en men den kastelein wilde paten
teeren als ondernemer van openbare ver
koopingen of ten minste als kamerverbuur-
der. Hij hoorde hoe men informeerde of
in de gemeente (er is in ons gewest niet
een gemeente van 3000 zielen) ook corres
pondenten van dagbladen warenten einde
ze voor het meedeelen van nieuws te kun
nen patenteeren. Hij zag zaakwaarnemers
nog eens belast met het patent als schrijvers
van onderhandsche akten, en rederijkerska
mers als tooneeiisteri. Hij kwamkortom
in ervaring dat men de munte en de dille
en de komijn vertiendeterwijl men het
grootste handelsbedrijf met den vinger niet
aanroerde. Hij zag dat dat alles gebeurde
uit kracht eener wet, die vol onrecht,
overladen met lallooze bijvoegselen uitleg
gingen en verklaringender XlXe eeuw
in 't aangezicht sloeg en eene beschaafde
natie onwaardig was.
Hij zag en ondervond dat alles. Hij wist
bovendien hoe noodig en nuttig zout en
zeep in de woningen van arbeiders en armen
zelfs waren zóó noodig dat men in plaats
van die te belasten er eene premie op
derzelver gebruik moest stellen en nu zegt
hij dat weten Saaijmans Vader en Van
Houten niet anders zouden zij en
niet zij alleenwe zeggen nog eens we
noemen ze maar als uitersten geen oogen-
blik langer zulk een wettige onrechtvaardig
heid geduld hebben en de wet op de in
komsten hebben aangenomen, desnoods met
de voorzichtige bepaling dat ze binnen drie
jaren na twee jaren gewerkt te hebben
moest herzien worden.
Dit alles gezien en ondervonden hebbende
kan het immers wel niemand verwonderen
als wij na den val der weisvoordracht
vragen Wat nu
Wat nu vragen wij onzen vertegen
woordiger wat nu vragen wij den
Minister I
Zullen allen 't nu eens zijn na zooveel
kostbaar tijdverlies als aan zoo onvruchtbaar
onderzoek besteed isom opnieuw de hand
aan 't werk te slaan tot vernieling van den
maatschappelijken vijand in den vorm van
accijns en palent?
Wij vreezen zeer
Ook wij hebben in de afstemming geen
oorzaak gezien voor den Minister om zijne
portefeuille neer te leggen't was geene
directe parlementaire nederlaag. Het lot
der wetsvoordracht komt ons voor veroor
zaakt te zijn door hare vormen en we
hopen dat de se Minister weldra met eene
nieuwe voordracht zal optreden, die nu
ten miDste tegen Mei 1873 gereed zal zijn.
Nog een enkel woord over het land
bouwbedrijf. Bestaat er geen uitzicht om
spoedig eene inkomstenbelasting tot stand
te zien komen, dan behooren er maatregelen
genomen te worden om den landbouwer
streng binnen de perken van zijn bedrijf
te houden en hem te verbieden als han
delaar op te treden. Dan verbiede men
den vee- en graanhandel zooals die
thans door de landbouwers ongepatenteerd
gedreven wordt of patenteere hen als koop-