NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAANDEREN. VAN VREEMDEN. N° 75. Twaalfde Jaargang. A0. 187 i. Een woord naar aanleiding van de Vlaamsche beweging. Polilick Overzicht. M l ISCHBWIBU Dit Weekblad verschijnt iedereD Dinsdag en Vrijdag. Prijs der Adverleutiëa van 15 regels f 0,75 elke regel Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district van Vpiirlno" daarboven ƒ0,121/,- Groote letters uaar hel geul gewone Zeeland /"t.lo; voor de overige plaatsen des Rijks, franco J O oCpl. regels die zij beslaan, per post f 1,30. 1 Afzonderlijke Mummers f 0,05. Ingezoudeu Stukken en Brieven, de Redactie betredende, benevens Adverlemiën en gewone Berichten ol &lededeelii»geu vau Correspondenten, te bezorgen bij den Uitgever dezeralles FRANCO. Vlaanderen Wiens hart klopt niet lui der als de klank van dit woord door het gehoor tot het hart komt! Ja, dat durven wij Zeeuwen, Noord Nederlanders, bogende op eene taalwier rijkdom ongekend is misschien nergens of zeldzaam geëvenaard wordt. Zien we terug in 't verleden, wij behoeven slechts een enkelen naam te noe men VondelZien we op het heden althans op een niet te lang vervlogen ver leden, wij noemen andermaal een enkelen naam Rilderdijk I Is er nog iets meer noodig dan de lijvige kwartijnen van den eerstede niet minder lijvige groot eo klein octavo's van den laatste Is het dan geene schande geene bloed schande voor een volk dat moedwillig zijne taal miskentversloot en onteert door de inmengselen eener vloekwaardige bastaardije? Hoort men in onze groote steden in 't vorstelijk 'sGravenhage met nameniet het huichelachtig geschuifel eener taal, die we ja, welen te waardeeren in hare voort brengselen des geestes, maar aan wie de wereld niets anders te danken heeft dan hare schande, hare ellende, hare naakte afzichtelijkheid Dubbelzinnig tot in het nabootsen van de dierlijkst verdorvensle uitingen die zij re alisme noemt, is zij daarenboven dood arm daar ze al haren praal den ouden Grieken en Romeinen ontleend heeft. Doch we schrijven geene taalstudie; neen, er is iets anders nog, er is iets ergers nog nooit spraken onze zuidelijke broeders een meer waar woord dan dit „De taal is gansch het volk!" Welnu dan, zoo dit waar iswaarom blijven wij, Noord- en Zuid-Nederlanders die wij zijnliatavieren en Delgen Zonen van het frissche Noorden, niet getrouw aan vaderlijken aard en zede, overnemende wat elders goed is ja maar niet leenende voor ijdelen pronk en tooi? Waarom vol gen wij Belgen en Bataven de wufte Fran- sche godin der rede en der mode? Waar vandaan komt hetdat ook ver fijnde zedeloosheid, als eene lichtekooi in doorzichtig gaas gehuld, ten ouzent binnen sluipt neen onbeschaamd ten tooneele trad? Omdat we vergatendat de taal het volk is; omdat m t de taal de zeden kwamen, en wal is die groote natie, dal schoone Frankrijk 't Heeft veel van het beestdat ons in een oud boek geschetst wordt, en bij welks beschrijving, zooals de ziener op Patmos ze ons schonkwe niet eens meer willen stilstaan. Vernederd daarover is voor-, lieden f en voor eene lange toekomst nog maar èéne sprake vernederd ligt de weelderige doch ter van het Zuiden aan de voeten der be schaafde Noormannen. Nog't is waarverloochent ze hare onbeschaamdheid nietze ademt wraak zeventigmaal zevenmaal wraakdoch voor t oogenblik lachen Duitschlands vorsten en volken (en daar zijn er ook onder, wien het zuidelijk bloed snel door de aderen bruischtvoor 't oogeublik lachen zij met de machtelooze boeleerster, wier bezoedel de tooi verscheurd iszoodat de wereld hare naaktheid met afkeer en walging aan schouwt. Hoe kwam dat? Welaan een zoon der wufte natie spreke zelve. Hij leert ons we der dat er nog redding mogelijk is, zij hij wellicht voor t oogenblik de roepende iu de Woestijn O. <s_j,volk dal nog zulken teltis niet verloren. De Hoogleeraar Rosseeuw St. Bilaire spreektin een onlangs in Frankrijk uitge komen boeksken onder anderen aldus Wat ons vrees aanjaagt, is niet de diepe vernedering van Frankrijk, ook niet de ver metelheid van eeltige booswichtendie te Parijs hun laatste kaart hebben uitgespeeld, maar wel het volkomen gemis van gezond verstand eu van zedelijk gevoelde koude waanzin die zich iu Parijs en in alle onze groote steden van onze arbeidende klassen heeft meester gemaakt Wat is dan toch eigenlijk onze volksopvoeding in deze negen tiende eeuwdie zoo opgeblazen is over haar vooruitgang, dat de begrippen van recht en waarheid zoo tot den bodem toe uitgewischt zijn in de gemoederen Heeft de meuschheid, door liet Christendom ver licht tot hiertoe dan altijd zulk een ver keerden weg bewandeld dal zij om in het maatschappelijk gebouw de dingen op hun plaats te brengen alles wat te voren laag was, moet opvoeren en alles wat iioog wasnaar beneden moet werpen? Men spreekt van vrijheid maar Tocque ville heeft zeer juist gezegd: „Die niet gelooft, moet slaaf zijn." Men spreekt van volksonderwijs, van vooruitgang in verlich ting maar het volk heeft veel meer be hoefte te leeren geloovendan te leeren weten. Zijn hart moet gevormd worden vóór zijn verstand, en de beste van alle leermeesters daartoe is Gods Woord. Ja wij zeggen het met smartons volkhet welk God met zulke voortreffelijke gaven heeft bedeeldleefdt in logenachtige voor stellingen en heeft die lief. Alles moet bij ons van voren af aan opgebouwd worden; maar in de eerste plaats moet godsdienst onderwijs het fundament leggen, met andere woordende wedergeboorte van Frankrijk moet bij de kinderen beginnen. Men vloekt het Bonaparlisme en het volk der commune. Maar zijn zij de eenigen die schuld hebben Meenen misschien de rijkendat zij zich kunnen verschoouen Zij namelijk, voor wien de taal slechts twee woorden bezitzich verrijken en genieten zijdie het leven afmeten naar de reeks van vermaken die het aanbiedthebben zij wel getracht zich rekenschap te geven van den nijd en den haatwelke hunne weelde en diepe verdorvenheid gezaaid heb ben in het slijk der maatschappij, dat dezer dagen door een vreeselijken storm is opge jaagd?Gij, zelfzuchtigen met uw verhard hart. hebt gemeend, dat gij hier op aarde niets te doen hebtdan te eten terwijl anderen vasten, en te rusten terwijl ande ren werken. Welnu gij hebt u bedrogen. Het oproer moet u de oogen openen. De openbare macht was in haar recht, toen zij dat oproer bedwong. Maarvergeet het niethet gevaar is opgeschortniet verwijderd. Het is overalvooral in de groote steden, vooral daar, waar de uit stalling van zinnelooze weelde den werkman schijnt te bespotten en hem op zijn zolder tol den rijken iu zijne vergulde zalen doet zeggen „Met mijn zweet heb ik u verrijkt, gij moet met inij deelen." Gewis, die werkman heeft ongelijk maar gijrijken hebt gij daarom gelijk? Zal de rijkdom genade vinden in de oo gen dergenen die hem missen dan moet hij gewettigdgeheiligd worden voor God en meiischeu door het gebruik dat er van gemaakt wordtdoor de liefde die elke klove poogt te dempen. Laten wij het durven zeggenAlles is logen alles is ongerechtigheid iu de maatschappij, zooals de menschen die gemaakt hebben; waarheid daarentegen is er slechts in den persoon in het werk van den Christus en iu Zijne gemeentedie op gerechtigheid is gebouwd en door de lietde is samengevoegd." Wat prof. Rosseeuw St. Ililaire tot Frankrijk zegt. moge ook in ons vaderland geen stem des roependen iu de woestijn worden be vonden wantmen meene niet dat bij ons van dat alles niets dreigt. Het volkdat eene vreemde taal aanneemt, neemt ook vreemde zeden aanvreemde zeden leiden tot vreemde zonden en waar wij ook het goede in Frankrijk erkennen, wij stuiten meestal af op de veriegaandste zedeloosheid en verdorvenheid Daarom is het de plicht van ieder waar Nederlander de Vlaamsche bewegingden kamp voor de gemeenschap pelijke moedertaal met alle geoorloofde middelen te steunen. Do Neue Ireie Presse deeli omtrent Ue nieuwe Turksche Miuisiers hel volgeudo uiedc

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1871 | | pagina 1