NIEUWS- ES ADVERTENTIEBLAD VU WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No. 51 Twaalfde Jaargang. A0. 1871. Zoïï beleefd mogelijk antwoord aan twee beleefde inzenders van stukken. L>it Weekblad verschijut lederen Dinsdag en Vrijdag. Prijs der Advertentiëüvan 1-5 regels f 0,75 elke regel Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district van "VriivliT7 Tn!i daarboven 0, Va- Groole letters naar het getal gewone Zeeland f 1,15; voor de overige plaatsen des Kijks, franco J O «/Uil. regels die zij beslaan, per post f 1,30. Afzonderlijke Nummers f 0,05. Ingezonden Stukken en Brieven, de Bedactie betredende, benevens Advertentiën en gewone Berichten of Mededeeliugeu van Correspondenten, te bezorgen bij den Uilgever dezer, alles FKANCO behalve de bekende Correspondentiën. Vergelijk Sluiseh "Weekblad van 9 en 10 Juni 1371, No», 43 en 45. 1". Den Heere J. Lansen Croin. Gij begint met de voor ons zeer vereerende betuiging, dat ge aan de hoofdart. van ons Weekblad gewoonlijk niet veel attentie schenkt; aan dat in No. 38 van ons Week blad schijnt ge echter wel attentie geschonken te hebben, indien wij althans mogen oor- deelen naar Uwe betuiging in Uw schrijven aan de Redactie; doch 't zij ons vergund, Mijnheer, op te merken, dat ge het niet die attentie verleend hebt, waarop het recht heeft. Wij willen U echter zulks niet ten kwade duiden; hoogcre belangen dan deze vervulden wellicht Uw hart en hoofd en gij mislet die helderheid en kalmte, zoo noodig om een bedaard betoog te leveren. Dat is wel knappere lui gebeurt, en al heeft dit nu veel van achterbuurtbewonerstactiek (wij zijn niet zoo gelukkig als gij. Mijnheer, zulks te kunnen beoordeelenalzoo wij de eer der bekendheid met die buurten missen, met welke gij wel vertrouwd schijnt te zijn), het staat er, 't is reëel ook. Gij vraagt, waarom wij op eene afgedane zaak terugkwamen, en noemt die terugkomst onedel. Eilieve, lees dan, zoo 't nog Uwe altenlie waardig is, ons artikel eens over. Wij meenen, dat het art. zelf Uwe naïeve vraag beantwoordt. Wij moeten U raden U een klein hoekje van Mr. Asdriessen, getiteld Praktische Logica, aan te schaffen, dan zult gij geene volzinnen meer ter neder schrijven, zooals die betrekkelijk ons schrijven over eene zaak, waarvan wij niets weten. Over dat niets weten zouden wij meer hebben kunnen zeggen maar dan, Mijnheer, zoudt ge ons te recht onedelmoedig hebben kunnen noe men en toch, gij zoudt weer L' zeiven ver oordeeld hebben, daar gij zelf zegt dat het zichzelven candidaat stellen voor eene open bare betrekking eeue niet vereerende han delwijs is. Een volksgezegde -dit is immers niet gelijk beteekend met achterbuurtsge zegde? een volksgezegde spreekt van zijn neus voorbijloopen; dit doet gij op dit punt. Wat verder als personaliteit volgt, is niet vereerend voor hem die ze pleegt; wij zwijgen er dus over. Gij spreekt van de naomlooze aanbeve lingen voor vreemde loterijen. Gij bedoelt de bekende reclames, en hebt maar eens goed gedaan met er verder over te zwijgen, en sloegt den spijker op den kopdat de Redactie er niets van weet. Zij gaan, en dit kondet gij uit vroegere opstellen van ons weten, geheel en al den uitgever aan, die ze voor geld opneemt, Ware het weekblad ons eigendom, ze zouden evenmin als die der Urbanuspillen en dergelijk tuig ons blad bezoedelen. Doch een verstandig man vergelijkt geene kwakzalvers-advertentiën met verkiezingsaanbevelitigen. Uwe redeneering over die verkiezingsaan- bevelingen, Mijnheer 't spijt ons dat we t zeggen -is meer clan dwaasMoe Eene ongeteekende candidaatsaaubeveling zou in den geest der wet zijn, in den geest der Nederlaudsche wet, die de vaan der openbaarheid hoog opheft, en gij vraagt waarom de Minister geene candidaten aan beveelt voor de Kamers? Vraagt ge dit in ernst Wel, de eerste de beste Minister in Nederland die het beproefde, zou, zachtst genomen, aan de deur gezet worden. Wij leven niet onder den man van Sedan. Die afgod is Van "Srj.'f"vaeistuk gevallen, diens tempel is verstoord en zijne priesters zijn verdreven. Wat gij nu verder zegt over de pressie op de kiezers, Mijnheer, dit is zeker zeer waar doch de Nederlaudsche wetgever en op dit punt, we weten 't immers ook wel staat hij niet alleen de Neder- landsche wetgever huldigt de meening, dat al wie f 16„f'S~2„enz betaalt, bekwaam is om kiezer te zijn. Als nu zulk een f 16 of f 32 bekwaamheid zich laat pressen, dan toont hij zich onzer liberale instellingen onwaardigof hij bewijst er mede dat de Nederlaudsche kieswet met haren census en het gezond verstand er twee zijn. Buitendien, een handig man gebruikt en verwerkt veel wat hij anders zoo niet lieft. Hoe menige maatschappij, instelling, genoot schap, telt onder de Ie en geene personen, die ze alleen het lidmaatschap scheukt om de contributie Wij moeten eindigen en wij hebben 't maar kort gemaakt heide ten Uwen believe Wij hebben 't kort gemaakt, omdat gij zelf zeer naïef zegt, dat ons schrijven op U geen diepen indruk zal maken. Uwe logica er op naziende, zijn we 't op dat punt zoo tamelijk eensdoch terzelfder tijd doet ge ook al een beroep op onze loyaliteit en zulk een beroep heeft tot heden niemand te vergeefs gedaan. Overigens, dank voor het compliment 't Spreekt van zelf Vuie logica is er de schuld van zijn de debatten over deze afgedane zaak geslotenzonder dat wij 't echter U toegeven, dat we over eeue afgedane zaak spraken. De beurt van aftreding zal ook komen voor de volgende leden onzer Provinciale vertegenwoordigers. Waren we iemand eenen raad schuldig, wij zouden zeggen A'y touchez pas, beproef niet dezen zoolang ze zijn die ze op 't oogenblik zijn uit de gewestelijke raadzaal te verwijderen. De opname van het stuk van den Heer L. de Boer heeft ons meer dan één bitter oogenblik bezorgd. Het schijnt, dat men ons niet verstaan of begrijpen wil. Wanneer wij schrijven, lijnrecht in strijd met de be ginselen van den Heer De B., en wij plaatsen diens tegenspraak, dan moet immers de minst ontwikkelde lezer begrijpen, dat wij daar een doel mede hadden en dat dit doel geen ander kon zijn, dan den Heer de b. en diens geestverwanten zelf te laten toonen van welken geest zij zijn; of wel, om er op te kunnen antwoorden tegenover een beoordeelend publiek. De richting, de be ginselen, die de Heer De B. toont voor te staan, waren ons bekend. Nu kent ook liet publiek ze, en wij vreezen niet de minderheid des publieks met ons te hooren instemmen, als wij die richting, die beginselen kenmerken als verderfelijk, hoogst verderfelijk voor de samenleving, onwaardig beleden, voorgestaan te worden door een Nederlandsch Hulpof ficier van Justitie! Ad 2o, willen wij dus den Heer De Boer antwoorden. De Heer De Boer schijnt het verschil tusschen vragen of solliciteeren (beter naar iets staan) en bedelen niet te begrijpen. Dit blijkt uit zijne tirade over de bedelarij, die even fraai klinkt in den mond van een Nederlandsch Hulpofficier van Justitie als de beschuldiging van willekeur die hij, amb tenaar, de wet naar 't hoofd werpt. Oordeel over'smans zedenleerde wetgever zal willekeurig zijn en de zonde veroorzaken De man daagt ons uit ocn ons oordeel over Mr. Van Houten in ieder geval een publiek persoon, die zijn mandaat aan de volkskeus ontleent te bewijzen iets te bewijzen wat van algemeene bekendheid is, en waaromtrent wij den Heer De Boer, om geen ernstiger bladen te noemen, bijna wekelijks naar het weekblad het geestige wel eens spottende weekblad Uilenspiegel verwijzen en Mr. De Boer brengt zelf eene onbewezen beschuldiging tegen ons uit, namelijk dezedat er onder de bedelaars in de wachtkamers der Ministeriën, welke kamers wekelijks met zulke bedelaars opge propt zullen zijn, mannen gevonden worden, voor wie wij ons diep buigen en ons „Uw onderdanige dienaar" lispelen Mr. De Boer schijnt het antichambreeren, het wachtkamergebruik, op zijn duimpje te kennen, en doet ons vermoeden, dat hij van collega's spreekt. Wij voor ons kunnen het feit niet beoordeelenonze voet betrad nimmer de wachtkamer van een Minister. Wij zeggen meerde debatten tusschen ons en Mr. De Boer zijn gesloten. Wij veroorloven hem echter nog de noodige ruimte in onze kolommen om ons en

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1871 | | pagina 1