EENE VREEMDE DOCH BELANGRIJKE ZAAK. antwoord zal zich in deze korte woorden oplossen het is het beklagenswaardigete schepseldat er mogelijk in de schepping bestaat. Hard werken, weinig en schraal voedsel, een tal ontberingen,van alle soort zietdaar een antwoord op de gewichtige levensvraag van den arbeider. Niet dat die stand on gelukkig zou zijnjfdoor de werkzaamheden welke onafscheidelijk aan denzelven verbonden zijn, maar door de armoede, de ellende, die dezelve veroorzaakt. Dat hij van 's morgens 6 tot 's middags half 12 en van 1 tot half 7 uur hard moet werken is geen ongeluk dat hij de brandende zonnehitte, waardoor on- leschbare dorst en doorweekte kleeding wordt veroorzaakt en de kracht wordt uitgeput, moet verduren, is niet erg, daar de weldadige gevolgen van den slaap vaak alle doorgestane leed spoedig doen vergetenmaar ik noem het verschrikkelijk erg, dat voor al dat slaven en zwoegen, hetwelk dat broze lichaam moet doorstaan de belooning niet geëvenre- fligd is aan zijne behoeften. Als gij lust hebtlezertreed eens met mij een ar beiderswoning binnen, op het oogenblik, dat hij 's middags met vrouw en 4 of 5 kinderen aan tafel zit. Gij zult dan ge woonlijk eene ruimte binnen tredentot beveiliging der gezondheid ter nauwernood groot genoeg voor 1 persoon. Gij ontmoet daar 2 bedsteden of slaaphokken voor 6 of 7 personeneene spindeen hebben ze eene wieg van deze of gene huismoeder, welke op geene kleintjes meer rekent kunnen vastkrijgen, dan vindt ge die schom melmachine ook in dit vertrek. Veel huis raad zal uw oog niet ontdekken. Een soort tafelwat stoelensoms nog eene kast of kist voor de kleereneen klokje ziedaar het voornaamste ameublement. Sla uwen blik op die loetastende men- schenhun smakelijk eten overtuigt u, dat zij hongerig zijn Hun smullen is u zeker vreemd want gijdie geen honger hebt kunt u geen denkbeeld vormen dat een voudige naakte aardappelen zonder eenige toespijs hoegenaamd, lekker wezen kunnen. "VVeet dan dat zij niet doorvoed zijnen gij wel. Zij eten, gedreven door den honger, en gij gij eet uit gewoonte. Is het zoo niet? Wat zij daar zoo smakelijk naar binnen spelen? Het zijn aardappels op een groeten schotel gestort. Daarnaast vindt gij een rood-aarden pan met saus gewoonlijk een mixtuur, bestaande uit azijn, kattenburgersop (water) en somsals de week eenigszins goed is geweestenkele koraaltjes vet er op. Het zoutkommetje is ook op tafelwant aardappelen zonder zout zijn waarlijk flauw. Uw oog zal waar schijnlijk ook den vleesch- of spekschotel zoekenvermoei u niet daarmeêwant die spijs is voor dit gezin, en ook voor de meeste veldarbeiders een artikel van te groote weelde. Of zij vleesch cn spek lusten Dat is wel waarschijnlijk want hun geheele conctitutie toontdat zij tot het geslacht der alles etende wezens bes hoorei). Bezie het inwendige hunner mons den dan zuilen dikwijls een paar rijen snij-, honds- en maaltanden in het oog vallen en ook de maagwanden die niet zoo dik zijn als de kippenmagenen die ook niet ingericht zijnom kleine steentjes bij heele graankorrels door te zwelgen, zijn dus geheel bewerktuigd voor dierlijk voedsel. Dus uit een geneeskundig oogpunt beschouwd, maak ik volstrek geen zwarigheiddaar zij ook door hun maaksel daartoe gerechtigd zijn het gebruik van vleeschspijzen toe te staan. En wilt gij nu des avonds eens wederom datzelfde gezin beglurendan zal gelijk voedsel als des middags daar wederom dampende op tafel staan. En zoo lang de voorraad aardappelen duurt zijn middag en .avonddisch bestendig dezelfde, is die evenwel verbruikt, dan moet het brood dikwijls de plaatsvervanger worden, waarbij in plaats van vet, een bruin vocht, dat koffie heet, gebruikt wordt, om het drooge brood te bevochtigen. Spek en vleesch zijn voor hen artikelen van weelde, veel te duur. Erkent gij echter de noodzakelijkheid van het gebruik dier spijzen, zoowel voor armen als rijken? Ik geloof ook, dat zij «er eene bepaalde behoefte aan gevoelen en met het oog op gezondheid en kracht, voor hen zoo onontbeerlijkdaar" zij geen enkelen dag geld kunnen missen en zwaar moeten werkenmoesten die arme menschen zeker iederen dag eenig dierlijk voedsel kunnen gebruiken. Zoo, als bekend is, hebben wij in ons blad meermalen gesproken over kadaster en grondbelasting, en de wenschelijkheid eener herziening van een en ander. Dat we in den geest des publieks spraken dat ons gevoelen gedeeld werd door belanghebben den,moge blijken uil het volgende, 't Is een uit treksel uit het bijblad der Staats-Courant: Eenige molenaars hebben gegronde grieven en brachten die sedert lang ter kennis, waar het behoort, doch oogenschijnlijk vruchte loos. Ze werden met geen antwoord ver eerd Onze vertegenwoordiger, de heer Mr. D. van Eck, meende, en^te recht, zich deze zaak te moeten aantrekken de heer Biciion van IJsselmonde en mederap porteurs, ja de geheele kamer, heeft de bil lijkheid van|het verzoek en het gewicht der vreemde zaak erkend, en wij hopen dat hunne conclusie tot eene gewenschte uit komst moge leiden Wij noemden ze vreemdomdatom in de volkstaal te spreken, het adres „in den doofpot" scheen gegaan te zijn, en belangrijk, omdat ze het gevolg is van het niet uitvoeren eener wet De heer BICHON VAN IJSSELMONDE, lid der commissie voor de verzoekschriften: In handen der Commissie voor de verzoekschrif ten is gesteld een adres van J. C. Cornellste Groed, een 18 auderen, allen eigenaren van koren- eu pelmolens iu het voormalig vierde district der provincie Zeeland, daarbij te kennen gevende hunne bezwaren legen de telken jare wederkee- rende hooge aanslagen hunner moleus in de grond belasting. De adressanten vermeenen. dat sedert de invoe ring der thans nog vigerende wet op de grondbe lasting, zich omstandigheden hebben voorgedaan, die van aaumerkelijken juvloed zijn gewees op hun bedrijf en de oorzaken ziju geworden dat hunne panden iu waarde zeer zijn verminderd. Zij hebben zich hierover bij adres van 15 Febr. 1867 met hunne bezwaren gewend lot den Minister van Finantien, met verzoek dat er een onderzoek mocht worden ingesteld naar de gegiondheid dier klachten. In het vertrouwen dat de Regeering de billijk heid der geopperde bezwaren zal erkennen, wén den de adressanten zich nu tot deze Kamer met verzoek dat er bij de Regcering ernstig worde aangedrongen op de wegneming hunner genoemde bezwaren, of dat van de Kamer uitga een voor stel lot herziening der grondslagen waarop de grondbelasting voor koren- en pelmoleus wordt geregeld. Aangezien de inhoud van dit adres tot het doen van eenig voorstel Kan leiden ter voorziening in de aangevoerde klachten heeft de Commissie de eer U voor te stellen het adres lot keunisuemiug neder te leggen ter griffie. De Voorzitter: Ik stel voor de goedkeuring der conclusie van hel rapport. De heer VAN ECK: Ik wil al dadelijk gebruik maken van de opmerking van den geachleu rap porteur en te deter zake een voorstel doenom namelijk de conclusie eenigzins uit te breiden. De Vergadering heeft gehoord dat de adressan ten zich beklagen over ongelijkheid in zake van belastingen eene ongelijkheid die het gevolg is van de verminderde waarde hunner panden ter zake van het bouwen van vele molens en vau den invoer op groote schaal van meel uit de fabrieken. Deze omstandigheden hebben zich eerst later voorgedaanvan daar dat do molens niet alleen die van adressanten, maar die in het geheele Rijk, thans veel te zwaar zijn getroffen, omdat de grondslag voor de grondbelasting, zoo als die in vroegere tijdperken is vastgesteld, steeds dezelfde is gébleYeu. Aan die ongelijkheid behoort eea einde te komen uit het oogpunt der billijkheid, omdat er evenredigheid behoort te beslaan in de betaling der belasting, maar ook uit eerbied voor de wet. Er zou toch geen eveuredigheid zijn, in dien de bepalingen der wel op de grondbelasting waren nagevolgd. De wet van 3 Frimaire an VII (23 November 1798) zegt in art. 102: „L'Evaluation du revenu imposable des maisons et usines sera revisée et renouvelée tous les dix ans." Derhalve behoort de vaststelling der kadastrale huurwaarde, de grondslag voor de grondbelasting, elke tien jaren te geschieden. De wel heeft dit bepaald, omdat zij begreep dat indien die bepaling niet opgenomen werd, door den loop van de om standigheden er groote onevenredigheid zou ont staan. Doch aan die bepaling is nooit voldaan. Eene klacht over onevenredigheid is niet nieuw. Zij is herhaaldelijk in deze Kamer gehoord. Vroe ger heeft eene dergelijke klacht er toe geleid, dat in 1862 de Minister Betzen in 1866 de Minister van Bosse beloofd hebben eene nieuwe regeliug voor de belasting op de gebouwde eigeudomuoen te zullen ontwerpen, waardoor die onevenredigheid •zou ophouden. Deze requeslrauteu hebben 9 ot 10 maanden geleden aan deu tegenwoordigen Mi nister van Finantien verzocht om herstel. Daarop is geen antwoord gekomen. De Kamer heeft iu September 1866 een soort gelijk adres aan de Regeering verzonden met verzoek om inlichtingen ten einde de rechtma tige klachten bevrediging zouden erlangen. Daarop is geen antwoord gekomen door de ontbinding der Kamer, die tusschenbeide trad. Wij hebben dus dat ouderwerp niet^schriftelijk met de Regeeriug kunnen afhandelen. Heeft zich de Itegeering nu later daaromtrent uitgelaten? Neen: ook nu is hetzelfde onder werp behandeld in£§ 1 van het Voorloopig Ver slag vau hoofdstuk VII B der Slaatsbegrooliug voor 1868: en de Kamer, getrouw aan alle hare antecedenten heeft deu Minister dringend uitge- noodigd voorziening in hel bestaaude onrecht te willeu aaubreugeu. De Minister heelt hierop de Kamer verwezen naar ziju antwoord, gegeven bij eene vorige gelegenheid omtrent hoofdstuk VII B der Slaatsbegrooliug voor 1867, Bijblad 1866/67, bladz. 622^ 622*. Nu heb ik die redevoeringen van den Minister nagegaan en bevonden dal op de vraag der Ka mer geen antwoord is gegeven, want daarin be handelt de Minister slechts de herziening der grondbelasting in haar geheelen meent dal her ziening niet kan geschiedeu, omdat door den aan leg der spoorwegen eene groote verandering zal plaats hebben iu de waarde der ongebouwde eigendommen. Over dat punt echter werd in dat gedeelte van de genoemde paragraaf van het Voorloopig Ver slag van hoofdstuk VII B der Staatsbegrooting voor 1868 niet gesprokenen dus aulwoordt de Minister met gezegden, die niet slaan op de vraag. Wij hebben dus nog geen antwoord, en de Ka mer heeft het recht nog de inlichtingen le wen- schen waarom zij steeds heeft gevraagd. Daarom meen ik te moeleu voorstellen om bij de conclusie tot nederleggiug ter griffie van het adres te voe gen, verzending van dit adres aan den Minister van Finanti,ëu met verzoek om aan deze Kamer mede te willen deelen of spoedig van de zijde vau den heer Minister maatregelen mogen worden verwacht, waardoor aan de sedert zoo lang be staande klachten ten aanzien vau dit onderwerp zal worden le gemoet gekomen. Dat voorstel doe ik volkomen eensluideud met hetgeen ik vroeger heb gedaan en dat door de Kamer is aangenomen. üe Voorzitter: Daar geen genoegzaam aan tal leden meer tegenwoordig is, stel ik voor om trent het voorstel van deu heer van Eck en de conclusie der Commissie voor de Verzoekschriften een besluit le nemen in de vergadering van morgen. Dienovereenkomstig wordt besloten. Daarna wordt de Vergadering gescheiden tot den volgenden dagdes morgeus le twaalf ure. De Voorzitter: Aan de orde is de behande ling van het Verslag der Commissie voor de Ver zoekschriften op het adres van sommige koorn- en pelmoienaars in Zeelaudtot vermiudering van hun aanslag in de grondbelasting. Die conclusie strekt om het adres neder te leggen ter griffie. De heer van Eck heeft voorgesteld bij deze conclusie le voegen dat het adres zou worden medegedeeld aan den Minister van Finantien, met verzoek aan de Kamer mededeeliug te willeu doen of spoedig van de zijde van den Minister maat regelen mogen worden verwachtwaardoor zal worden te gemoet gekomen aan de sedert lang bestaande klachten ten aanzien van dit ouderwerp. Gisteren is omtrent die conclusie en dat voorstej geen besluit kunnen genomen wordenomdat geen genoegzaam aaulal leden meer Ier vergade ring tegenwoordig was. De beraadslaging wordt geopend: De heer BICHON VAN IJSSELMONDE, lid der Commissie voor de Verzoekschriften: Naar aanlei ding van hetgeen in de zitting van gisteren iu het midden werd gebracht door den heer van Eck betreffende de zaak iu het adres vermeld, heeft de Commissie de eer le adviseren, dat bij haar geen bezwaar beslaat aan het verlangen van dien geachleu afgevaardigde le voldoen.

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1867 | | pagina 2