iSihisohSmkblad
NIEUWS- El AOVEBTEITIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEISWSCH-VLAAIOEBEi
N° 47.
Aclilsle jaargang.
A0. 1867.
GEDACHTEN.
Dit Weekblad verschijnt icderen Vrijdag. Prijs per drie Prijs der Advertentien van 1-5 regels 0,75 elke regel
maanden voor het voormalig 4de district van Zeeland 1,15; \7"„77r10NfrwrmAK daarboven 0,12Va behalve bet zegel van ƒ0.35 voor iedere
voor de overige plaatsen des Rijks, franco per post 1,30. V lljud— aww liOVAiilIJ. plaatsing. Groole letters naar het getal gewone regels,
Afzonderlijke Nummers f 0,10. die zij beslaan.
Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, beuevens Advertentien en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten,
te bezorgen bij de* L-itgever dezes, alles FRANCO, behalve de bekende Correspoudenliëu.
Ideeën
H.
Sommige tnenschen hebben den naam
van staatkundig en voorzichtig verkregen
door te zwijgen de omstandigheden af
te zienden stroom te laten vloeien
er mee naar -beneden te drijven en dan te
zeggen Hier ben ik I terwijl ze niet zelden
hebben ingeoogst wat hun niet toekwam
maar wat anderen zaaiden, en dus ook
anderen hadden behooren te maaien. In
hun oog is de radikaal een afschuwelijk
revolutionair, zonder eerbied voor de tra
dition van het voorgeslacht. Wee uzoo
ge in eene of andere wet iets gebrekkigs
ziet of dat gebrek durft aantoonen revolu
tionair zijt ge, al hebt ge het majestueuse
recht aan uwe zijde.
In alles is dit waarheidmaar nergens
blijkt dit meerdan wanneer er sprake is
van de ellendige inrichting van ons belas
tingstelsel, van de afschuwelijke werking er
van. Zijn wij antiministerieel, omdat wij
stelsel en werking zoo durven noemen
Zijn wij opposant quand mêmeomdat we
getuigen tegen wat naar onze overtuiging
onrecht is? Zijn we revolutionairenomdat
wij, zooals wij doen bij dezen, den Minister
toeroepen t Mijnheer de Minister' Gij hebt
daar een oud-roest van een wet gevonden,
uit de dagentoen men niet beter wist te
maken, toen men meende 'tal heel knap
gedaan te hebben en, wat ook wij erkennen,
toen men werk leverde naar den geest des
tijds, dien men toen opmerkte, naar de
lessen eerier ervaring van vroeger. Och
mijnheer de Minister! Gij ziet toch ook wel,
dat die wet voor onzen tijd niet meer deugt;
gij weet immers ook weldat het zege!
der dagbladen eene persverdrukking is; dat
het patent cener boodschnploopster, uit de
armenkas bedeelden wier bedecling zou
verdriedubbelen, indien ze geene boodschap-
Icopster wasmaar in zak en asschc bleef
neerzittengij weet immers wel dat die
personeele belastingsgrondslag der dienstboden
het verderf is voor menig dienstmeisje, dat,
tengevolge van die wet, op zekeren leeftijd
geen dienst en geen brood meer heeft?
Zijn wijna deze en vele andere vragen
gedaan te hebben, radicale revolutionairen?
Wij gelooven het niet; wantvooreerst, wij
zijn ons zeiven des niet bewust enten
tweede, dan waren alle hervormers
de écnige zelf niet uitgezonderdgroote
revolutionairen, oproermakers, die in meer
dere of mindere mate hun tragisch lot
verdienden
Maar wij moeien billijk zijn. De Minister
kan zoo iets van ons niet denkenwaar wij
hem in regeeringsan'ywcordeu hooren verkla
ren (Jat hij het voornemen heeft om ten
minste dat dagbladzegel te verminderenom
dien grondslag, waaronder vrouwelijke dienst
boden belast wordente herzien
Yoor dit laatste danken wij hem in naam
der menschhcid vooral in naam der onge-
lukkigen dietengevolge van de inrichting
onzer maatschappijtot eene altoos meerder
of minder wettige slavernij gedoemd zijn;
wier boeien soms niet,soms maar al te drukkend
gesmeed worden. Maar in vredesnaam
Al hield men ons voor radicalere volutionalron
nog geen over We zullen daarom
blijven afkeuren wat in ons oog afkeuring
verdientwe zullen daarom blijven prote
steeren tegen den dwang dien de bezittende
over den niet bezittende uitoefent. Wat
we niet, nooit zullen doen? 't Is het pre
diken der hersenschimmen van bandelooze
vrijheid, van stoffelijke en soms zedelijke
gelijkheid, van broederschap, die niets an
ders blijkt te zijn dan een klank!
Wij zijn realistendit erkennen wij.
Straks geven we een paar feiten uit het
reëele levenMaar het realisme is de pre
diking der waarheid, in ons oog der waar
heid zoo als zo isniet overdreven niet
geoutreerd als in een Franschen roman van
Sue of Dlmas.
Wij willen niet, op onzen rug liggende,
met den stroom afdrijvenom naderhand
te zeggen: Hier zijn wij, en een ridder
lintje te grijpen. Dat sieraad, niet verdiend
volgens do statuten der orde, met artikel
en dlinea aangehaaldheeft voor ons de
waarde slechts van poppengoedwaarmede
men een kind paait omdat het zoet geweest
is.
Vrijheid o 't is zeker, 'tis een heerlijk,
nooit genoeg te waardeeren geschenk; maar
ze moet algemeen genoten worden. Ik mag
geene vrijheid hebben die mijn broeder tot
slaaf maaktik mag geene vrijheid hebben
om kwaad te doen; maar die vrijheid nioet
dan ook bij de wet geregeld zijn, liet kwaad
bij de wet omschreven en verboden. Ik
moet openlijk en overal ronduit mijne
meening mogen zeggen over regeeringsdaden;
ik moet zonder schroom alles wat bestaat
allerlei toestand allerlei wet mogen beoor-
dcelenen veroordeelen. Is die wetof
die toestand, of die daad naar mijne over
tuiging slechtdan moet ik vrij en onbe
lemmerd mijne meening mogen en kunneu
uitsprekenmen moet zich maar, volgens
een ander recht tegen mijne geuite mce-
ning verdedigen en mij aantoonendat ik
ongelijk heb, en bevindt men dat ik moed
willig de zaak of het feit verkeerd heb
voorgestelddan moet men mij straffen
niet, omdat ik mijne meoning, mijn oordeel
heb uitgesprokenmaar omdat ik gologcu
heb en op dio leugen mijne uitspraak heb
gebouwd. Wanneer ik bij voorbeeld zou
zeggen de wet op het personeel is slecht,
omdat zij door haren grondslag der dienst
boden de prostistutie bevordertergo de
Minister die deze wet uitvoert, is een bevor
deraar der prostitutie - dan zou ik verdienen
als lasteraar vervolgd te wordenomdat ik
den Minister belasterde, die eene wet; die
hij in allen gevalle niet voordroegniet
maakteuitvoerde en moest uitvoeren. Iets
anders is hetdat ik recht heb oin te zeg
gen zoo 's Ministers wijziging niet mocht
aangenomen worden: MinisterI gij kunt
niet aanblijven gij hebt eene wet willen
wijzigendie in uw oog niet goed is: deze
slechte wet moogt gij niet meer toepassen.
Alle mcnschen zijn gelijk Deze stelling
is waar; doch slechts betrekkelijk. Git het
even aangehaalde voorbeeld kunnen wij dit
bewijzen. Een schatrijk edelman heeft zijn
zoon laten studeeren. Deze zoon heeft met
lust en liefde gestudeerd en zich eene eer
volle plaats in de magistratuur verworven
hij lastert en ik laster ookbeiden worden
wij vervolgd en gestraft; want wij zijn
gelijk voor de wet't Is onwaarDe
formaliteiten van ons recht zijn zoo vele en
zoo omslachtig, dat ikleek in de rechten,
ze niet bijhoudenen de gerechtskosten zijn
zoo verschrikkelijk hoog, dat ik, burgerman,
ze niet betalen kan. Mijn rijke, ge
leerde met mij eensdenkende evenmensch
is er beter aan toe dan ikhij kan zich
zeiven verdedigenik moet mijn advocaat
betalen; het recht is duur; dot hindert hem
niets voor een duizend gulden of wat kan
hij 't genoegen smaken om nog eens te
vonnissen en te kritiseoren ik word dooi
de gerechtskosten geruïneerd
Zoo ook is het met dc onschuldigste bur
gerlijke znken Ik ken op 't oogenblik
iemand, die met zijn broeder eene erfenis moet
deelen; er moet uit den aard der zaak eeno
boedelscheiding plaats hebbenzijn broeder
is in 't bezit der erfenisde benadeelde
pleegt raad met een procureur, o Jaer is
recht voor mijn buurman: als hij f 400,,-
kan deponecrenzal men zijn boozen broe
der eens terecht zetten. Nota benede
waarde van het erfdeel is f 200,,-. Buur
man kan niet kosteloos procedeeren. Hij
heeft het ongeluk tot den werkenden stand
te behooren, die alle dag te eten heeft; hij
hoeft een eigen huisdoch met hypotheek
bezwaard; do Ontvanger krijgt de belasting;
buurman heeft geene schulden en bij is op
31 December blijde, als alles zuiver is, schiet
er ook al geen penning over voor een
nieuwjaarsgift aan zijn dochter; hij kan dus
geen f 400,,- stortenhij is ook niet on
vermogend om kosteloos te procedeeren
hij krijgt dus geen recht
Is dat nu gelijkheid voor do wet? Mag
ik dus niet zeggen: onze burgerlijke rechts
pleging deugt niet omdat ze zoo kostbaar
is? Ben ik nu een radicaal rcKjiulnmaif
geworden, omdat ik zulks in 'tlicht stel 3