MARKTBERICHTEN. Internationale Vaart. SCHROEF- ggHiÉ STOOMBOOT Jacob van Maerlant men eveneens algemeen huiverig was om, zonder nader opzettelijk onderzoek, reeds uu lot de aan neming mede le werken, en dat ook sommige leden zelts de bevoegdheid der Stalen om de in structie voor Gedeputeerde Staten in den aange geven zin te wijzigenvoorshands meenden le moeten ontkennenniettegenstaande in de na jaarsvergadering van de Provinciale Staten van Limburg, in 1866 gehouden, eene soortgelijke wijziging der iuslruciie voor Gedeputeerde Slateu van dal gewest was aangenomen en later door de koninklijke goedkeuring bekrachtigd. Toen vervolgeus in dezellde zitting het gedachte voorstel in het openhaar in behandeling kwam, bleek het, dat het bezwaar van hen, die de Pro vinciale Stalen onbevoegd achten om de voorge stelde wijziging in de instructie voor Gedeputeerde Stateu op te nemen, daarop was gegrond, dal: „Volgens artikel 193 der Provinciale WelGe deputeerde Staten wel aan de Stalen verantwoor ding schuldig zijn wegens de dagelijksche leiding en uitvoering der zaken „voor zoo veel de in arll. 1.5:2—162 omschreven handelingen betreft;" doch „niet voor zoo veel aangaat de uilvoering der wetten, algemeene maatregelen van inwendig bestuur en koninklijke hevelen hun hij art. 161 opgedrageu en hiermede alles zoude heslist zijn, daar 't hier toch geldt de uilvoering, uiet van verordeningen maar van wetten maatrege len van inweDdig bestuur en koninklijke hevelen, voor wier uitvoering, door Gedeputeerde Stalen, behoudens des Konings goedkeuring de noodige verordeningen worden gemaakten dat der halve, hoe wcnscheüjk de voorgestelde regeling ook zijn mogthetwelk werd toegestemd, men weende, dat die door eene wet zal moeten ge schieden." Het verschil betrof dus niet de zaak zelve, maar alleen de bevoegdheid of onbevoegdheid der Pro vinciale Stalen om haar le regelen. Dit verschil werd echter in de genoemde zitting niet uitgemaakt, want, op voorstel van eeu dei- leden werd benoemd eene Commissie van vier ledeu, voorgezeten door een lid van Gedeputeerde Statenin wier handen het voorstel is gesteld ten einde in de najaarsvergadering of later des wege rapport le doen. Wellicht zal in de najaarsvergadering, die den 5deu der eerstvolgende maand zal geopend wor den het verlangde rapport worden uilgebragt hoewel er nog niets oliicieus van bekend is, want op de lijst der te behandelen zaken komt daar niets van voor en dat heeft schrijver dezes genoopt de pen op te vatleu om in het openhaal den wensch kenbaar te maken dat de uitspraak der Commissie gunstig zij voor het voorstel. Want moet de zaak door eene wet worden ge regelddan zal die regeling nog lang uitblijveu, daar onze ministers in hel algemeen zeer traag zijn in het voorstellen van wetten gelijk vau al gemeene bekendheid is, en de Slaten-Generaal riet altijd blijken geven van de noodige voort varendheid om de voorstellen der miuisters spoe dig af te doen. Kan dus de zaak door de Provinciale Staten geregeld worden, aau het publiek zoude daardoor eene groole dienst worden bewezen aangezien een ieder die ook slechts éénmaal in het geval is geweest om zich hij Gedeputeerde Staten te beklagen hetzij over zijn aanslag in de belasting op hel patent of het personeel den gemeente hoofdelijken omslag of iets anders van welken aard <,ok, bij ondervinding weet, dat aau de kla gers niet .worden medegedeeld de adviezen van hen waarover zij zich beklagen en zij dus hui ten staat worden gesteld die te wederleggen, zoo dat zij steeds worden geoordeeld en vaak veroor deeld zonder dat huu het volkomen regt van verdedigiug was geschonkeneen regt dat in een conslitulionelen Staat aan niemand mag worden onthouden. Maar, heeft men gezegd, de Staten zijn onbe voegd en, tot staving van dat gevoelen, zich qeroepen op art. 163 der Provinciale Wet, waarbij Gedeputeerde Staten aau de Stateu verantwoorde lijk worden gesteld, alleen voor zooveel de in arlt. 152—162 omschreven handelingen betreft. Hierop zij aangemerkt: 1°. Dat er verschil is tusschen het regelen van de wijzewaarop eeuig wettelijk voorschrift zal wor den ten uitvoer gehragt in de uitvoering zelve, en dat het voorstel wel strekt om de proces-orde (als hel zoo genoemd mag worden) te regelendoor Gedeputeerde Staten in acht te nemen bij hel on derzoeken en beslissen van geschillen van bestuur, maar niet om hen ten aanzien der beslissing zelve ter verantwoording te roepen. 2°. Dat alware er sprake van verantwoordelijk heid dat nog binuen do grenzen der bevoegd heid der Staten zoude liggen, daar het aange haalde artikel 163 der Provinciale Wet zelve Ge deputeerde Staten jegeus do Provinciale Staten verantwoordelijk stelt voor andere handelingen dau die, betreffende alleen Provinciale reglemen ten en verordeningen want art. 163 verwijst ook naar art. 153 en dit art. zegt dat Gedepu teerde Staten beslissen de geschillen over de in de beide vorige artikelen bedoelde uitvoering ge rezen en dus ook over de in art. 151 genoemde wetten, algemeene maatregelen van inwendig be stuur cn koninklijke bevelen. 3°. En eindelijk, en dit is, naar schrijvers oordooi, alles afdoendedat artikel 150 der Provinciale Wet bepaalt, dat eene door de Staten onder *s Ko nings goedkeuring te maken instructie voordo Gedeputeerde Staten regelt cle uitoefening hunner bevoegdheid tot de dagelijksche leiding cu uit voering van zaken, overeenkomstig de bepalingen van art!. 131—162, dus zoowel tot datgene," wat betreft de wettenalgemeene maatregelen van inwendig bestuur en kouiuklijke besluitenin art. loi opgenoemd zooals reeds hiervoreu is aangetoond, als op hetgeue in de volgende arti kelen is vermeld en hetwelk meer bijzonder Pro vinciale belangen geldt. In het aangehaalde artikel 150 dus is geene uitzondering gemaakt, althans niet die, waarop zij die de onbevoegd heid der Stalen suslinereuzich beroependie uitzondering mag derhalve hier niet worden in geroepen, want, volgens den bekenden regel, laat eene uitzondering zich niet vooronderstellen zij moet uitdrukkelijk iu de wet zijn uilgesproken. Schrijver dezes vertrouwt, dal dit weiuige vol doende zal ziju om oupartijdigen te overtuigen van de bevoegdheid der Staten om de zaak le regelen zooals door den Heer Verhagen is voor gesteld eu hij eindigt dit opstel met de hoop en hel vertrouwen le kennen te geven dat de Stateu der Provincie Zeeland de zaak in vrijziu- nigeu geest zullen heslissen en veroorlooft zich de vrijheid belangstellenden tot het verkrijgen van meerder licht aangaande deze zaak le ver wijzen naar de notulen der Provinciale Staten zomervergadering van 1867 en de nommers der Gemeentestem 837, 838 en 839. 28 October 1867. EEN VOORSTANDER VAN REGT VAARDIGHEID. [Met veel leedwezen moeten wij erkennen dat bovenstaande eerder eene plaats verdiend had doch door de uitgebreide artikelen over het ka naal en door den afstand van sommigen onzer van de pers was vroegere plaatsing verhinderd daar de Uitgever niet wist, hoe le handelen. Wel licht is bij 't verschijnen van dit nummer het pleit beslist: Is het ten goede, dau heeft de go- achle Schrijver toch de voldoening voor zijn ar beid en zijn streven mocht het ten kwade zijn dan behoudt het geschrevene zijne waarde Mid delburgs gemeenteraad de dagbladzegel-geschie denis leeren ons dat uitstel geen afstel is. Red.] Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal in het Koningrijk der Nederlanden. De ondergeleekendenin- en opgezetenen der gemeenten Groede, Oostburg, Breskens en Nieuwvliet, in het voormalig vierde District der provincie Zeeland Geven eerbiediglijk le kennen, dat zij met groote bezorgdheid hebben kennis genomen van het Wets ontwerp tot wijziging der Wet van 19 Augustus 1861 (Staatsblad N°. 72), betrekkelijk de Natio nale Militie, ingekomen iu Uwe zitting van 7 October 11. Dat al dadelijk bij het inzien der twee eerste Artikelen vau het Ontwerp in hei oog valt, dat het doel des Ontwerpers is: het getal der Militie— piichtigen uit te breiden door de getalsterkte der Militie, die thans 55,000 man bedraagt, te ver- hoogen tot 70,0ü0 man en dus met 15,000 te ver meerderen teugevolge waarvan de jaarlijksehe lichting, thans 11,000 man bedragende, zal zijn 14,000 man en mitsdien met 3,000 zal worden verhoogd, waardoor de last, die de verplichte Krijgsdienst der Natie oplegt en thans reeds voor velen schier ondragelijk, is aanmerkelijk zal worden verzwaard. Dal die druk daarenboven nog veel meer zal worden gevoeld door Yele der verdere bepalingen van het ontwerp gelijk uit het volgende korte overzicht zal kunueu blijken, le weten Bij Art 1! der beslaaude Wet is bepaald, dat, om als vrijwilliger hij de Militie te worden aan genomen men het 20ste levensjaar moet zijn ingetreden en het 35ste nog niet moet hebben volbracht terwijl Art 5 van het Out werp wil, dat alleen zullen worden aangenomen zij, die hun 21ste jaar zullen hebben volbracht en niet ouder zijn dan 25 jaren, hetwelk een verschil geeft van elf jaren en dus het getal van hen, die als Vrij williger kunnen worden aaugeuomeu, zeer zal be perken. Volgens Art. 41, no. 3. en Art. 52 der bestaande Wet is van een ongelijk broederental slechts dc kleinste helft dienstplichtig en volgens Arlt. 11 en 14 van het Ontwerp zal de grootste helft dienstplichtig zijn; cn Art. 12 maakt rempla cement onnut. Volgens Arlt. 58 cn 165 der bestaande Wet moeten do Loteliugon die in dienst zijn ge steld doch door de inlijving van anderen aan spraak op vrijstelling hebben verkregeu, krachtens de Wet worden ontslagen: volgens Artt. 16 en 31 van het Ontwerp zullen zij slechts worden ont slagen wanneer zij zulks verlangen, maar wanneer zij nu met deze Wetsbepaling niet bekend zijn en dit zal bij velen wel het geval wezen zullen zij hun verlaugen niet te kennen geven: deze voorgedragen wijziging is dus een valstrik voor de onkundigen, en een bedekt mid del om een groot aantal Militieplichtigen onder de wapenen te houdeu. Rij Art. 6!) der beslaande Wet moet menom als Plaatsvervanger te worden aangenomeneven als bij Art. 11 omtrent Vrijwilligers is bepaald, het 20ste levensjaar zijn ingetreden en het 3oste nog niet hebben volbrachtterwijl bij Art. 17 van het Ontwerp wordt voorgesteld oven als hij Art. 5 hiervoor gemeld dicu ouderdom le beperken van 21 tol 25 jaren waardoor het aantal Plaats vervangers zeer voel zal verminderen en dus de eischen vac hen, die in da termen vallen om aan genomen te worden, oneindig zullen worden ver hoogd. Hierbij komt nog a. dat volgens Art. 61 der bestaande Wet de vervaugene slechts gedurende één jaar voor zijn Plaatsvervanger aansprakelijk is en volgens Art 18 vau het Outwerp, men gedurenden den ganschen dienslijd van v ij f jaren voor zijn Plaats vervanger zal moeten instaan; b. dal volgeus Art. 71, 2, der tegenwoordige Wel, als een Plaatsvervanger als Vrijwilliger hij het leger hier le lande wordt aangeuomeuhij den vervaugene ontheft vau alle aansprakelijkheid, waartegen hij Art. 20 van hel OuLwerp die oulhetliug niet plaats heeft en dus de aauspra- kehjUlieid voortduurt c. eu dat hoven alles dc nummerverwisseling hij Art. 65 der bestaande Wet toegelaten eu Dij de Artt. 66, 67, 68 en eeuige volgeude der zelfde Wet geregeld volgens Art. 19 van het Outwerp bepaald wordt verboden waarvan het gevolg zal zijn dat aau hen die ongaarne zelve in dienst .treden, geen middel zal overblijven dau eeu ge- woneu Plaatsvervanger te stellen een middel dat slechts voor zeer weinigen zal bereikbaar wèzeu daar behalve door helgene reeds hiervoor is aangewezen liet afschaffen der Numraerverwis- selaars den prijs van een Plaatsvervanger nog meer zal doen stijgen, Dat de ondergeleekenden gelooven doorbel voor afgaande overzicht de gegrondheid van hunne hiervoor kenbaar gemaakte bezorgdheid voldoende to hebben gerechtvaardigd. Dat zij zelfs vertrouwen verder tc mogen gaan en zonder overdrijving le mogen voorspellen dat het onderwerpelijke Ontwerp hij de toepassing zal blijken slechts aan de zeer hegoedeu de ge- legeuheid te geven om hunne kiuderen door Plaats vervanging van de persoonlijke Miülifidienst te bevrijden eu dus den last dier dienst geheel over te brengen op alle overige standen eu klassen der Maatschappij, waardoor inderdaad voor schier ge heel het volk der Nederlanden zal geboren wordeu een toestand, gelijk aau dien, in Pruisen en Zwit serland bestaande waar geene plaatsvervanging wordt toegestaanofschoon de steller van de Memorie van toelichting van het bedoelde Ont werp zegt zoodanigen toestand niet te verlangen. Eu datom al deze redenen de ondergelee kenden do vrijheid nemen UMijne Beeren dringend te verzoeken, het onderwerpelijke Out werp niet aau Le nemen, maar Z. M. den Koning eerbiediglijk te verzoeken hetzelve in nadere 0verweging te willen nemen. Groede 31 October 1867. 11 Welk doendeenz. (Volgen de Handteekeningex.) GRAANMARKT te AAHUliNUUliG verkoopprijs per m 1' d d e. DINGSDAG. DINGSDAG. 5 Nov 1867. 29 Oct. 1867. Laagste Hoogste Laagste Hoogste Tarwe 14,25 14,50 14,- ƒ14.50 Rogge 10,— 10.70 9.25 9.50 Winiergerst. 8- 8,20 8.- 8.15 Zomergerst 7,50 7,70 7,40 7,60 Boekweit 7,40 7.80 7. 7,10 Haver 4- 4.60 4.25 4,50 Paardeboonen 9,25 9,40 8.50 9,25 Koolzaad Erwten 11,40 12,- 10 10.40 OOSTBURG 6 November. De aanvoer van granen was heden niet zoo groot dan vorige week en er bestond goede vraag. De mooijc kwaliteiten Rogge, Tarwe. Gerst en Haver brachten dan iets hooger prijzen op, doch afwijkende kwaliteiten waren moeijelijk to plaat sen vooral door de hooge vraagprijzen. Jarige Tarwe f 00,00 a f 00,00: Nieuwe dito f 13, f14,00, 15,50: Rogge 10,00, f 10,50, fU).76: Wintergerst f7,50. ƒ7,75. /8,'2o; Zomer dito ƒ7,00 a ƒ7,51); Haver ƒ3,00, ƒ4,00. 5,00; Paardenboo- ncn 8,50, 9,00, ƒ9,25; Erwten 9.00 a ƒ10,00 WIN TEE,DIENST 1867 1868. van 16 October tot 1 April. Van SLUIS: Maandag, 'smorg. 7'/2ure- Diugsdag, 'smorg. 7'/2 ure Woensdag.-smorg.oVs ure cn 's namiddags 2 uro. Vrijdag, "s morg. 10 ure. Zaturdag, 's morg. 7l/> ure Van BRUGGE Maandag, 'snam. 3y2 uro Dingsdag, 's nam. 3'/2 uro Woensdags/s morg. 7 ure en's namiddags 4 uro. Vrjjdag, 's nam. 3y3 ure. Zaturdag, "s nam. 31/> uro.

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1867 | | pagina 3