het onnoozcl te denken dat niemand hoven de Redactie van het SI. Weekblad kon verheven zijn. Gij ten minste zijl er verre zeer verre boven verhevenverre hoven allen welke tot die Rer- dactic in slechts cenige betrekking staan. Maar eilieve, een woordje: In "t Handelsblad las ik, eenigen lijd geledende volgende advertentie': „Kerkvoogden en notabelen der gemeente lot koolstofgas overgegaan zijndebieden te koop enz."Als een liefhebber eens do aardigheid had gehad dien volzin te critiseercn en de menigte opmerkzaam te maken op die tot koolstofgas overgegane kerkvoogden en notabelen ge zoudt hom toch wel niet van woordenzifterij hebben beschuldigd. Dan is die beschuldiging 'ook niet verdiendwaar het eon foutief opstelwaar het uitdrukkingen geldt als die in het bericht uit Bs. voorkomen. „Indien zoo iels door een schoolmeester werd uit gekraamd enz. (Wat een woord schoolmeester De haren rijzen er je van te berge. Waarom geen hoofdonderwijzer of hulponderwijzer, da's'zoo deftig.) Ge weet dus nietzooals ge ten minste zegt, wie en wat ik ben, schoolmeester of nict- schoolmeesler. Maar wat gij zijtweet ik wel vriendje! De stijl verraadt den man. Daar loopt van de 99 onder. En waarlijkwij zouden er het amen moeten toedoen". Zie die laatste ver zuchting kan niet dan uit een echt schoolmees- tersharte voortkomen en nog wol uit dat van een gemoedelijken schoolmeester oftewel van zulk ecu, die van tijd tot tyd bon grémal gré (zeiler laats die Fransche woorden toch niet tusschen aakjes, hoor!) gemoedelijk moot wezen. Dat gij dus schoolmeester, gemoedelijk schoolmeester of wel would-be gemoedelijk schoolmeester zijt, dat staat vast. Ge ergert u aan die woordenziftcryaan dien bombastdie pedanterieen ik weet niet wat al liefelijke woorden meer ge mij naar het hoofd gooit. Heb dank mijn waarde, voor die opmer king. Verkoopen van bombastuitkramen van pedanterie, ziedaar wat nog altijd mijn zwak is geweest. Toch werd ikrampzalige bombaslver- kooper en pedanterieuitkramerdaar nooit of te nimmer voor gewaarschuwdmaar gij o heb dankheb dank! Gezegend oogenblik, dat u het levenslicht deed aanschouwen want zonder u ware ik onvermijdelijk al verder en verder in dien modderpoel van schoolmeeslerszonden verzonken. En nu weer ecu eindje verder. „Ik wil toonen dat ik razend, dat ik beestig veel weet." Of ge ook heerschappij weet te voeren over de taal de mooie woorden, die gij bezigt, bewijzen dit ten volle. 1°. wil ik toonen, dal ik Fransch ken, 2°. dat ik op do hoogte van *t Latijn ben. 't ls zeer wel mogelyk dat het weinigje, dat gij van 't eersto weet, u gaarne de gelegenheid zou doen aangrijpen om der woreld te toonendat gij er ook iets van weet en dat ge mij daarom ook voor zoo dwaas houdt. Zooals de waard is vertrouwt hij zijn gasten. Dat men door eenc enkele La- tijnscbe uitdrukking to bezigen en nog wel zulk ccne die iedereen kent (gy misschien nu juist wel niet), zou willen bewijzen op do hoogte van 't Latijn te zijnis te dwaas om van to spreken. Zijt ge altijd zoo gauw tevreden, Mijnhr. de anti kritiekschrijver Gelooft go altijd zoo spoedig op dc hoogte te zijn? Dan studeert go u vast ook uiot dood. Ge ergert u al spoedig blijkt het maar aan uwe studiën schijnt ge u niet te veel te ergerenanders was het onmogelijk zulko nonsens uit te kramen daü zoudt ge ten minste bij ondorvinding welendat er wat meer toe be hoort om op dc hoogte te zijn. Wat ge zijt, schoolmeester of on och! hoofdonderwijzer of hulponderwr., ik weet het niet, maar dit is zeker, als go 'tlaatste zijt, man! pas dan op uw tellen als ge 'l ooit in 't hoofd mocht krijgen examen te gaan doen; Neem dan van mij dees goeden raad Zorg dat gij op uw boenen staat 01 blijf te huis mijn beste maat. En danwat ben ik naïef geweestdoor er „zeggen de Latinisten" op te laten volgen. Dank voor 't vleiende compliment. Waarlijkik wist zelf niet, dat ik zoo naïef was 't is inderdaad vereerend. 3°. wil ik toonen, dat ik te huis bon in dc na tuurkunde. Voor zooverre ik iu de schoplmecs- terswereld bekend benweet ieder wel ontwik kelde jongen van 10 of 12 jaar wat ondoordring baarheid is. En nu zou ik willen looneudat ik in de natuurkunde te huis ben door te wijzen op de ondoordringbaarheidi Och, hoe onnoozcl! Heerevergeef het hemwant hij weet niet wat by doet. 4n. „door Victor Hugo naar den toren te slepen en hem bekend te laten zijn met cene les van vader Cats" wil ik het onomstootelijkc bewijs le verenletterkundige te zijn. Waaruit dat nu eigenlijk moet blijken verklaar ik niet te welen. Nu, dat vergeef ik u; iemand die zooveel non sens in.zoo'» sluksken uitkraamt, mag men het niet ten kwade duidenals hy zijn gedachten niet behoorlijk weet uit te drukken. Erger is hetdat ge nog niet eens behoorlijk kunt lezen. Ik sleep V. II. nergens naar den torenik laat hem evenmin hekend zijn met eene les van Cats. 'k Zeg alleen, dat ik het betreur, dat V. II. niet heeft kunnen goedvinden naar Breskcns over to steken; ik merk alleen op dat hij eene les van Cats nog al betracht. Zich zulke scheevo voor stellingen makenis wat kras voor ccn school meester. Dat ik nu letterkundige henmoet blijken of daaruitdat ik een versregel van Cats aanhaal, óf daaruit, dat ik yaq Y. II. spreek. Als men van V. II. spreekt, of ais men een vers regel van Cats aanhaalt is men dus letterkun dige. 'lis om to gillen, zei Asmodce vroeger. .,Jc cit nog al een makkelijk liif" zeggen ze iu land van Kadzand. Dat schijnt met u in grootc mate 't geval te ziju. Maar wat uwe letterkunde betreft: Als gc naar 't examen gaat, Zorg dat gij op uw becnen staat, Of blijf te huis, mijn beste maal! Bedenk dat ik in de vooronderstelling leef, dat gij nog examen moet doen; maar 'tis waar, iemauil die examen gedaan had, zou toch onmogelijk zoo veel onzin kunnen op een stapelen; 5°. „wil hij toonen dat hij maar genoeg." Gewogen en'te licht bevouden. Gezocht en nog eens gezocht en niets meer kunnen vinden en dan met den noodigeu bluf neergeschrevenmaar genoeg." Jammer dat would-be in 't vorige stuk niet stoiid, dan hadt ge ten minste nog iels gehad om uw gemoed aan te koelen. Het stuk zou volgens u dienen 1°. ter bespotting van den verslaggever of van den bur gemeester; 2Ü zou hot bevatten een uiLvIoeiscl van antipathie tegen de gemeente van Breskcns. Wat het laatste punt betreft, 'tis me de moeite niet waard er een woord over te spreken. Antipathie tegen de gansche gemeente van Breskens 't is waarlijk geen kleintje om daaraan te beginnen. Hot eerste zou mogelijk zijnofschoon zulks toch op verre na nog niet bewezqn is. Ik begin met u te vragen: mon brave! wie heeft u geroepen om den handschoen voor den burgemeester van Breskens of wel voor den verslaggever op te ne men? Zijt gij gestuurd of komt ge uit u zeiven? Of jeuken'ii de vingers soms? Wilt ge "t verheven voorbeeld ook volgen Gij dicht mij toeten minste 't heeft er den schijn van, dat ik den burgemeester van Breskens belachelijk heb willen maken. Hebt gij bijgeval reden om er iets be lachelijks in te vinden? Indien er in een burge meester, die een achtenswaardig ambtenaar met oen kreupelrijm begroet, iets belachelijks is dan heb ik hem in ieder geval niet belachelijk ge maakt, maar dan heeft hij zich zeiven ten toon gesteld. Gij zijt er dan ook volstrekt niet van verzekerd óf het mijn doel geweest isdon bur gemeester belachelijk te maken mijn doel kon ook wel eens geen ander geweest zijn dan een letterkundig product le critiseercn. Gij zegt, dat gij lot de overtuiging van dat en dat zoudt geko men zijn indien gij niet van dat idee werdl te ruggebracht door den aanhef van het ingezondeno zelf. Hoe de aanhef van het stuk u van dat idee heeft kunnen terugbrengen begrijp ik niet trouwens 'tis niet het ecuigc duistcro in uw stuk. Maar gij zijt er toch van teruggebrachtzegt ge. Desniettegenstaande Verwijt gij mij een oogen blik later, dat ik achter het mom van een recen sent niet het werkmaar wel den persoon des schrijvers wil gispen. Een klein staaltje, hoe consequent gij zijt. Zoo iets is bovendien nog al veel gezegd daar de bewijzen die gij voor uw beweren aanvoert, machtig zwak zijn. Hebt gij er ook andere, die ge niet noemt? Ik zou immers hetzelfde recht hobben om van u te zeggeu ik doe hel daarom niet, zie je -• dat gc mij be lachelijk hebt willen maken. „Gij ieest dolgraag critiokdat is to zeggen, goede criliek, maar zulko bombast als u in mijne critick wordt le slikken gegeven strekt u tot er gernis." Wat nu mij betreftik l.ccs dolgraag an- ticritiek, "dat is te zeggen goede anticritiek, maar zulke bombast als mij iu uwe anticritiek wordt te slikken gegeven, strekt mij tot ergernis neen, God beware mij heeft mij hartelijk doen lachen (vrijvertaald), „'t Is waar." schrijft gc vorder, „de eerste volzin moge voor het argusoog van een Piet iets vrceselyks wezen om le aanschouwen" de toegevende lezer enz. Heet gij Piet, of zijt gij zoo'n Pietdat ge "t zoo bepaald bij de Piets houdt? Ja, ziet go, de tocgovcndhoid heeft ook hare grenzen; wanneer iemand iets zegt, weetik welwat hij zegt.maar nietwat hy meent. Wanneer de verslaggever uit Breskcns schrijft, dat vele ingezetenen het voorbeeld van de vlag hadden gevolgd, om van den dorpstoren te wap peren, al ben ik dan ook nog zoo toegevend, dan begrijp ik zoo maar op eens niet, dat do man wat anders bedoelt. Wat nu uwe opmerking betreft, dat er tot vervelens toe in voorkomt: wapperen aan den to ren en hangen in de haven aan den toren enz. dat is misschien de meest gegronde, die in geheel uw stuk voorkomt; maar hel gaat toch immers ook zoo gemakkelijk niet om van zoo'n lief tafe reeltje maar op een, twee, drie afscheid te nemen Go vindt voorts dat ik het niet hij 't recht eind heb, wanneer ik dc uitdrukking „liet muziekge zelschap uit Grocde, daartoo vriendelijk uitgenoo- digd enz." foutief noem. Dat gij er nu uit kunt lezenwat de verslaggever eigenlijk bedoeltis best mogelijk; als ik daar nu eens ergen zin in had gehad en ik had maar wat anders willen lezen dan er inderdaad staatja dan had ik zijne be doeling misschien ook wel begrepen, maar, ziet ge, ik ben gewoon te lezen wal, cr staat en dit is met u het geval niet, schijnt het. 'k Heb er straks reeds een bewijs van bijgebracht, dat go niet behoorlijk kunt iezen. Een ander bewijs daarvan is, dat gc zegt, dat mijne ooren ver schrikkelijk gekwetst worden door het argloos gezegde God reize op uw inspectie mee Waaruit blijkt dat toch, dat mijne ooren daardoor zoo verschrikkelijk gekwetst worden. Neen, vriendje, al wilde de burgemeester den Comm3. ik weet niet wien medegeveu, 'k verontrust me cr in ,t minst niet over; ik zeg ailccu dat zulke woor den niet lö pas komen. Zijn uwe vrome uoren (A wuuld-bs vrome ooren cr soms door gekwetst, dat ik aanmerking op dien regel heb durven maken Over de tirade van het stappen Yan Z. E. d. Cs. in bet rijtuig zal ik maar niet uitweiden ieder die nog in geen tamelijk ver gevorderd tijdperk van •krankzinnigheid verkeert, begrijpt, dat men heel goed onduidelijk kan zyu zonder zoovéél onzin uit to kramen als gij doet. Pas een ander tijd nog wat beter op de woorden die gc gebruikt want ik heb weer veel pret gehad met die geo pende kamerdeur en die geopende voordeur van den burgemeester. Zoo hébben wc dan nu bet -geheele stukjdoorloopen. Van den lekkeren wijn hebt ge (zeer verstandig) gezwegen daar wist ge geen raad op. Alleen rest nog bet verswaar mede ge zwijgende sluit. Zeker is het, dat ge het ook in alle opzichten op u zelven moogt toepassen, zooals ik dat u in hel bovenstaande reeds ecu paar malen heb onder het oog gebracht. Alleen nog dit; „voor ge op 't ijs weer gaat," d. i. voor ge weer uit critiseercn gaatleer dan eerst goed be grijpen wat cr slaat geschreven met andere woordeu leer eerst goed lozen en leer 2". goed uwe gedachten uitdrukken, met anderewoorden, leer goed schrijven. Deze raad kan u niet alleen ten opzichte van critiseercn maar ook ten opzichte van wat veel belangrijker voor u isgoed to stade komen. Een goed verstaander hccil maar een half woord Noodig. EEN DWARS DOOR DE REGELS HEEN KIJKENDE LEZER. EEN ECHT Ob'D-KADZANDSCH KEUKENPRAATJE. Moe! zie eens hier! d.c dwarskijker Jeeft nog! Ik dacht, dat hij onder den druk der oude pro cessen bezweken was. En zeker schaamt hij zich zijn' vorigen naam, of is hij voor een verande ringetje; want nu noemt hij zich: „een dwars door de regels heen zieuden lezer." Hij heeft het in dit stukje weder op den burgemeester van Breskcns gemunt. We! zoo erg niet als de vorige maal dochhij tracht hem toc'n weer bespottelijk le maken. Die dwarsziender zal zeker liefst' niet meer in aanraking komen mei rechtbank hof en hoogen raad daarom legt hij hel nu zachter aan. Maar toch krijgt de burgemeester van Breskens hier weder ccn schampsch.otjoomdat deze den heer Commissaris des Koniugs, hij diens laatste inspectie te Breskcns, met ccne toespraak op rijm heeft begroet; terwijl de inzender van het bericht dier inspectie, geplaatst in dc Sluissche Courant van 23 Aug. 11. ook een afschampcr krijgt, omdat deze niet gedaan heeft, wat de dwarszien der met zijn eigen' naam gedaan heeft: ccnc zee van woorden gebruiken daarwaar eenc goed verstaander maar een half woord noodig heeft. Zie Moê! ik vind dat de dwars door de regels heen ziende lezer hier wel wat gelijkt op de spin, die zich ongevraagd op de bloem zet, om cr venijn uit te zuigen. Als ik den stijl van het stukwaaraan men den steller dikwijls zoo goed kan lecren kennen be daard naga, dan is het waarlijk, of deze dwars ziender dezelfdo man is van wien ik u onlangs dien langen lafïcn brief liet iezeu, dien dc burgemeester van Breskcns van hom ontvangen had, en waarin do dwarsziender zich kennen doet, als dit zoo is, als een zeer onverschillig, goddeloos man, als een spotter. Sla ik hier den spijker op den kop, dan is deze dwarszicncr waarlijk ccn schoolmeester, en wel ccn, die voorover cn gebukt gaat door nyd en afgunst jegens den burgemeester van Breskens. Foei! moet hij hebbendie twistzaaierdie scheur maker!— Waarom niet liever het goede opgesomd, dat dc laatste ontvangst van den heer Commissaris des Koniugs feestelijk maakte Er was toen over- die ontvangst, iu vergelijking van vroeger, veel goeds te zeggen. Of heugt het u niet meer. hoe vóór 10 a 12 jaar ook eens het Hoofd van ons gewest le Breskcns zou komencn op zekeren dag op eens ccn phaëton voor het hoeren logement te Breskens stil hield, heel driftig ccn provinciale bode uit dien wagen kwam, die, als verbolgen op de Bressiaüenin diepe verontwaardiging aan de voorbijgangers vroegof dit nu eene wijze was om het Hoofd van de provincie, den verlogcu- woordigcr van deu Koning tc ontvangen. Foei! riep de bode toen. En had hij geen gelijk? Was die bode op den 19 Aug, 11. to Breskens geweest, hy zou vriendelijker gekeken hebben voorwaar! toen haast geheel Breskens meer dan ooit het ge meentebestuur getrouw hielp om zijn heer en meester, den Commissaris dos Konings', waardiglijk le ontvangen. Eer aan de öressiancn daarvoor! Daar moe! daar hebt u het Sluischc Weekblad. Lees liet stuk van den heor: dwars door de regels liccn zienden lezerzelve eens, en zeg mij dan eens hoe u het vindt, s. v. p. Nadat moeder dat stuk aandachtig gelezen had dan oens gelachen cn dan weder eens het hoofd* geschud had, legde zij het Sluische nieuwsblad op tafel cn zcidc Kind! het stuk bclcckenl niet veel. Die dwars ziender is ecu muggezifter, en het is maar hceL goed, dat hij niet benoemd is om aan het taal kundig woordenboek le helpen, want al leefde hij zoo lang als Metïiuzaudi, dan zou hij nog niet gedaan hebben met nuiggczïftenen hij zijnen dood zou onze taal meer achteruit dan vooruit zijn. Die dwarsziender, moet mijns inziens een win derig, onnadenkend man zijn. Immers kon hij na-

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1867 | | pagina 3