NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
NQ 31.
Achtste jaargang.
A0. 1867.
De Schutterijwet
en de Volksweerbaarheid.
„Les Hollandais ont peur des Prussiens":
de Hollanders zijn bang voor de Pruisen,
zeide laatst een Engelschman die zich van
de Fransche taal bediende om zich te doen
verstaan. De fiere Brit was een vurig be
wonderaar van ons Vaderland; met genoegen
hoorden wij hem niet alleen uitweiden over
de groote werken door het voorgeslacht
tot stand gebracht maar hij roemde ook
zeer de scheppingen der geniein dijken
en kanalen zichtbaar, het droogmaken eener
binnenzee en de stoute ontwerpen der af
damming van Schelde en Sloe en der
overbrugging van het Hollandsch diep. Het
doet het Nederlandsch harte goed uit den
mond des vreemdelingsanders maar al te
vaak vooringenomen tegen het land van eenden
en kikkerseen gunstigdoch onpartijdig
oordeel te vernemen. Wij hadden redenen
om dien Engelschman voor onpartijdig te
houden. Hij was opzettelijk gekomen om
Neerlandsvooral Zeelands waterwerken te
zienhij had zijn eiland verlatenniet als
zoo menig bespottelijk toerist zijner natie
maar als ijverig en wetenschappelijk onder
zoeker. Zijne oordeelvellingen waren door
gaans rechtvaardigen moesten we hem al
toestemmen, dat we te veel tabak en jenever
gebruiken zijne beschuldiging van Pruisen
vrees deed ons pijnlijk aan, te meer ook
om de redenen die hij gaf bij zijn betoog
dat we noch Pruisen, noch Frankrijknoch
iemand ter wereld te vreezen hadden
Pruisen zegt thans Duitschland te zijn
zeide hijdoch dit is niet waarde
Duitsche eenheid meer dan in taal en we
tenschap is eene hersenschimer is geen
eenig Duitschlandbij den eersten gunstigen
wind de beste werpen Hannoveranen
Hessen Saksen en Nassauers het Pruisische
juk af en al naar de wind waaitvindt
menvooral daar bij uwe westelijke buren
het eigenbelang zoo zeer regeertgeene
Duitschers, maar Oostenrijkers, Beijeren
Badersenz. Geheel anders is het met
Frankrijk den schijnbaren vulkaanwaarin
allerlei stoffen onder elkander woelen
Bourbonsche legitimisten Orleanisten
BonapartistenBepublikeinenSocialisten en
Communisten; maar zie, nauwelijks staat de
vijand aan de grenzen, of allen zijn Franschen.
AAN HET NEDERLANDSCHE VOER!
SLIISCHSWMBÜD
Dit Weekblad verschijnt iederen Vrijdag.Prijs per drie Prijs der Advertentiën van 1-5 regels 0,75 elke regel
maanden voor het voormalig 4de district van Zeeland f 1,15; tt i e\ a i daarboven 0,12y2 behalve het zegel van f 0,35 voor iedere
voor de overige plaatsen des Rijks, franco per post ƒ1,30. V FlIClclSj' ul ixlliiUStllS. plaatsing. Groote letters naar het getal gewone regels,
Afzonderlijke Nummers 0,10. die zij beslaan.
Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, benevens Advertentiën en gewone Berichten of Mededeclingen van Correspondenten,3
te bezorgen bij den Uitgever dezes, alles FRANCO, behalve de bekende Correspondentiën.
AVelnu, met die verschijnselen kan de
Nederlander zijn voordeel doen wanneer
hij zoo als nu reeds door zijne eigene
taal geschiedtloontdat hij zijne zelf
standigheid wil. Uwe taal, vervolgde do
Britzeggen uwe taalgeleerdenis geen
dialect van de Duitsche; 't is werkelijk eene
Nederlandsche taalschoon verwant dan
ook met de Germaansche
Ik gewaagde van Engeland en zijn naijver
en hij voegde ons toe Engelands houding
tegenover u is uwe eigene schuld. Dat
de bandendoor Willem III gesnoerd, zoo
los geworden zijn; dat de oude bondgenoot
bij u zoo verdacht isdat zijn nog altoos
de vruchten uwer eigene handelingen van
de laatste jaren der vorige eeuw. Er was
een tijd, toen Engeland u vreesde, niet met
eene onmannelijke vreesmaar met die
bezadigde vreesdie nimmer een vijand
te licht acht; het was toen gij in de rij
der koninkrijken optradt onder den schepter
vau Lodewijk Napoleon. Hadde toen deze
wnftè vorst zijne positie begrepen hadde
hij die beschouwd met het oog zijns broe
ders dat is, met diens genie, dan hadde
Engeland ondanks zijne sympathie voor de
vorsten van Oranje-Nassauu behoorlijk
moeten ontzien, zoo niet achten.
De Keizer zag dat uw landuw volk
der zee gewijd was; uwe betrekkelijk lange
kust, ingekerfd door havens en zeearmen,
werd verlengd door die van Oost-Friesland,
meer Neerduitsch dan Duitsch; de overgang
van daar tot de nagenoeg taalverwante 01-
denburgers, Mecklenburgers en Holsteiners
was slechts een werk van tijd en er ware
een Nederduitsch koninkrijk verrezendat
door zijne oorlogsvloten cn schepelingen
terwijl de legers der Franschen zijne in
wendige deelen beschermden geschikt zou
geweest zijn, om na de herovering der ver
loren koloniënten minste met Engeland
den wereldhandel te deelen. Ja toen
toen hadden wij Britten een oogenblik vrees
voor umaar toen we zagen dat de ver
wijfde jammerhartige Lodewijk zelfs geen
flauw begrip had van wat het reuzen-genie
zijns broeders ontwikkelde toen week die
vrees en gij verbeurdet de weinige achting,
die u nog restte maar glansrijk hebt ge
die herwonnen in de velden van Waterloo
en ze waren u eeuwig trouw gebleven, zon
der de ondoordachte vereeniging met Belgie
en de tijdens die vereeniging door u gevolgde
politiek.
En thans, thans zijt gij grooter dan toen
en dat de Britsche sympathie voor u en uw
vorstenhuis herleeft, bleek in de Luxem-
burgsche kwestie; en die achting en vriend
schap te doen groeien en klimmen staat aan
u, zoo gij toonen blijft u zelve te achten.
Zco gij trotsch blijft op den naam van
Nederlandersen uw voornemen om dien
naam en stand te handhaven door daden
toont, dan hebt gij noch Pruisen, noch
Frankrijk, noch Engeland te vreezendrijft
echter Pruisen-vrees u tot een onzalig
verbond met Frankrijk, dan zijt gij verloren
en het schouwspel eener vertrapte natie
wier vorsten ballingen op aarde zijnher
haalt zich op nieuw. In uwe afzondering
ligt uwe krachtHandhaaf zelf die positie
n de rij der volken gij hebt er de macht
toe; maar blijf dan ook u zeiven achten en
zeg nooit„Wat zouden wij vermogen
tegen die menigte Eendracht maakt
macht, en, nog ééns, in uw isolement ligt
uwe kracht
Men meene nu niet, lezers, dat de Brit
dit alles achter elkander als van buiten ge
leerde phrasesom effect te maken uit
spraak; verre van daar; wij geven u slechts
de slotsom van het door ons gevoerd be
langrijk gesprek wij voor ons vonden er
waarheid, veel waarheid in; gij, lezer, kunt
oordeelen, waarom wij het u mededeelen
als eene inleiding tot de volgende tot ons
gekomene roepstem
Art. 177 Grondwet. Hel dragen der
wapenen tot handhaving der onaf
hankelijkheid van den Staat en tot
beveiliging van zijn grondgebied
blijft een der eerste plichten van
alle ingezetenen.
BeeJs sedert lang is het door deskundigen
en niet-deskundigen openlijk verklaarddat
onze strijdmacht, zooals zij door leger en
schutterij gevormd wordtniet meer vol
doet aan de eischen des tijds.
Het leger is te weinig talrijk.
De schutterij te weinig geoefend.
Die overtuigingdie in de laatste jaren
vooral eene volksovertuiging geworden is,
deed de Regeering do handen slaan aan
eene nieuwe schutterijwet.
In het begin van dit jaar werd door de
Regeering een ontwerp van wet tot regeling
der Schutterijen bij de Tweede Kamer in
gediend. Na dagenlange discussiën werd
dit door de Kamer goedgekeurd en aange
nomen.
Die wetdie geroepen wasom in de
bestaande en door de Regeering zelve erkende
leemte in onze strijdkrachten te voorzien
is intusschen den 9den Juli II. door de
Eerste Kamer verworpen.
Daardoor is de Regeering vooreerst buiten
machte in den bestaanden toestand verbete
ring te brengen.
Alleen het Nederlandsche Yolk zelf kan
zulks nog.
Het kan dat, door zich allerwege tot het
houden van gemeenschappelijke oefeningen
in den wapenhandel te vereenigen.
Door zich uit eigen beweging, uit vrijen
wil die strijdvaardigheid eigen te maken
die het anders door de kracht der wet ver
kregen zoude hebben.
Daardoor zal het toonendat het bij
voortduring prijs stelt op het behoud van
die onafhankelijkheid van die vrijheid die
het nu reeds zooveel eeuwen geniet en die
het tochzoo menige naburige staaUJmn
getuigen in één dag kan verliezen.
En men meene nietdat het genoeg is
indien men op het laatste oogenblik, wanneer
de vijand reeds voor de poorten is, naar
de wapenen grijpt.