I-odewijk Napoleon. Ziedaar al reden om aller
aandacht op de Fransche kamer en op het aan
gekondigde debat te vestigen. De spanning is niet
beschaamd geweest.
De heer Thiers heeft vier uren lang gesproken
en doen zien: wat in Duilschland gebeurd is; wat
Frankrijk hadde moeten belettenwat gevaren
voor Europa in het algemeen en voor Frankrijk
in het bijzonderdie gebeurtenissen hebben te
weeg gebracht; welke verantwoordelijkheid Frank
rijk op zich nam met het oog op die gevaren: en
eindelijk watten aanzien van den ingetreden
toestand, aan Frankrijk te doen rest, ten einde
aan die gevaren te ontkomen.
De heer Thiers werd beantwoord door den mi
nister Rouher en ook door andere vrienden
en voorstanders van het Fransch staatsbestuur.
Dezer poging is deerlijk mislukt om al de be
wijzen door den heer Thiers aangevoerd om te
stooten en den indruk van diens woorden uit te
wisscheu. Rouher en zijn meester, zeggen wij
zijn geslagenen al wie de redevoertng leest van
den heer Thiers nevens die van den heer Rouher
zal met ons instemmen tenzij hij blind zij Yoor
alle recht en reden.
Het geheel van die debatten staat builen de
verhouding van ons bladdoch ter inlichting van
onze lezers over de Europeesche vraagstukken
welke de groote geestan de landsbesturen en de
vorsten onzer dagen bezig houden, willen wij het
voornaamste gedeelte der redevoering van den
heer Thiers mededeelen des te meer daar men
zulk een kort verhaal in weinig Nederlandsche
bladen aantreft. liet is namelijk dat gedeelte
waarin Frankrijks beroemde redenaarden huidigen
toestand afschetst en Frankrijk de beste handel
wijze voorschrijft om aan het gevaarlijke van den
toestand zonder bloedstorting een einde te maken.
WAARIN BESTAAT HET GEWICHTIGE
VAN DEN TOESTAND
Duilschland was een bondsrijk. Hier stond eene
machtige jonge en heerschzuchlige mogendheid
(Pruisen) welke 19millioeu zielen lelde te midden
der kleine Duilsche staten met 17 of 18 millioen
inwoners, en daar verder af, Oostenrijk, hetwelk
er 36 millioen telde.
Ziedaar op welke wijze Duitschland was inge
richt, eu deze inrichting maakte Duilschland
onmachtig, niet om zich te verdedigen, maar om
iemand aan te vallen.
Wat staat er in de plaats Prnisen Pruisen
datof rechtstreeks met inbegrip van zijne win
gewesten of onrechtstreeks door middel zijns ver-
bonds met den Noord-Duilschen bond, van 18
millioen tot 31 millioen zielen is aangegroeid.
Aan al wie zich met de geschiedkundige studiën
bezig houdt, vraag ik: Welke mogendheid heeft
ooitzelfs in onzen tijd van vlugge oorlogen en
overwiuningen in eenige weken, in ecnige jaren
11 tot 12 millioeu onderdanen bijgewonnen? Dat
is immers machtig veel.
De vereenigiug van Noord-Duitschland, alhoewel
Noord-Duitsche bond genaamd is eene oogver
blinding. Do koning van Pruisen is het staatkundig
opperhoofd om haar te vertegenwoordigen bij de
vreemde mogendheden en de opperbevelhebber
van hare legermachten. Op zijn enkel bevel komen
al die leden van dien bond in beweging. Hij
beschikt voor een onbepaald tal jaren over een
normaal oorlogbudjet waarbij hem een bepaald getal
soldaten wordt toegestaan en voor het onderhoud
van eiken soldaat eene somme die grooter is dau
die in Frankrijk.
Het is dus Pruisen, hetwelk de30 of31 millioen
inwoners van den Noord-Duischen bond bezit.
Ik zal niet spreken van de schooue kust der
Oostzee, van Bremen, Hamburg en Lubck maar
van het vaste land. Langs deze zijde heeft Pruisen
eene wonder goede grenslijn den Rijn en den
Mein. Op den sr.menvloed dezer twee stroomen
ligt Ments door Napoleon do sleutel van het
vaste land genaamd. Ments te midden van den
Rijn en tusschen de Alpen en de zee Ments al
waar men de beide oevers van de beide rivieren
bedreigt.
Alzoo bezit Pruisen 31 millioen in plaats van
19 millioen zielen met de best versterkte plaats
van Europa op de sterkste grenslijn: zelfs na
eenen door Pruisen verloren veldslag zou het
zeer moeielijk zijn om Pruisenop Ment9 en
Keulen gesteund over de lijn te drijven.
De Zuid-Duitsche hond beslaat uit 9 of 10
millioen landzaten. Volgens het vredesverdrag
van Piaag moet die bond onafhankelijk zijn. Maar
aan do statesdie hem uitmakenheeft men ge
zegd dat zij het Rijnverbond gingen worden
cn uit een vaderlandlievend gewetensbezwaar
hebben zij naar het Pruisisch stelsel zich tot een
militair bondgenootschap vercenigd.
Men weetwant 't is gezegd geweest door den
koning van Pruisen en door von Bismarck, die,
is hij slim toch ook openhartig ismen weet
dat er eerstdaags tusschen den Noord- en den
Zuid-Duitschen bond betrekkingen moeten tot
stand komen. Deze betrekkingen bestaan in een
wapenverbond tusschen beide. Dan zal Pruisen
zoowel aan onderdanen als aan helpers. 40 millioen
Duitschers op Frankrijks grens hebben. Ziedaar
den toestand.
Voorzeker bestaan er in Pruisenin Zuid-
Duitschland nog eenige overblijfsels der feodale
partij de echt Duitsche partij, welke thans bukt
onder het zegevierend geweldmaar krijgskun
dig valt het voor niemand te betwijfelendat er
aan den Rijn in plaats van den ouden Duitschen
bonddie zoo machtig was als verdedigendzoo
machteloos als aanvallend verbond, alleen ceno jonge
'fen heerschzuchlige mogendheid staat van 40 mil
lioen raenschen. Oostenrijk is buiten den bond
gesloten en machteloos gemaakthet is te wen-
schen dat Oostenrijk zich heriurichte; want gelukt
zulks utetdan zullen de 13 of 14 millioen Duit
schers die tot den Oo9tenrijkschen staat behooren,
tot het groote Duitschland overgaan.
Dit zijn niet de eenige gevaren van Europa.
Over de Oostersche kwestie wil ik ditmaal niet
sprekentoch is het goed daarover eenige woor
den te zeggen. In het Oosten bestaat een niet
minder groot gevaar. Ook daar gaat gij zien wat
de politiek van het gezond verstand, van de we
zenlijkheid is tegenover de politiek der nationali
teiten eu der hersenschimmen.
Wat is 't belang van Europa? Te beletten dat wat
n Duilschland,gebeurde niet gebeure in het Oostenjte
beletten dat Konstantinopel niet reeds in machtige
handen valleKonstantinopel, waarvan Napoleon
zeide te TilsitKonstantinopel is het rijk
der wereld." Dauniet van Engeland kan het
gevaar uitgaan; neen, wordt het sein der politiek
van de groote volkerenbijeenlrekkingen gegeven,
dan zou Engeland geenszins aan Konstantinopel
denken. Oostenrijk, hetgongelukkige Oostenrijk,
door de moeielijkheden van zijne herinrichting
overrompeld, denkt evenmin aan Konstantinopel;
maar 't gevaar is: Konstantinopel in de macht van
Rusland te zien overgaan.
Indien Ruslanddat zich uitstrekt van de
Noordkaap tot over de zeeëugte van Behring
doorsneden met de rivieren die in de Oost- en
Zwarie zee vallen, Konstantinopel bezettedan
zou het eene bevolking hebben van meer dan 400
millioen zielen en dau ware de rampspoedige
voorzegging van Napoleon verwezenlijkt. Ziedaar
Europa's wezenlijk gevaar, en de echte staatkunde
is: dit gevaar af te weren.
De hersenschimmige staatkunde bestaat hierin
Volgens de theorie der nationaliteiten zou men
te Konstantinopel een Christen-koninkrijk moeten
stichten. In bet Oosten zijn er 9 of 10 millioen
Christenen maar komen zij overeen Ze zijn
verdeeld niet enkel door godsdienst, maar door
afkomst. Er zijn 2 millioen Hellenen, 4 millioen
Roemanen er zijn Slavonen, Bulgaren, Bosnia-
ken enz. Geeu een dezer Grieksche rassen wil
onder een ander staan. Hoe zoudt gij te Kon
stantinopel een Christen-rijk stichtenDat is
een hersenschim. Het best is dus, er de Tur
ken te houden omdat zij er zijn niet uit liefde
voor de Turken maar omdat zij er zijn.
Men zegt: maar de Turken zijn barbaren. Ja
wel doch hoe barbaarsch zij ook zijn, ze zijn
't niet meer dan die welke er in hunne plaats
komen. De Turken zijn geeno Christenenmaar
wat kan de staatkunde daaraau doen? ik weet
wel dat het Evangelie beter is dan de Koran
doch ik heb al zooveel achting voor een Turk
die getrouw is aau den Koran als voor een
Christeu die ontrouw is aan hel Evangelie. Wat
ik wensch is dat er te Konstantinopel eene mo
gendheid bestouddie overeenstemt met onze
zeden, onze neigingen; maar het gezond ver
stand raadtte nemen wat de aard der zaken
geeft, en bijgevolg do Turken te Konstantinopel
te laten.
Langs die zijde weet elkeen waarin 't gevaar
bestaat: dal gevaar is Rusland! Maar heeft Rus
land haast Neenaan 'l hoofd van dit land
staat een verlicht vorst, die zijn land veel liever
zoekt te beschaven dau te vergrootendoch die
vorst is niet alleenen nog nooit waren de drif
ten in Rusland zoo opgewonden als op dit oogen-
blik. Daar is dan ook eene overeenkomst aan
staande tusschen de wijsheid van den vorst en de
opgewondenheid van het land Rusland heeft
zich geuegen getoond voor de Christenen en be
reidt de toekomst voor met dezen van het Turk-
sche rijk te trachten los te maken.
Ziedaar het tweede gevaar voor Europa, en dit
gevaar is nauw verbonden met het eerste. Er
bestaat een natuurlijke band tusschen de Duilsche
en de Oostersche kwestie; deze band is de een
heid van belangen tusschen Pruisen en Rusland.
Rusland rekent gewis als volgt: Weinig scheelt
het mij wat de heer von Bismarck doen zal aan
den Rijn en de Zuiderzee dit kau niemaud anders
aangaan dan Frankrijk en Engeland wat mijne
groote zaak is dal is te doen wat mij bevalt op
de Zwarlezeeen Pruisen zal mij laten doen.
Van zijne zijde spreekt Pruisen eveneens als
Rusland.
Do scherpzinnigste lieden vragen of er niet
reeds een verbond tusschen Pruison en Rusland
bestaat. Dit weet ik nietmaar ik weet dat er
iets gewichtigers dan een verbond bestaateu
dal is de eenheid van belangen; die eenheid be
staat, en deze maakt het wezenlijk verbond uit.
Er bestond geeu verbondslractaat tusschen Prui
sen en Italië in het eerste van Aprilen op 24
uren lijds was dit traktaat geslotenomdat er
eenheid van belangen bestond.
Jadat is een dubbel gevaar voor Europa,
't Is waar dat do keizer van Rusland een verstau-
dig en de heer von Bismarck een slim man is
geen van beiden zoekt de gebeurtenissen te ver
haasten maar toch hangt Europas toestand af
van de wijsheid eens keizers eu van de voor
zichtigheid eens heerschzuchtigen ministers. Ver
leden jaar waren de gebeurtenissen in Frankrijks
handen en nu nu zijn ze in de handen van
Pruisen en Rusland. Ziedaar de verandering die
de toestand ondergaan heeft.
Wat moeten wij doen Wij staan tegenover
twee staatkuudeudie dor groote volksbijeen-
trekkingen, de staatkunde der hecrschzuchtigen.
Frankrijk mag deze staatkunde niet volgen; want
dam zou het zich hatelijk maken bij gansch de
wereld: de Duilsche eenheid zou voltrokken wor
denhet Oosten overrompeld; en terwijl Pruisen
en Rusland weinig moeilijiiheden zouden aantref
fen bij Oostenrijk en Turkije zou Frankrijk er
velen ontmoeten op zijnen weg naar de Schelde.
Dit ware een onrecht en een bedrog wij zouden
tevens de plichtigsten en de minst bedeelden
wezen. De verstandige staatkunde is, zich al de
bedreigde belangen aan te trekken, te spreken in
den naam van wat Frankrijk moet blijven in de
wereld nieuwe onrechtvaardigheden te beletten.
Laat ons aannemen wat er gedaan is, maar laat
ons tevens niet dulden dat men iets meer doe.
Laat ons niet terugwerken tegen de verleden ge
beurtenissen, maar laat ons de aanstaande ge
beurtenissen tegenhouden. Is dat de oorlog? Neen,
duizendmaal neen! De vrede is voldoende, eu
't bewijs daarvan vindt men in de behoedzaam
heid waarmede Pruisen jegens Frankrijk te werk
gaat. Pruisen vermijdt ons te kwetsenPruisen
hekent dat het Frankrijk moet ontzienen Prui
sen heeft gelijk want des noods zou Frankrijk
welen te toonen dat men Met Frankrijk afreke
nen moet.
Onder de toejuichingen der kamer besloot de
heer Thiers zijne merkwaardige redevoering, met
aan Frankrijk den raad te gevenzich zoo nauw
mogelijk bij Engeland aan te sluiten en, tegenover
de vergrootingszucht van Rusland en Pruisenal
de kleine mogeudheden rond zich te trekken,
Zwitserland, België, Holland, Denemarken, Zwe
den en Portugal. „Oostenrijk, zeide hij, zal niet
lang toeven in die vereeniging te treden en dan
zal men aan Frankrijk en aan Europa die rust en
dien voorspoed hebben verschaft welke het sedert
zoo lang noodig heeft.
Vruchteloos poogde de minister Rouher de
blaam uit te wrijvendoor den heer Thiers op
Frankrijks politiek opzichtens den jongslen oorlog
in Duilschland geworpen. „In dien oorlog hebebn
wij de rol van bemiddelaars op ons genoraeu
riep de minister uit, en daarin zijn wij geslaagd."
Dit was het voornaamste argument dat hij tegen
den heer Thiers inbracht. Maar hij voegde er
bij: „Zou Pruisen nog niet le vreden zijn met
al zijne vergrootingen en ze willen uitstrekken
tot aan de Zuiderzee? Pruisen heeft deswege
Frankrijk gerustgesteld. Zoodra Pruisen het zou
aanleggen op de Zuiderzee zouden Frankrijk en
Engeland aau Pruisen doen verstaan dat de tijd
der onzinnige heerschzucht voorbij is." De mi
nister outkeude de gevaren door den heer Thiers
aangewezen. Wie zou Frankrijk bedreigen
vroeg hijal de mogendheden komen met Frank
rijk overeen."
'Doch de heer Favres volgde den minister
Rouher op hel spreekgestoelte, en deze opposilie-
man zeide: „ludien het waar is dat Frankrijk
door niemand bedreigd wordt en dat al de mo
gendheden er mee overeenkomen waarom dan
komt gij ons eene wet voorstellen om al Frank
rijks weerbare manschappen te wapenen
De heer Favres stelde ook deze vraag aan den
ministerals vertegenwoordiger vau het staats
bestuur „Indien België kon overrompeld wor
den zoudt gij het overrompelen en Luxemburg
nemen En in zijn wederantwoord zeide de
heer Thiers aan den minister: „Pas op, als gij
zegt de vergrooting van Pruisen kan ons geen
kwaaddau ontneemt gij aan de wetdie gij
aanbiedt, om ons loger op twaalfhonderd duizend
man le brengen, alle reden van bestaan; indien
Frankrijk gerust mag wezen tegenover Pruisen
dan is uwe krjjgswet een noodeloos iets!"
Namens het staatsbestuur wist de minister
Rouher op die verpletterende vragen niets anders
te antwoorden dan met uitvluchtsels. „Frankrijk,
zeide hij, versterkt zijue legermacht, niet omdat
het aan oorlog denkt; maar omdat, sedert den
jongslen oorlog in Duitschland, de toestand van
"het krijgswezen in alle landen veranderd is.
Dank aau de ijzeren wegen voegde hij er bij
is het thans mogelijk in korten lijd eene groote
massa troepen bijeen te trekkeiihet gevolg
hiervan is, dat alle oorlogen gevoerd en alle
veldslagen geleverd worden met groote legers;
de veldslag van Sadowa strekt ten bewijze dezer
waarheid. Een enkele veldslag beslist in onze
dagen over het lot van een geheel rijk. Daarom
wil Frankrijk zich sterker maken dan ooit."
Op de hem gestelde vraag betrekkelijk eene
overrompeling van Belgiëantwoordde de tolk
van keizer Napoleon„Wij eerbiedigen het zelf
bestaan van alle landen."
Het debat liep ten einde met het aannemen der
dagorde met 219 tegen 45 stemmen,
Ondertusschen waren de beraadslagingen niet
minder gewichtig in het parlement van Noord-
Duitschland. De afgevaardigden stemden er, met
eene groote meerderheid de eerste arlikelen der
grondwet van den Noord-Duitschen bond onder
Pruisens oppergezag.
Van nu af aan mag men zeggen dat Pruisene
heerschappij over gausch Noord-Duitschland eene
voltrokken zaak is doch er is nog meer het is
thans bewezen dat ook Zuid-Duitschland zich
ouder Pruisen stelt: Jiel Pruisisch staatsblad kon
digt den tekst af van een aanvallend en afwereud
krijgsverbond sedert Augustus 1866 tusschen Prui
sen en meest al de Zuid-Duitsche stalen gesloten.
Dit tractaat was tot hiertoe geheim gehouden.
Bij dat verbond verbinden deze mogendheden
zich elkander de hand te leenen om de onschend
baarheid van haar grondgebied te handhaven en
om in geval van oorloghare legers voor het
verdedigen der gemeene zaak te vereenigen.
Terwijl in de Fransche wetgovende kamer ge-