NIEUWS- El ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAANDEREN. N°. 27. Zevende jaargang. A0. 1866. Vrijdag 6 Juli. NOG (Zie 't Hoofdartikel van 't vorig Nummer.) slïisciSwhbmd Dit Weekblad verschoot iederen Vrijdag.Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district van Zeeland 1,15? voor de overige plaatsen des Rijks, franco per post f 1,30. Afzonderlijke Nummers f 0,10. Prijs der Adverlentiën van 1-5 regels f 0,75 elke regel daarboven 0,12Vabehalve het zegel van f 0,35 voor iedere plaatsing. Groote letters naar het getal gewone regels, die zij beslaan. Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, beuevens ^dvcrtenliën en gewone Berichten of Mededeeliugen van Correspondenten, te bezorgen bij den Uitgever dezes, alles FRANCO, behalve de bekende Correspondentiën. Bovendien behoort de dogmatiek te huis op het studeervertrek. (Halfheid door Empiricus. Te 's Herlogenbosch, hij Gebroeders Muller. AV ij willen de beschouwingen in ons Hoofdartikel van het vorig nummer dezes blads nog een weinig vervolgen. Bijzondere omstandigheden noopten ons daartoe. Hebben wij onze richting nogmaals aangewezen wij •zijn verplicht de verklaring af te leggen, of wij in die richting zullen voortgaan ja of neen. Ons antwoord is korten voorwaar delijk: Zoolang wij meenen, dat die richting goed is, dat ze tot waarheid leidt, zoolang ook zullen we haar volgen. Mocht in den loop des tijdszoolang we lust en kracht bezilten om door middel van dit blad tot een deel der Néderlandsche natie te spreken, dit te wijzen op de teekenen en verschijn selen der tijden en mede te doelen wat ons onze ervaring leert; mocht het dan blijken zeggen wijdat ze verkeerd is die aangegeven richting welnuniets ge makkelijker dan haar te wijzigente ver anderen al vorderde de nooddat ze eene tegenovergestelde werd. Tegenover gesteld? Voorzeker! Wij gelooven niet den naam van karakterloos te verdienen, wanneer het in ons karakter ligtnauw keurig en naar vermogen op te teekenen en verschijnselen te letten en de vruchten dier inspanning dienstbaar te maken aan de uitbreiding der waarheid op alle gebied. Op alle gebied? En waarom niet? Wij hebben er immers op gewezen, hoe de wetenschap als 't ware lot alles afdaalt. Zij bemoeit zich even goed met landbouw en veeteelt, als met bovennatuurkunde. Zij treedt binnen in de hut van den eenyoudigen koopvaar dijschipper zoo goed als in het Koninklijk N'ederlnndsch Meteorologisch instituut. Zij vest haren zetel zoowel in de dorpsschool als in de AcademieWelk eenigszins wel ontwikkeld man onzes tijds zou den naam willen dragen van geheel en al onweten schappelijk? Immers niemand? En, laat het ons eerlijk erkennen, bij veel overdrijving ontwaren wij veel degelijk goedsals vruchten van de vorderingen der weienschap. In vroeger jarenom weder door voor beelden te spreken was de krankzinnige gedoemd lot een treurig, eenzaam gevan- vangenislevcn of tot opsluiting in een dolhuisom daar langzamerhand het laatste gecstcsvonkje te zien uitdooven en sterven. Niet zelden was hij gedoemd om tot een kermisschouwspel te strekken: want tot de kermisuitspanningen behoorde het bezoeken van het dolhuisVan geneeskundige hulp tot herstel was geene sprakeDaar kwam gelukkig de wetensehap tusschenbeide en leit zich met de borst toe op de kennis van het feit der krankzinnigheid zij vroeg zich zeiven af wat het was; zij spoorde hare oorzaken op, zij onderwierp de lijders aan hare proevenen zij nam de taak op zich om den krankzinnige te genezen door hem eene nieuwe opvoeding te schenken, ten einde hem aan het huisgezin en de samenleving terug te kunnen geven. Onze krankzinnigen-gestichten zijn geene dolhuizen meer; 'tzijn, hoogstens genomen, echte verbeterhuisen, instellingen van weldadigheid, gezondheidsgestichten. Maar is men nu wel eens niet al te vlug met dezen of gene krankzinnig te noemenin wiens geest eenige afwijking zichtbaar is, wiens gemoeds stemming bijzouderc;vormen aanneemt, wiens handelingen niet zoo consequent zijn als ze zouden behooren Is men nu niet al te haastig geworden om die schoone ge bouwen die zindelijke zalendie lieve bui tenplaatsen te bevolken? Met anderewoor den heeft men het goede in dezen niet overdreven Evenzoo is het met de gevangenentreed onze groote gevangenissen binnen en ge ontwaart eene verandering tusschen het voorheen en het thansverschillende van elkander nis dag en nachtDe wetenschap kwam en sprak het is de taak der men- schelijkheid en menschlievendheid, den zondaar tegen de maatschappij en hare wetten te bekcercn, hem den tijd van straf tot een tijd van boete te maken maar daarom moet ook zijne geheele omgevingzijne verpleging zijne bewaring anders worden. Boeken werden geschreven, vlugschriften ontvloeiden de pen voor en tegen de een zame opsluiting, over de zedelijke verbetering der gevangenenover het ongeoorloofde ecner zich wrekende, niet tuchtigende maat schappij en zie daar verrijzen voor ons oog prachtige gebouwen, ter opname onzer wetsovertreders en overtrederessenversierd met liefelijke kleuren ingericht naar de veroischlen van ons afwisselend klimaat daar worden ze gevoed en verzorgd en ge koesterd daar is een geneesheer en een geestelijke; daar zijn ja, elders de ellen delingen die daar zwervende en dolende zijn en van wier uitgevast gelaat behoefte en ellende u uit de holle oogen aanstaren! Elders ja in tegenstelling met die pa leizen, hutten, waar de havelooze kinderen op den kleivloer rondkruipeneene bete broods elkander of liet huisdier betwistende. Als ze niet sterven aan klierziektetering of ingewandswormenzullen ze misschien na een in de boosheid gerijpte jeugddie stadspaleizen gaan bevolken en de maatschap pelijke wetenschap zich wellicht hunner ont fermen en haar doel bereikenindien het lot den balling der maatschappij geene andere bestemming heeft voorgeschreven En dan nog die zoogenaamde fatsoenlijke armen die met inspanning van alle krachten er naar streven, om eene eerlijke bete broods te verdienen, doch zich zien verdringen door een opgekomen geslachtin 't leven geroepen als door een tooverslagomdat de wet op eens en met een enkelen sprong bestaande toestanden hervormde. Zoo zouden wij er velen en in verschillende vakken kunnen aanwijzen, wier vórming naar de oude wet ten einde spoedde; die weldra het uitzicht hadden op eene plaatsof een goed eind examen waarop de wet huns tijds hun uitzicht gafmaar wien de nieuwe wet in ceris weg eene onoverkomelijke klove heeft gedolven. Doen We niet wel wanneer we op dergelijke verschijnselen des tijds wijzen Staan we daarom stil N'een wij herha len het nogmaals en nogmaals, „vooruit" is ook onze leuzegeen stilstand geen achteruitgang, maar ook geen hollen! Gij behoort dus lot de nieuw ontstane richting der Ualven Ja. Zienu weet ge 't in eens en openhartig: wij zijn halven. „Het iszoo spreekt de man die over eenige dagen als een vertegenwoordiger der halven optrad, „hel is ontegenzeggelijk waar, dat in onze dagen van verlichting en beschaving, van dorst naar kennis en door middel van haar tot practische resultatenvrij wat gisting iswaarbij men aan de eene zijde hartstochtelijk strijdt voor het behoud van het verleden en aan de andere met evenveel, misschien met meer hartstocht nog zich uitstrekt naar de toekomst, van welke men bij uitsluiting de vervulling zijner stoutste droomen tegemoet ziet Zoo is het, en, naar onze bcscheidene meening, zoo is het verkeerd. Dan beter halfheid. Halfheid? Gij, die waarschuwt tegen dat ten halve blijven staantegen dat wankelen Men versta ons dan ook wel. Wij wenschen te behooren tot hendie met liefde overal het goede en ware wenschen op te sporen en dan verstaan wij door halfheid den gulden mid denweg Men bedenke dat de naam van halven den zoekers naar en voorstan ders van den middenweg gegeven isdat zij zeiven zich niet zóó hebben genoemd. De halven toch huldigen én het gezag, én de wetenschap maar beidemits zij waarheid zijn met andere woordeiT*:".:'?ij huldigen het wettig gezag, het .gez'agdat recht heeft om te hccrschcnza: huldigen ook de wetenschap, maar allcep de ware,

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1866 | | pagina 1