1
Jj
m
N". 23.
Zevende jaargang.
A0 1800.
fT
HIEÜWS- El ADVERTENTIEBLAD Hl WESTELIJK IEEUWSCH - VLAAS3EREI.
Vrijdag 8 Juni.
De linkeroever der Schelde.
Dit Weekblad verschijnt ioderen Vkijdag.Prijs per dkie
maandbn voor het voormalig 4de district van Zeeland 1,15;
voor de overige plaatsen des Rijksfranco per post ƒ1.30
Afzonderlijke Nummers ƒ0.10.
Prijs der Advertentiën, van 1-5 regels 0,75 elke regel
daarboven 0.12/2, behalve hot zegel van 0,3.5 voor iedere
plaatsing, Groote letters naar het getal gewone regels,
die zij beslaan.
Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, benevens Advertentiën en gewone Berichten of Mcdedeelingen van Correspondenten
te bezorgen bij don Uitgever dezes, alles franco, behalve de bekende Gorrespondentiën.
Vervolg.
m.
De maatschappelijke toestand sedert
1648 gebiedt ons te blijven bij het koninkrijk
der Nederlanden. Dit is de tweede waarheid,
die wij met onbetwistbaar recht voorop
mogen zetten. Ilangt zij al nauw met de
eerste samendit doet er niet toe wij
weten zeer goed, dat men, zich zeiven gelijk
blijvende ook in het redeneeren alles tot
één punt, eene hoofdzaak kan terug brengen
en in dezen „de natie wil het" zou kunnen
aanmerken als het gevolg van dien maat-
schappelijken toestand en die aardrijkskundige
ligging. Hoe dit zijn moge, niemand begrijpt
beter dan wij Zeeuwsch-Vlamingen de
geschiedenis. Dit is geene aanmatiging
andere volken en stammen mogen die even
goed begrijpenovertreffen kunnen ze ons
in dit opzicht niet Onze eenzelvigheid
met ons verleden is ons een waarborg voor
onze toekomst. Dit moet zóó vast in het
hart van ieder Zeeuwsch-Vlaming geworteld
zijndat er eigenlijk geene sprake meer
van het tegendeel zijn mag.
Wij schrijven in onzen nederigen kring
wij burger van den Nederlandschen staat
willen hier ons persoonlijk gevoelen niet
voorop zetten wij willen niet zeggen wat
we doen zouden zoo eene reuzenhand van
uit het Zuiden ons zou willen losrukken
van ons vaderland; doch dat die schennende
daad nimmer, zelfs niet stilzwijgendonze
goedkeuring waar een overweldiger trouwens
ook weinig naar vragen zou gewapend
met do boeien voor de vrije pers als hij
is), dat die schennende daad nimmer, zelfs
niet stilzwijgend zeggen wij [onze goed
keuring zou erlangenstaat reeds nu bij
voorraad vast. Ouzo maatschappelijke toe
stand werd dadelijk in '1830 begrepen.
Toen Gbégoirf. aan het hoofd zijner benden
Aardenburg binnentrok en de Heer Blin-
desbacii, als Burgemeester fungeerend zijne
commissie verlangde te zien en daaruit bemerk
te, dat hij last had om het noorden van Vlaan
deren te bezetten, deins Je de Heer Blmdenbach
niet terug voor de honderden bajonetten
stoffelijk vermocht hij legen de overmacht
niets zedelijk veelVoor eene som gelds
uit eigen middelen voorgeschotensloot hij
eene overeenkomst met den sterkereom
eene weerlooze en verzuimde Gemeente
voor plunderingbrand en moord te be
hoeden maar het afkondigen der oproerige
proclamatien weigerde hij ronduit en wel in
zulke verstaanbare Hollandsche bewoordingen
als gelijk staan met cencn eed, en wij aar
zelen .geenszins, na jaar en dag, nu de
held reeds in het stof rust, bij zijne^tjage-
dachtenis te vermelden(Ét-;üij.jy^e tolk
was der Zeeuwsch-Vlamingen en den volks
geest kende die zich kort daarop in den
lande van Kadzaud openbaarde in de fiere
houding der gewapende landlieden, die zonder
morren onze schutterijen to velde bracht
en onze vrijwilligers tot het leger voerde.
Van waar die geestdriftdie uiting van
den volkswil? Er is maar één antwoord op:
de maatschappelijke toestand van Zeeuwsch-
Vlaanderenhet voormalig wingewest, vor
derde de uitingen van dien geest en het
bewustzijn van dien toestandhet zelfbe
wustzijn van eenen istarn, geeft er luide
zijne toeslemming aan
Beschouw nog dien toestand in het
werkelijk leven; vergelijk onze oude keuren
en ordonnantiën met het Ncderlandsch
burgerlijk Wetboekhoor onze taal en ons
volkslied: geen spoor van vreemden, alles
is Ncderlandsch!
Dat in den loop der tijden do stam aan
den linkeroever der Schelde gewijzigd is
moge waar zijnProvincialisme is een
algemeen erkend Nederlandsch kwaadhet
gevolg van den vroegeren rang en stand
der verschillende gewesten maar de Unie
was en bleef een dierbaar erfgoed der
vaderen en wat een feit is, is dit: eerstin
de laatste jaren hebben wij van de Vlamingen
enkele eigenaardighedenmeest echter in
enkele volksgewoonten zich openbarende
bij feestelijke gelegenheden overgenomen.
Opmerking verdient het, dat de Walen der
t6lie eeuw, de Franschen en Duitschers
der en 18de eeuw, en de Vlamingen
der 19de eeuwallen onze taal en groo-
tendeels onze zedende laatsten zelfs in
zekere mate zoo niet onzedan toch eene
meer gewijzigde kleederdracht, hebben aan
genomen en even opmerkelijk is het dat
waar het ronde hoofddeksel onzer vrouwen
verdwijntzulks ook het geval is met dat
der Ylaamschede hoekige muts is onder
de meer gegoeden en burgers met ver
minderd de hooge tuit uiterst zeldzaam
geworden; de Waalsche eu Fransche namen
zelfs sommige Ylaamsche, zijn veranderd,
en hun oorsprong door de ruwste mis
vorming soms niet meer op te sporen.
Deze bijzonderheden moge men kleingeestige
opmerkingen noemen; dat zal slechts hij
doen, die te oppervlakkig denkt, om tot
den grond toe deze schijnbare kleingeestig
heden op te sporen. Het zijn do gevolgen
eener Nederlandsche opvoeding, van een
liberalisme dat niet louter afbreektvan
eene humaniteit die op den echten wortel
de Christelijke gewassen is
Oppervlakkig moge een en ander onge-
loofelijk schijnen onze omgang met mensehen
van allerlei rang en standvan meerdere
of mindere ontwikkeling, staat er ons borg
voor, dat wij goed zien En in dat ver
schijnsel verblijden wij ons. Niet, wijl wij
uitsluitend zijn, niet wijl wij er iels tegen heb
ben, om aan onze naburen iets te onlleenen;
verre van daar; wij wenschten elders nog veel
op te doenwij wenschten bij voorbeeld
onder ons de vlijt, de ijzeren werkzaamheid
der Ylaamsche vrouwen maar wenschten
nogtans weer die niet te zien dienen omYlaam-
sche mannen te kweeken, zoo als de groote
steden met name die maar al te zeer op
leveren waar men bij bier en politiek den
tijd slijt in de estaminet en de vrouw de
zaken doetWij wenschten eene naboot
sing doch in betere evenredigheid van
den Ylaamschen landbouw opdat op klei
nere hoeven meerderen zouden levenmaar
we wenschten weer niet dien slaafscheu
eerbied bij ons te zien dien we in Vlaan
deren onder de kleine landbouwers tegen
over de landheeren zien wij wenschen
maar genoeg ook {en onzent alles goeds
wat wij aan den nabuur kunnen ontleenen
zelfs een beetje Ylaamsche en Fransche vroo-
lijkheidbovenal zang en muziekMaar
we wenschen dat alles, als bouwstoffen om
ons element te versterken, onzen maatschap-
pelijken toestand meer en meer te veredelen.
Wij spraken van dien maatschappelijken
toestand sedert 1648 en dat deze ons niet
beletteons aan Nederland te houden en
nog eens noemen wij ten bewijze het woord
wingewest, en daarmede is onze stelling
bewezen. Sedert 1814 geen wingewest
meer, maar dcelcndc in de algemeene zorg
van Koning en bestuurdersmet een pas
send aandeel aan de volksvertegenwoordiging
in staat en gewesteen zelfgouvemement
in iedere Gemeenteis die toestand zóó
gewijzigd, dat wij dien niet kunnen verbeteren.
Toch, in dien maatschappelijken toestand
elders is iets dat ons aanlacht dat ons
hier drukt het waarom zouden we
't verzwijgen in onzen tijd die lijd geld
noemt en daarmede te kennen geeft dat
geld het ideaal van aller streven isdat
geld macht is dut geld geluk is Meer
malen hebben wij dezer redeneeringen ge
hoord dat vormde Frankrijk een rijk tot
aan de Schelde de domeinen zouden op
wegen legen ons aandeel in de keizerspraal;
dat we twee hofhoudingen, kortom dat we
den last van twee afzonderlijke staten zouden
missen; dat we, tot een volk van millioenen
bchoorende, dan getuigen de jaren 90 en
de heerschappij van den eersten Bona
parte slechts zoovele franken als nu
guldens zouden moeten betalen 't ls waar-,
wij erkennen hetzelfs nog meej f "Op
eens zouden we spoor- en steenwegen'.au.-