PUBLICATIE. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH - VLAANDEREN. N". 10. Zevende jaargang. A" 1806. Vrijdag 20 April. Maandelijksche Veemarkt VARKENS EN BIGGEN te Oostburg. De Maatregelen tegen de Veeziekte. MJI M il Dit Weekblad verschijnt iederen Vrijdag. Prijs per drie maanden voor het voofrSklig 4de district van Zeeland f 1,15; voor de overige plaatsen des Rijksfranco per post f 1.33 Afzonderlijke Nummers ƒ0.10. Prijs der Advertentiën, van 1-5 regels 0,75; elke re«e! daarboven 0,12/2, behalve het zegel van ƒ0,3.5 voor iedero plaatsing. Groote letters naar hét getal gewone regels die zij beslaan. Ingezonden Stukken en Brievende Redactie betreffendebeuevens Advertentiën en gewone Berichten of Mededeelingea van Correspondenten te bezorgen bij den Uitgever dezes, alles francobehalve de bekende Correspoudentiën. van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van OOSTBURG maken hierbij bekenddat op den laalsten Woensdag van iedere maand, telkens des morgens van 7 tot 10 ure in deze gemeente zal worden gehouden eene markt van VARKENS en BIGGEN; en dat die markt voor de eerste maal zal plaats hebben op Woensdagden 23 April aanstaande. Oostblrg, den G April 1866. Burgemeester en Wethouders voornoemd De Burgemeester F. L. BENTEIJN. De Secrcieris L. THERIJ Mz. Een hoofdartikel in den Eecloonaer van 8 April geeft ons de stof tot eenige be schouwingen aan de handdie wij onzen lezers willen mededeelen. Het onderwerp is van belangde maatregelen van het Belgisch gouvernement verdienen niet alleen onze volle goedkeuring, maar ze verdienen ook onzen hartelijken dank. Minister van den Peerebuom toont zich een man van zijn tijd, die het wijze woord: voor zulke kwalen zulke geneesmiddelen durft toepassen. Geene toegevingen, geene transactiën Recht door zeezoo behoort het in de gegeven omstandigheden. Meer malen hebben wij gewezen op den aard van ons Zeeuwsch-Ylaanderen en zijne edele bevolking. Edele bevolkingwe schrijven het gerust neder! 'tls niet al goud wat ook hier blinkt; er is ook veel verguld koper; maar er is eene kern aanwezig, die den maatstaf van den toestand eener bevolking aangeeft; het is het gebruik van het gezond verstand! Dat dit heerlijk geschenk bij ons ge waardeerd en gebruikt wordtis zeker. De maatregelendoor de Plaatselijke Ge westelijke besturen genomen om zoo mogelijkde bezoeking der veeziekte uit ons gewest te weren (een gewest dat door zijne ligging die maatregelen zóu mogelijk zóó gemakkelijk maakt)die maatregelen zeggen wijverdienen naar waarde geschat te wordenverdienendat de bevolking in dezen zelf als Policie optrede om door woord en daaddoor opmerking en aan wijzing de uitvoering dier maatregelen te helpen steunen en te verzekeren dan zullen ze bare vruchten dragen. Wij er kennen het gaarne en met deelnemingde maatregelen zijn uit den aard der zaak nu reeds drukkenddoch de veepest is nog veel erger Wij gunnenalvorens voort te gaan, even het woord aan onzen Eeclooschen collega in bedoeld opstel Meer dan eenig ander gewest des vader lands is het district Eecloo getrolTcn in zijne landbouwbelangen door de voorzorgendc maatregelen tegen den inval der runderpest genomen. Ook deze omstandigheid mag het staatsbestuur onze gemeenten wel aanrekenen als eeneri titel op zijne gunst als een recht op eene billijke vergoeding telkenmale dat de gelegenheid zich voordoet om het initiatief van deze gemeenten te ondersteunen bij middel van hulpgeldenen het is daarom dat wij op die omstandigheid wijzen. Gelegen op de Zuid-Nederlandscho grens, heeft het verbod des invoers van vee en schapen gansch deze gewichtige koophan delsbron gestremd tusschen het district Eecloo en het Land van Kadzand die beide bij uitstek landbouwende gewesten. Onberekenbaar zijn de verliezen die daaruit eenerzijds voor de Zeeuwsche landbouwers, anderzijds voor de Vlaamsche veehandelaars ontstaan. In het Land van Kadzand alleen kan men dit verlies eenigzins afmetenen de maatstaf daarvan is, dat er de hoorn beesten sedert de grenzen voor onze kooplieden zijn afgeslotenmeer dan ge middeld honderd franks per stuk zijn afgeslagen. Over het uitwerksel der maatregelen door den staat tegen het inrukken van den besmettenden veetyphus uitgevaardigd, heffen wij geene enkele klacht aan alleen willen wij dit uitwerksel beschouwen als eene noodlottige zaak voor ons district in het bijzonderwij willen er op wijzen, dat wij, meer dan alle anderenlijden om het algemcene belang. Het verbod van invoer aanvaarden wij geduldig't is een noodza kelijk kwaadingeroepen om een ander een grooter kwaadom den geesel te voorkomen die onze naburen teistert; maar nogmaals, we willen het vaststellen, dat wij de voornaamste slachtoffers van de voor- zorgende maatregels zijn en deze omstan digheid halen wij aan als een onbetwistbaar recht op wedervergelding ten gepaste» tijde. Maar de noodlottigheid, door het verbod van invoer uitgeoefend op onzen veehandel, is niet het eenig schadelijk gevolg er van voor onzen landbouw. Veel landbouwers in onze grensgemeenten als daar zijn MiddelburgMaldegem St. Laureins St. Margarile, Watervliet, Selzaete Bouehautc Assenede gebruiken weiden op den Hol- landschen bodem. Het is hun, om dezelfde oorzaakverboden hun vee op die weiden te laten grazen. Ongeloofelijk is het, welke ongelegenheid welke schade hun dit ver oorzaakt. Als de staat het twee derde betaalt van do waarde der dieren, afgemaakt met het doel om de runderpest te weren dan ware't, in dit geval, naar recht en reden niet te veelals de staat ook eene billijke vergoeding betaalde aan hen welke om eene en dezelfde voorzorg schade lijden door het gedwongen ongehruik van hunne pachtlanden voor het doel waarvoor ze zijn bestemd. In de zitting van den bestuursraad der Landbouw-Maatschappij in Oost-Vlaanderen, den 19 Maart 11., werd de kwestie der weiding door de Vlaamsche landbouwers op Hollandschen bodem ter tafel gebracht. Jammer maar dat ze niet werd opgelost. Het was het bestuurslid Bartiiel de ijverige afgevaardigde der landbouwsektie Eecloo die dit belangrijk vraagstuk opwierp, en al het gewicht er van voor onze landbouwers deed gelden. De heer Bartiiel vroeg de bemiddeling der Landbouw-Maatschappij om te beko men dat de Vlaamsche landlieden wier hoeven op de Zeeuwsche grenzen staan hun vee zouden mogen laten grazen op de nabijgelegcne weiden van den Hollandschen bodem. Op die vraag antwoordde de heer Gou verneur der provincie, dat dit punt aireede het voorwerp was geweest van eene briefwisseling tusschen hem en den Kom- missaris des Konings te Middelburgin Zeelanddat al zijne pogingen vruchteloos waren geblevendat hij des te minder geneigd was om ze te vernieuwen daar ze op geen welgelukken zouden uitloopen en dat het gemak door de landbouwers op de grenzen betracht onvermijdelijk ten gevolge zoude hebben den sluikhandel in de hand te werken die thans reeds zoo moei lijk kan belet worden. De heer Gouverneur bekende verder, dat de maatregelen, door de overheid genomen, voor sommige land- houwers meer of min ernstige moeilijkheden na zich slepen welke hij betreurde doch „het algemeen belang cischt" zoo bestoet, hij de grootste strengheidten eimfe -abri de Belgische landbouwers de onberekenbare schade te sparen welke die in England en Holland treft."

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1866 | | pagina 1