Algemeen Overzicht.
kunnen wordenomdat zij op eeno waarheid
steunt; het belaste voorwerp is gekend en
gewaardeerd en het is dus eene belasting
op werkelijk bezit en in verband met de in
komsten. Hoe meer grondbelasting iemand
belaalt, hoe meer bezittingen hij bijgevolg
heeft en de grondbelasting, vooral met het
oog op kleine, luttel waarde hebbende
perceelen, niet te hoog opgevoerd wordende,
is nog de beste die wij kennen Daarom
is het wenschelijken dit wenschten
wij onder de algemeene aandacht te brengen,
dat de grondslagende gegevenswaarop
deze belasting rustaltoos nauwkeurig
worden nagezien, bijgehouden en van tijd
tot tijd herzien Of het voor dit laatste
geen tijd wordt, beoordeele men uit het
volgende, dat wij aan een bekend werkje
onlleencn. (Grondbelasting en kadaster enz.
door den ambtenaar A. A. Bbendonck. te
Amsterdam bij G. Tiieoo Bom. reeds in
1858, uitgegeven, en waarachter men nog
cene gemakkelijke herleiding, van de Fransch-
Bepulilikeinsche in de gewone tijkrekening
vindt.)
Wat is ods kadaster De schrijver zegt
Ons Noderlandsch kadaster is eene
voortzetting van de werkzaamhedendie
tengevolge der groote Fransche revolutie
van 1789, door het decreet van 20, 22
en 23 November 1790 (gesanctioneerd op
dat van 1 December 1789) tot geregelde
heffing van eene grondbelasting, alstoen
verponding gcliceten zijn aangevangen.
En hoewel deze wet door die van 23
November 179S is vervangen, blijft zij
nogtans van belang voor al degenen die
tot in het wezen der zaak geheel willen
doordringen deels omdat zij in dit opzicht
als fundamenteel is te beschouwen deels
dewijl de daarbij gevoegde instructie de
ontwikkeling bevat der grondbeginselen
waarop èn deze wet en die van 3 Frimaire
7de jaar (23 November 1798) gelijkelijk
rustende zijn.
Zoo worden dan ook de bepalingen der
voornoemde instructie grootendeols nog
gevolgd bij de werkzaamheden van het ka
daster terwijl overigens de bepalingen der
wet van 17 Februari 1800 noodwendig
steeds behooren te worden vergeleken bij
alle verordeningen van vroegere dagteeke-
ning, welke de plichten en werkzaamheden
betreffen van zoodanige besturen die
volgens deze wetdoor anderen zijn ver
vangen geworden."
Na nu op den ouderdom en de geschie
denis van het kadaster te hebben gewezen,
waaruit blijkt dat in Frankrijk reeds in
1359 en 1461 kadastrale werkzaamheden
plaats haddenna te hebben aangetoond
wat in 1791, 1S011802, 1803, 180S
en 1810 in Frankrijk te dezen opzichte al
verder is geschied leert ons de schrijver
hoe in 1S12 bij do inlijving van Nederland
ook daar een kadaster werd ingevoerd, hoe
de werkzaamheden alhier door het hersteld
Nedcrlandsch gouvernement bij de wet van
11 Februari 1816 werden voortgezet en na
de uitvoering der wet van 22 Juni 1826
den 1 October 1832 werden ingevoerd, waarbij
men echter nimmer de wet van 23 November
1798 (3 Frimaire 7e jaarBulletin des
Lois Nu. 213) uit het oog verloor, geeft de
schrijver ons eene geheel aanschouwelijke
voorstelling van ons kadasterdie ieder
belangstellend grond- of goedbezitter in de
verschillende leggers en kaarten zijner
gemeente kan nazien
Uit dat alles echter blijkt ons zonneklaar
dat, sedert 1832, in dien oorspronkelijken
toestand eene wijziging is gekomende
verloopcn 30 jaren moeten op dat werk
hunnen invloed hebben doen gevoelen.
Onbetwistbaar zeker is hetdat hier
perceelen geheel en al van grenzenvan
inhoud, van bestemming van klasse zijn
veianderd; een aantal dier veranderingen
hadden plaats zonder aangifte bij de gemeen
tebesturen; steller dezes zou ze kunnen met
den vinger aanwijzen en wel in meer dan
eene gemeente. Deze veranderingen moeten
natuurlijk van invloed zijn op de samen-»
stelling der registers van grondbelasting
die den ontvanger worden toegezonden en
waaruit zij liunne aanslagbilletten opmaken.
De ambtenaren die in de hoofdplaats van
het kadastraal arrondissement deze kohieren
opmaken doen dit natuurlijk volgens de
hun bekende stukken zij hebben de per
ceelen op het papier en regelen den aanslag
natuurlijk (behoudens eenige uitzonderingen)
naar grondslagen voor 30 jaren reeds gelegd.
Wat is dan ten dezen natuurlijker dan de
vraag: zijn deze grondslagen nog voldoende?
Is de heffing der grondbelasting volgens
deze grondslagen nog rechtvaardig Hebben
de overstroomde landen bij Biervliet en
vroeger in Beooster- en Bewester-Ecde
nog dezelfde waarde, hetzelfde vermogen
en kracht als in 1832 Heeft de meerdere
kennisde vrucht van 30 jaren ervaring
geen recht om ook eens een woord te
spreken? Wanneer wij ons herinneren aan
welke personen de aanwijzigingen ten be
hoeve der werkzaamheden van het kadaster
toevertrouwd werdenhoe sommige tenaam
stellingen er nu nog uitzien hoeveel ver
keerds er uit den aard der zaak te boek
en in kaart werd gebrachtdan meenen
wij vrijmoedig te mogen zeggen het
kadaster vordert dringende herziening! Men
zegt dat deze herziening afstuit op finnn-
tiële bezwarenzulk een geldig argument
vereischt zeker voorzichtige overweging
doch recht bovenal 1
Vestigen wij nu het oog op de reeks
van wetten en reglementen die op dit êéne
stuk bestaap, dan springt de noodzakelijkheid
dier herziening nog meer in *t oog. Do
verschillende bepalingen op dat stuk toch
zijn nog vervat in een aantal wetten en
besluiten. Iedere gemeente betaalt jaarlijks
eene vrij ruime bijdrage voor de bijhouding
harcr stukkenwaartoe ze onzes inziens
niet verplicht is of niet verplicht behoorde
te wordenhet kadaster toch is in hoofd
zaak ten dienste van den staat om daaruit
zijne grondbelasting te regelen. Misschien
bewijzen wij velen eene dienst met de
opgave der wetten op dit stuk bestaande.
Ze volgen hier
3 Frimaire VII (Bull. No. 243) vergelijk
wet van 6 Juni 1840 2 Messidor XI
(Buil. No. 292) 24 Floreal VIII wet van
21 April 1807, 16 April 1S09 23 De
cember 1823 (Staatsbl. No. 57) 28 Maart
182S (Staatsbl. No. 8) die bijna telken
jare te pas komt en 6. Juni 1840 (Staatsbl.
No. 17) met hare milde beginselen.
Wil men zien of er ook in den toestand
der verschillende perceelen verandering kan
komenmen lette dan eveQ op de oorspron
kelijke tarieven van de kadastrale begroo
tingen per bunder, en de soort van beluste
eigendommen in 4 klassen voor ongebouwde
en in 9 klassen voor gebouwde eigendom
men. Wij zullen do lijst cener gemeente
geven en kiezen daartoe onpartijdigheids-
haive, eene Noord-Brabantsche, waar men
niet minder dan 16 soorten van ongebouwde
en vijf van gebouwde eigendommen vindt
te weten
Ongebouwde bouwlanden moestuinen,
boomgaarden hooilanden weilanden op
gaand geboomte, (elders ook zijkanten van
wegen) dijken, uitwegen, rietvelden, moe
rassen, elsbiikuitwateringen, water en
waterkolken oppervlakte der gebouwde
eigendommenveren (in 3 soorten) en
visschorijcn in 9 verdeelingengebouwde
huizen windkoornmolensbierbrouwerijen
leerlooierijenmeestoven.
Een oogopslag op dit alles is immers
voldoende om te doen ziendat in den
loop van dertig jaren in dit alles de
meest uiteenloopende veranderingen zijn
voorgevallen.
Wij zwijgen van stichtingen en droogma
kingen doch waar zijn kadastrale veran
deringen opgegeven van vervorming der
weiden tot bouwland en omgekeerd Eene
goede weide kan minder goed bouwland
worden, bouwland, ongeschikt voor zijne
bestemming, kan verbeterd zijn door het tot
weide te leggen. Deze veranderingen hebben
vooral plaats bij het aanleggen van straat-
en spoorwegen vooral van kanalen die do
afwatering en mitsdien de landerijen verbe
teren 1 Na dit alles wij herhalen het
komt ons eene herziczing -althans over-
ziening van het kadaster hoogst noodzakelijk
voor, zoowel in t belang der schatkist als
in 't belang der ingezetenen-belasting
schuldigen.
Wegens de tijdsomstandigheden trekken wij
eerst en vooral het nieuws uit Duitschland naar
geachte buiteulandsche bladenvoor onze lezers
zarnenhet tijdstip waarop ons blad ter perse
gaat, en doszelfs kring laat niet toe een en ander
zoo tijdig op te nemeo als wij in den regel zouden
wenschen, maar het lezen op zulk eene wijze
van de geschiedenis eener week heelt zijne
aangename en nuttige zijde, vooral wanneer dat
nieuws die geschiedenis feiten behelstzonder
dat de verzamelaar zich den naam van voorspeller
of staatsman zou willen aanmatigen. Van meer
dan eene zijde werd ons dit over onze geschiede
nis der vorige week verzekerd, en wij wenschen,
niet in den regolmaar nu en dan en vooral
naar mate de tijdsomstandigheden zulks vorderen,,
dergelijke overzichten te geven en bij voorkeur
uit geachte en onpartijdige dagbladen te putten
wier inhoud deu meesten onzer lezers onbe
kend is.
Do vrees voor oorlog vermindert in Duitschlandi
al meer en meer. Volgens een telegram uit
"Weimar, zou de heer vou Dismark,, na de Oosleu-
rijksche nota van 31 Maart ontvangen te hebben,
aau graaf Karoly, in afwachting vau een volledi
ger antwoord hebben gezegddat de inzichten
legen welke Oostenrijk protesteerde, voortvloeiden
uit de wapeningendie het zelf eerst gedaan
had maar dat overigens het Pruisisch gouverne
ment, acte nemende van de vredelievende ver
klaringen van zijnen bondgenoot, van zijnen kant
niet aarzelde ieder aanvallend voornemen tegen
Oostenrijk te ontkennen. Ook liep het gerucht te
Weenen dat de Oostenrijksche consul-generaal
te Berlijn aan verscheidene bankiershuizen van
de eerste dier steden formeele verzekeringen had
lateu geworden dat de vrede tusschen de groote
Duilsche mogendheden niet zal gestoord worden.
Eindelijk, het Neuc Fremdcnblcitt van Weenen
meldt de aankomst in dio stad Yan den prins von
ilohenlohe aide-de-camp van den Koning van
Pruisen en dat ook generaal vou ManteuU'el er
verwacht wordt. Dil zijn alle geruststellende-
kenteekeneu.
Dit wil echter niet zeggendat alle moeilijk
beden thans uit den weg zijn geruimd en de
oorlogskansen geheel en voor goed verdwenen
zijn. De Oostenrijksche nota heeft het Pruisisch
gouverucmeut kuuueu in de war brengendoor
bet de drijfveer te ontnemen waarop liet bet
meest rekende voor den goeden uitslag zijner
diplomatieke acten en die bestond met 'aan
Oostenrijk eene aanvallende rol toe te schrijven
doek dit kabinet heeft vau zijne voornemens tot
inlijving van de hertogdommen van da Elve nog
niet afgezien en de aanduidingen die ons uit
Berlijn toekomen over het antwoord dat men ge
reed maakt,, bewijzen dat van Bismark niet enkel
zal trachten voordeel te trekken uit deu tegen-
woordigen toestand om uit het statusquo te
treden, door het verdrag van Gasteia daarge-
steld maar ook dat hij zal werken om eeno
radicale hervorming in de bondsinrichting te-
brengen.
Twee omstandigheden verplichten er hem eeni-
gerwijze toe: liet slecht onthaal, zijne staatkunde
te beurt gevallen bij het grootste deel der on
dergeschikte staten van Duitschlanddie belang
hebben bij bet behoud hunner zelfstandigheid
en het beroep zelve van Oostenrijk op de bonds—
bemiddeling. Dat in de tegenwoordige omstan
digheden die bemiddeling ten gunste van het
Góstcurijksch gouvernement draaitvalt niet te
ontkennen en Pruisen zal zich hieraan le min
der willen onderwerpen daar hel altijd geprole-