VEE-FONDS.
NIEUWS - El ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH - VLAANDEREN.
N°. 4.
Zevende jaargang.
A0 1866. /n
Vrijdag 26 Januari.
smiscrBmola»
Dit Weekblad verschijnt iederen Vrijdag.Prijs per drie
maanden voor het voormalig 4de district van Zeeland f 1,15
voor de overige plaatsen des Rijks franco per post f 1.3J
Afzonderlijke Nummers fCAQ.
l'rijs der Advertentiën, van 1-5 regels f 0,75; elke reae
daarboven ƒ0,12'/,, behalve het zegel van f 0,3.5 voor iedero
plaatsing. Groote letters naar het getal gewone regels,
die zij beslaan.
Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, benevens Advertentiën en gewone Berichten of Mededeelingeu van Correspondenten
te bezorgen bij den Uitgever dezes, alles franco, behalve de bekende Correspondentiën.
Wanneer wij'onzen lezers de verze
kering geven dat we in den jongsten tijd
meermalen hebben nagedacht over de
belangen des landbouwersdan geven wij
eene eenvoudige getuigenis der waarheid
aan ons zeivendit moge naar grootspraak
riekendie beschuldiging werpen wij verre
van ons, 't was louter belangstelling. Het
cenige ooilam dat wij bezitten kan ons
niet schaden, ga het ook verloren; maar
wij zien met evenveel vrees den geesel
langzaam naderen, die onze stallen ledigt
en de hoop van duizenden verwoest niet
alleen, maar ook, bij terugwerking, alle de
klassen der maatschappij drukt. De ver
standige landbouw en veeteelt is de zenuw
der welvaart voor Zeeuwsch-Vlaanderen
wordt deze zenuw verlamdj, duizenden zijn
broodeloos, duizenden verarmen Levende
door deze overtuiging bezieldwillen wij
ook onze krachten inspannen ten nutte
van 't algemeen al kenden wij dan ook
geene andere drijfveerendan die van hel
eigenbelang. Wij weten het onze taak is
moeilijk wij hebben te ^kampen tegen
zelfzucht en vooroordeeltegen onkunde
on- en bijgeloof zelfe. Wat is de veepest?
of lieverwaarom is zij aanwezig De
moderne Nederlanderde solidaire Belg
zal antwoorden Een natuurlijk gevolg van
den gekunstelden toestand onzer tot slaver
nij tot huisdier verarmde dieren. Een
ander antieker zal zeggenDe wrekende
hand eener hoogere machtvoor de zonden
des menschdomseen ander zal nog verder
gaan en er een bepaalde voortzetting van
een vloek, voor eeuwen uitgesproken, in zien.
Den eerste beschuldigen wij van eenzij
digheid den anderen van liefdeloosheid en
onrechtvaardigheid den derde van bekrom
penheid van zienswijze, schoon wij hem
toestemmen dat de veepestin 't algemeen
beschouwd geen zegen ismaar toch ook
hare vreedzame vrucht kan afwerpendoor
den maar al te kortzichtigen mensch zijne
hem geschonkene krachten te leoren wegen
en meten en wij bepalen hen bij de eeuwige
waarheid, dat de stichter der natuur naast
ieder kwaad een tegengifteen geneesmiddel
daarsteldemet welks opsporing ons ver
stand zich mag en moet bezig houden.
Tegen de gevaren van brand, de maat
schappelijke vereeniging der schadevergoe
ding (met opzet verzwijgen wij het woord
verzekering, omdat het door alle partijen
misbruikt wordt); tegen de woede der zee,
de dijken die de strengst orthodoxe toch
tegen zijne landerijen duldt; tegen de kin
derziekte, de koepokstof; tegen do veeziekte,
het meest beproefd geneesmiddel of, waar
dit nog niet is gevonden, de hulp des
onderlingen bijstands, het vrijwillig opgericht
vee-fonds. Met genoegen lazen wij daar
omtrent in het laatste nummer van den
Eecloonaer het volgende
Sedert den 1 Januari 1866 is het Pro
vinciaal landbouwfonds afgeschaft. Deze
instellinghoe nuttig ook viel onder de
afkeuring der landbouwers. Wij herhalen t,
nuttig was het Provinciaal landbouwfonds
in Eecloo vooral is zulks ondervonden.
Hier bijzonderlijk had, gedurende de jaren
1861, 1862 en 1863, de uitzweetende
longziekte onder het hoornvee zich neergezet;
ons grondgebied dreigde een broeinest van
besmetting te worden voor het gansche
District. De afmakingen van besmette
runderdieren volgden elkander gestadig op
- 't was het middel om de smetziekte in
haren wortel uit te roeien. Dank aan de
vergoeding ofschoon onvoldoende die
de eigenaars der afgemaakte dieren uit het
landbouwfonds genoten, hield dit. mildel
het uilbreiden der smetziekte tegen, terwijl
het den landbouwer eensdeels schadeloos
stelde, menigeen tegen een volslagen on
dergang waarborgde.
Gedurende de vijf jaren dat het Provin
ciaal landbouwfonds bestond van 1861 lot
en met 1865 beliep de daartoe ingestelde
belasting voor het grondgebied Eecloo alleen
tot 5,877 franksen de schadeloosstelling
wegens afgemaakte dieren gedurende dit
lijdvak aan onze landbouwers betaald be
reikte de som van 8.583 franks.
Voor Eecloo hebben de landbouwers dus
meer uit het fonds genoten dan daarin bij
gedragen en is zulks 't geval niet geweest
voor gansclr ons District, dan toch geldt de
beschouwing daartegen datzonder het
groot getal afmakingen te Eecloo, of liever
zonder de schadeloosstelling bij het fonds
uitgeloofdmisschien'|wel gansch de vee
stapel van dit gewest besmet en uitgeroeid
ware geworden.
Zie dat is eene hulde welke wijom
rechtzinnig te zijn aan het afgeschafte fonds
moeten toebrengen. Maar die instelling
rustte op eenen gebrekkigen of, wil men
op eenen hatelijken grondslaghet was
verplichtend, en onze landbouwers willen
niet gedwongen zijn. In hen zit nog altijd
het oude Vlaamsche bloed dat tegen eiken
dwangopbruischt. De dwang was het
groote bezwaar dat zij tegen het fonds
opwierpen en daardoor ook werd zijn val
te weeg gebracht.
Nu dient men te weten, dat er van het
afgeschafte fonds een overschot bestaat van
rond honderd vijf en twintig duizend franks.
De vraag is: wat met dit overschot te doen
In den Provincialen Baad is het voorstel
gedaan en aangenomen geworden in elk
kanton ofwel in elke gemeente een vrij
waarborggenootschap tegen de sterfte van
het hoornvee te stichten, en aan elk ge
nootschap de somma toe te kennen welke
ook aan elk volgens verdeeling in het over
schot van honderd vijf en twintig duizend
franks zou toekomen.
Elk waarborggenootschap hetzij per
kanton, hetzij per gemeente ingericht, zou
bestuurd worden door den Burgemeester
der gemeente, als het genootschap per ge
meente zou zijn ingericht en ook door
een gelijk getal landbouwers. De Burge
meesters zouden van rechtswege bestuursle
den van het genootschap zijn de landbou
wers zouden tot die hoedanigheid alle drie
jaren door al de belanghebbenden worden
gekozen. Deze bedieningen zouden eere
plaatsen wezenzoodat enkelijk de se
cretaris tevens ontvanger van het genoot
schap, op belooning aanspraak zou hebben.
Deze soort van vereenigingen zouden
teenemaal vrij zijn niemand zou gedwon
gen wezen er deel van te maken, en hare
werkzaamheden zouden door de belangheb
benden zeiven geregeld en onderzocht worden."
Is het bijna niet letterlijk de geschiedenis
van het vee-fondsdat eenige jaren geleden
ten onzent bestond? Even als de commissie
van landbouw met hare hengsten en stie
renkeuringen even als de wettige brood
zetting en dergelijke bevolen instellingen
met gebiedende reglementen werd het
verafschuwd ja door menigeen even als
de districtsbelastingen voor de verbetering
der wegen gevloekt 1
Toch hadden de ontwerpers en oprichters
der genoemde instellingen het goed voor
Gouverneur van Vredemujrcii genoot er
persoonlijk geene voordcelen vanof men
in zijne Provincie in twee afgelegen districten
de wegen verbeterdede Heer Yis en
andere theoretici hadden geene voordee-
len van die commissie van landbouw inte
gendeel menig hunner bracht er offers
aan toe toch moeten wij 't erkennen de
commissie van landbouw bewees goede
diensten het veefonds was eene nuttige
instelling, aan de districtsbelastingen danken
wij menigeu goeden weg maar - alles
was gedwongende districtsbelasting was
zelfs onwettig en dit druischte in tegen
den geest der eeuw die vrijheid wil en
de natie, dien geest volgende, gaf daarmede
te verstaan, dat zij rijpende is, voor wat
de Amerikanen zoo juist sclfgov'ernment
(zelfregeering) noemen.
Is er dan uitzicht op de afschaffing
des Koningschaps Geenszins. Onze zelf
regeering is met de monarchale vereenzel
vigd, de monarchale behoort ten onzent,
tot onze wijze van geregeerd te worden
waartoe wijtijdens de republiek met
haar streven naar monarchie en den stad
houder, de kiemen legden; waartoe wij,
tijdens de overheersching der Franschen
de bekwaamheid verwierven om een en
ander onder vaste regelen le brengen, door