AMEMDMKADZ1D! NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZËEUWSCH - VLAANDEREN. N". 49. Zesde jaargang. A" 18G5.'\V- m,i imiibmitikmiii A Dit Weekblad verschijntiederen Vrijdag.Prijs per drie Prijs der Advertentiën, van 1-5 regels 0,75; elke re»e^ maanden voor het voormalig 4de district van Zeeland f 1,15 "Vriirlfio* ft daarboven 0.12Vahehalve het zegel van f 0,3> voor iedero voor de overige plaatsen des Rijks franco per post f 1.3J J O JJ'oGolJlJJGlplaatsing. Groote letters naar het getal gewone regels, Afzonderlijke Nummers f 0.10. die zij beslaan. Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactio betreffende, benevens Advertentiën en gewone Berichten of Mcdcdeelingeu van Correspondenten te bezorgen bij den Uitgever dezes, alles franco, behalve de bekende Correspondentiën. H. Spreken schrijven - wij dan te vergeefs"?deze uitroep ontsnapt ons on willekeurig met het oog op de bevolking van Zeeuwsch-YIaanderens Westelijk gedeelte en wel bepaald met het oog op Sluis, Oostburg en het cigentlijke Land van Kadzand. Te vergeefs? Immers reeds maanden en weken hebben we onze pen gepunt, onze rust' opgeofferd aan het overstaan van ge wichtige algemeene belangen, en geene echo! Koud landkoud volk! waar zelfs geene echo vernomen wordt! Is men dan ingedommeld in den winterslaap? Als de heer in het holst der^wouden terende op zijn eigen smeer, zoo wij op de vruchten door onze vaderen verzameld, zonder zeker heid, dat wij die geheel en ongeschonden onzer kinderen zullen nalatenOf is het waar wat men den Zeeuwsch-Vlamingden Kadzantenaar, in de 10de eeuw te laste legtdat hij ook|op stoffelijk gebied in zijn isolement, in zijne afgezonderdheid zijne kracht vindt? Op zedelijk, op godsdienstig gebied moge,dit gelden, opjstoffelijk gebied is het niet anders dan eene schoon voorge dane leugen! Wij handelen als weleer de Japaneezen: Verblind door het licht der beschaving, die van het Christendom, ook onder zijnen toenmaligen vorm, afstraalde, toog Japan het zwaard uit de scheede en moordde en vernietigde eerst de discipelen van Xaverius en sloot zichzelven daarna van de wereld af. Japan zag daarin de groote verdienste van het handhaven zijner natio naliteit, maar door zijne eenzijdige beschou wing stootte het op eene andere klip,"het be roofde zichzelven van het algemeene we reldverkeer en sprak door zóo te handelen de schrikkelijks! denkbare^ veroordeeling over zichzelven uit, het doemde zichzelven tot stilstand"! Stilstand! O, wij hebben'geene beelden, aan de ons omgevende natuur ontleend, noodig om ons de verschrikkelijke hel te schilderendie dat woord ons voor den geest brengt. Stilstandte recht gebrandmerkt als ach teruitgang te recht op godsdienstig gebied verfoeid, is ook in hel dagelijksch, maat schappelijk leven de hel, die den verstokte, welke dezen toestand in 't leven liet, pijnigt! Vreeselijker is deze helomdat men ze bij het betreden barer donkere holen, niet als eene hel l^erkent. Men waanthet oord der ruste, te zijn binnen getreden; men wandeldt wel vergenoegd door zijne met duizend halmen beladen velden; men telt zijnen kostelijken veestapel; men aanschouwt wel opgewassen zonen en flinke dochters; men zet zich als Koning, omringd van knecht en dienstmaagd, aan den wel voorzienen discli; men geniet het vette der aarde en wel verzadigd en verkwikt de eeuwige pijptusschen de tanden, aanschouwt men met stil genoegen de kronkelende blauwe wolkjes, die als toonbeelden van rust en liefelijk genoegen oprijzen; en met de ge dachte „is dit niet dat groote Babel, dat ik gemaakt heb?" sluimert men in men bemerkt de hand niet, die daartegen over ons in de toekomst wijst; men hoort de waarschuwende stem niet, die daar vraagt: „wiens zal het,zijn?" En toch, die laatste vraag, men deed wel ze in de eerste plaats zich zeiven Ie doen Gaat het dan niet goed Zijn we niet wel gezeten Niet vrij O voorze ker I Over dertig veertig jaren toen ge met uwe karren door slijk en slommer hotslet nog beter, toen de'landhoeven en „de plekjes" nog uwe eigendommen waren en uwe zonen en uwe arbeiders brood overvloedig brood vonden nog beier Gij verzamcldet schatten op eenen mesthoop Maar ziedaar kwam een ander geslacht krachtig en sterk en tot den arbeid genoopt en door de harde noodzakelijkheid daaraan gewoon en breidde zijne veroveringen op het stoffelijk gebied door krachtsontwikkeling en vooruitgang in wetenschap uit I De oorspronkelijke landzaat De eigenaar der grootere en kleinere hofstedende plek jes," der korenmolens en smederijen? Ga naar de verre gewesten van Amerika en tel de gravenen ge zult het getal der verdreve nen weten en hoort ge nog hunne namen, ze zijn 't eigendom van kinderen die geene Nederlanders meer zijn hunne vaderen zijn door u door u alleenslapend en dom melend ids ge waart zijn tengevolge van uwen stilstand verjaagd Schrijven spreken we dan lo vergeefs? Neen, zoo beantwoorden wij zeiven onze vraagwel ontbreken ook nog de ware hoorders maar ons hart klopt van vreugdeomdat wij wetendat onze stem niet geheel en alals voor doove ooren predikt. Vóór tien jaren wasin ons gewestnog weinig sprake van leven op het stoffelijk gees telijk gebied we bedoelende geest was nog niet dienende do eischcn des tijds in het opzicht dor openbare discussieder dagbladpers en ziereeds drie weekbladen zijn op onzen bodem ontstaanwaarvan het onzemet dubbele kolommen en lei dende artikelen zich zijne baan weet te breken en in een aanzienlijk aantal abon nementen zijnen steun vindtde landbouw begint bij ons meer en meer zijne waarde als wetenschap te gevoelen en met hem breiden handel en nijverheid zich uit en bestaat er hoop dat de loonen der arbei ders en handwerkslieden zullen verbe teren, vooral ook wanneer ook dezen op hunne beurtdoor geestkracht zul len worden opgericht en gesteund Wij zeiden, dat de landbouw zijne waarde als wetenschap begint te gevoelen, wij leggen nadruk op dat woord wetenschap. De land man begint van lieverlede zich de wetenschap van den landbouw eigen te makencu daardoor vrijwaart hij zichzelven voor de gevolgen van het toepassen van holle theoriën op de studeerkamer uitgebroeid en hij bespaart zich de verliezen van on doordachte proefnemingen en gewaagde speculation. De tijd is voorbijwaarop eene Commissie van landbouw hare bevelen uit de hoogte gaf, en wij zien eene maat schappij van landbouwgegrond op vrij willige overeenkomst barer ledenlevende onder reglementen van haar zelve uitgegaan; men vindt er jaonder die ledennog louter theoristenmaar ook de praktische landbouwer houdt het evenwicht, en onze Heerenstand" (om zeker deel der bevolking te onderscheidon) ondersteunt die Maat schappij door hare bijdragen. De vruchten zijn reeds zichtbaar! Die overtuiging deed ons met zelfvertrouwen zeggenWij schrijven niet te vergeefs De vruchten zijn reeds zichtbaar: om niet te gewagen van het invoeren van verbeterd zaaigraan en hoorvee en werktuigenwillen we slechts één voorbeeld noemen, en wijzen daartoe met voorliefde, op de Onderlinge Brandwaarborg-Maatschappij te Zuidzando gevestigd. Een aantal landbouwers heeft ze, op hoogst eenvoudige wijze, inge richt: het „help u zeiven" staat op den voorgrond, het belang is gemeenschappelijk en het beheer eenvoudig, men kan het best de overeenkomst vergelijken met het spel waarbij do spelers elkander den inzet ver zekeren zoodat men op 't einde van 't spel niets gewonnen maar toch gespeeld heeft. Zoo gaat het ook daar, men verzekert elkander. Voorzeker is dit eene vrucht van berekenend nadenken, wel niet van algemeene toepassing, maar voor den landbouwenden stand even voordeelig en doelmatig, als waar en een voudig, en kunnen wij niets anders, dan den opzichters met dit om zijne eenvou digheid, wezenlijk schoone denkbeeld geluk wenschen zouden we dan van mannen die geloond hebbenalzoo te hebben leeren nadenken, niet mogen verwachten, dat ze ook een open oog zullen hebben voor de stoffelijke, aan de zedelijke zoo nauw ver wante belangen van ons gewest, het dierbaar plekje gronds, dat we ons vaderland noemen en waarop weals eene verovering op geest en stof, geweld van Spanje en geweld der zeezoo rechtmatig trots zijn Immers ja Een hard woord en een overtuigend woord maar een woord des tijds, luid en wel gemeend uilgesproken, kan zijnen indruk, op kloeke mannenharten, niet missen! Welnu eens den voet gezet op de

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1865 | | pagina 1