Algemeen Overzicht.
Provinciën welk besluit later is ingetrokken
bij en vervangen door bet Koninklijk
Besluit van 3 October 1843 N°. 74, mede
alleen geplaatst in liet Bijvoegsel tot het
Staatsblad: en ofschoon de geldigheid
dezer besluitendie zelfs niet in het
Staatsblad zijn opgenomen moge betwijfeld
worden, de Regterlijke magt schoen dezelve
te eerbiedigenzooals door onderscheidene
vonnissen en arresten te bewijzen is
waarvan wij alleen willen aanhalen een
vonnis van de Arrondissements-Etegtbank
te Middelburg van den 27 Junij 18 i.'V
waaromtrent wij echter de vermelding der
bijzonderheden besparen voor het laatste
gedeelte van dit opstel.
111.
Nadat alzoo gelijk in liet vorige artikel
is aangetoondgedurende eene reeks van
jaren de Regterlijke magt er geen bezwaar
in had gezien om aan eenvoudige Koninklijke
Besluiten waarbij blijkbaar wetsbeginselen
werden verkracht en die zelfs niet door
middel van het Staatsblad (wij herhalen dit
met opzet) in den zin der Wetwaren
afgekondigd, regtsgeldigheid toe te kennen,
verscheen de Wet van 29 Junij 1854,
Staatsblad N". 192, tot opschrift voerende:
Wethoudende eenigc veranderingen in
de straffen op misdrijven gesteld."
Men had mogen verwachten, dat, nu
de ervaring van zoovele jaren (onder an
deren door het geval waartoe het boven
vermelde vonnis der Middclburgsche Regtbank
van 27 Junij 1845 betrekking heeft) had
geleerd hoe moeijelijk het was de straffen
tegen bedelarij zoo in ruimen als in engen
zin genomennaar billijkheid toe te passen
met slechts ééne werkinrigtingaan het
Noord-Oostelijke einde en dus zeer
verwijderd van het grootste gedeelte des
Rijks gelegenonze wetgevende magt tot
de beginselen van den oorspronkelijken
wetgever zoude zijn teruggekeerden ten
einde alle afwijking daarvan voor het vervolg
te voorkomen, bepaald zoude hebben voor
geschreven dat in onderscheidene plaatsen
des Rijks werkinriglingen zouden daarge-
stehl wordenbereikbaar voor allen die
werk verlangenten einde in het onderhoud
van zich zeiven en de hunnen te kunnen
voorziendoch die verwachting werd bitter
teleurgesteld, blijkens den inhoud van artikel
19 der voormelde Wet (van 29 Junij 1854)
luidende als volgt
„De arlt. 271, laatste gedeelte, 272,
273" (handelende over landlooperij) „274"
(betreffende bedelarij) „en 282" (bepalende,
dat landloopers en bedelaarsdie de straffen
zullen ondergaan hebben, in de voorafgaande
artikelen bedreigd, na het ondergaan van
hunnen straftijd ter beschikking der Regering
zullen gesteld worden) van het Wetboek
van Slrafregt worden vervangen door de
volgende bepalingen
Die bedelende wordt gevonden in eene
plaatsvoor welke eene openbare inrigting
lot voorkoming van bedelarij bestaatwordt
gestraft met gevangenis van veertien dagen
tol zes maanden.'
De rcgler kan gelasten, dat landloopers
en bedelaarsna het Uiteinde der gevange
nisstraf naar een bedclaarsgesticht of werk
huis zullen worden overgebragt. Dc last
tot overbrenging is verpliglend ten aanzien
van hen die reeds eenmaal wegens land
looperij of bc lelarij zijn veroordeeld."
Veroordeelde landloopers en bedelaars,
welke vreemdelingen zijn kunnen ten allen
tijde op last der Regering over de grenzen
worden gezet."
Men ziet het ten aanzien van bedelarij
is alleen het volgende veranderd
De straf bij art. 247 der oude Wet be
dreigd legen hen die bedelende gevonden
worden in eene plaats waarvoor eene
inrigting tot voorkoming van bedelarij bestaat
en daarbij is gesteld op ten minste drie en
ten hoogste zes maanden, zal volgens de
nieuwe wetsbepaling kunnen zijn van veer
tien dagen tot zes maanden.
De stellige bepaling voorkomende aan het
slot van art. 247dat bedelaars na het
eindigen van hunne gevangenisstraf naar een
bedelaarsgesticht zullen worden overgebragt,
is vervangen door het voorschriftdat de
regter kan (dus niet is verpligt te) gelasten
dat landloopers en bedelaars na het uiteinde
der gevangenisstraf naar een bedclaarsgesticht
of werkhuis worden overgebracht.
De verzachtende bepaling van art. 275
ten aanzien van hen, die bedelende gevon
den worden in eene plaats waar eene in
rigting tot wering van bedelarij nog niet
bestaat, is weggelaten.
En is alzoo door de stellige bepaling,
dat met gevangenis zullen gestraft worden
zij die bedelende zullen gevonden worden
in eene plaats, voor welke eene openbare
inrigting tot wering van bedelarij bestaat
en de weglating der verzachtende bepaling
voor plaatsen, waar zoodanige inrigting nog
niet beslaat, door den Nederlandschen wet
gever onder de herziene grondwet van 1848,
iogcwikkel I gehuldigd het aangehaalde be
sluiten stelsel, waarbij, buiten de Wet
om, als ecnige openbare inrigting lot wering
van bedelarij zijn aangewezen de koloniale
stichtingen der Maatschappij (zoogenaamd)
van weldadigheid.
En te verwonderen is het ook niet, dat
de regterlijke magten na deze veranderde
Wet meer dan ooit voortgaat met allen
die bedelende worden gevonden hoe ver
ook van deOmmerschans en Veenhuizeri ver
wijderd, tot gevangenisstraf te veroordeelen
en te bevelen dat zij na het eindigen
dezer strafzullen worden overgebragt
naar die koloniëneen lal van vonnissen
en arresten zouden zijn op te noemen om
dit te bewijzen en hoe zeer het aange
duide begrip is ingeworteld bij de regter
lijke magt kan nog daar en boven daaruit
blijken, dat in 1854bij de boekhandelaren
en drukkers J. C. W. Altorffeu, te
Middelburgis uitgegeven een werkjege
titeld liet Wetboek van Slrafregt (code
pénal)naar de wijzigingen daarin aan-
gebragt sedert 1810 en laatstelijk bij de
Wetten van 29 Junij 1854, bewerkt onder
toezigt van een regterlijk ambtenaar"ai-
waar men op bladz. 71 vindt opgegeven
als een integrerend deel der strafwetgeving
omtrent bedelarij artikel 3 van het boven
aangehaalde Koninklijk besluit van 30 Oc
tober 1843, N'. 43, luidende als volgt:
liet geslicht te Ommerschans en die
gene der koloniale gestichten te Vcenhui-
zen, welke niet tot kinder-gestiehlen dienen,
worden bij voortduring verklaard te zijn
bedelaars-werkhuizen voor het geheele Ryk."
(Slot volgt.)
Uitmaal tickt onze aandacht Relgie in de
eerste plaats, en wel door zijn studenten-cinures
cn zijn dagblad-delicten voor nieuwe rechters
en rechtbanken, liet openhaar Ministerie door
eene soort van iemand waargenomen niet ken
baar aan de gewone doornenroede maar over
eenkomstig den geest des tijds aan -- dm sabel!
Wij willen, omdat men in beide gevallen het
woord liberaal misbruikt en vermengt, bij beido
gevallen een oogenblik stilstaan. Men hoore
vooreerst de stemmen uit België: „Üe Belgische
jongelingschap heeft gedurende deze week hare
saturnaliën gevierd. Het l.uiksehe studenten-
congres gaf gelegenheid tot ontboezeming van de
meest buitensporige redevoeringen. Aan de weinige
Fran«che studenten die er tegenwoordig waren
zou ik zoo iels van ganschcr harte vergeven:
van hen wier gedaehlcu en daden in huu vader
land sleods in enge handen gekneld worden
mag men ecnige uitspatting nu en dan wel door
dc vingers zien maar dat in Belgie, waar God
dank! volslagen vrijheid bestaat voor allen en
alles, Belgen, ter wille van ecnigeu oratorischen
bijval, allerlei hatelijke hartstochten te hulp roe
pen de roode vlag opsteken en zich in onrecht
vaardige en belachelijke uitvallen vermeien, ook
jegens Engeland, dat kan zelfs aan een jeugdig
advokaat als George Janson niet vergeven worden.
't Is zeer te betreurendal zulke incidenten
aan het congres een ongepast en onvruchtbaar
karakter hebben gegeven maar men zou onbillijk
zijn zoo men daardoor het goede doel voorbij
zag. De dwaasheden die door dezen en genen
verkondigd zijn geven aan do vijanden van
maatschappelijke ontwikkeling, die zich reeds
vooraf hadden voorgenomen om hoe de uilslag
ook ware. het congres in een bespottelijk dag
licht to stellen uitmuntende wapenen aan de
hand. 't Was te voorzien dal zij alleen woorden
van afkeur en veroordeeling voor het congres
zouden over hebben. Maar hun voorstelling is
eenzijdig cn onbillijk. Ik verzeker u dat er ook
veel goeds veel schoons gezegd is. Ik hebrede-
voeringen hooreu uitspreken die van den besten
geest getuigden en door oprechten en waardigen
vrijheidszin geïnspireerd waren. Ik zou u slech:s
van de redevoering van den heer Arnoul, redac
teur van den Précurseur (TAnversbehoeven te
spreken die in zeer gematigde taal de verdraag
zaamheid jegens alle gevoelensalle stelsels en
denkbeelden op uitmuntende wijze bepleit heeft.
hij lot ontwikkeling noodig achtte, was
vrijheidmaar dan ook vrijheid voor allen.
Vrijheid Hoe weinig wordt zij over het al
gemeen goed begrepenzelfs door hen die zich
liberalen noemen De vijf hoofdofficieren die in
de vorige week dc bureaux van het Gentsche
katholieke dagblad le NouvcLliste zijn binnen ge
drongen, den directeur mishandelden, hunne
grieven op lage wijze op een grijsaard gewroken
hebben en ten slotte lafhartig de vlucht namen
toen er hulp kwam opdagen ook die lieden
noemen zich I her alen. Ieder vormt zich veelal
een liberaliteit op zijn eigen houtje, zonder
echter in het minste de vrijheid van zijn buurman
le eerbiedigen. Wanneer zal men toch eens gaan
begrijpen dat vrijheid voor allen de eenig moge
lijke waarborg is voor de individuecle vrijheid
Hel gebeurde te Geut is van vrij ernstigen
aard. Het leger is toch zeer populair. En waar
moet het nu heen wanneer zelfs hoofdofficieren
zich niet ontzien om in de woning van een
rustig burger binuen le dringen en hem op on
waardige wijze le mishandelen? Zulke handelin
gen zijn verklaarbaar ouder de sabelregeering
van Bruisen en Frankrijk maar hier vervullen
zij de publieke opinie met afkeer, "t Gebeurde
heeft eclitcr ook weer zijne goede zijde. Lang
zamerhand begint de overtuiging veld te winnen
dat voor dc algemeene rust en vrede dc afschaf
fing der staande legers dringend gevorderd wordt.
Daar moet het toe komen. Zoolang dc staande
legers geduld worden, gaal uiet alleen de nijvere
bevolking onder onbillijke en onvruchtbare lasten
geblikt, en worden schatten bij schatten verslon
den maar zoo lang is ook de veiligheid der in
gezetenen goen oogenblik buiten gevaar. Dat
speelgoed der vorsten is een gevaarlijk speelgoed,
'l welk hen niet langer meer in handen mag
worden gelaten. Nu zie ik in zulke voorvallen
als het gebeurde te Gent hoe betreurenswaardig
ook op zich zelve althans dit voordcel dat hst
bijdraagt om den afkeer voor slaande legers te
doen toenemen. Gij kunt er nu reeds zeker van
zijn datwanneer ons budget van oorlog in be
handeling komt van die toenemende impopula
riteit blijken zal en dat hel getal tegenstemmers
grooter zal wezen dan in de laatste jaren het
geval was. De zaak wordt druk besproken.
Reeds voor de opening van hel congres had er
iets plaats wat reeds dadelijk gerucht maakte
een Franschman klom op eenen stoel en stak een
slok naar boven aan welks uiteinde een stuk
zwarten sluier wapperde, 't welk hij zeide de vlag
van het vrijheid doodend Frankrijk te wez.en; een
ander sprong er naast en verhief de driekleur
die men trouw moest blijven. Toen ontstond een
geschreeuw „weg met de kleuren" en na de stilte
hersteld te hebben werd de vergadering door den
voorzitter gesloten. De Vlaamsche dagbladen ste
ken deerlijk den draak met dit kongres en 't is
opmerkelijk dal er slechts een twintigtal Neder-
landscbe jongelingen van Leiden en Grouingen
'niet een uit Utrecht) aanwezig waren. Zoo leest
men in hel Meetjesland, een nieuw blad van Eecloo:
Een aantal wijsgeeren van de eerste broek,
studenten bij de hoogeschool van Luikhebben
op eenen vroegen morgen de overtuiging gekregen
dat zij uitstekende verslanden waren en dat de
leeraars der hoogescholen in 't algemeen en van
Luik in 'tbijzonder .slechts onnoozole kneukels,
zonder kennis van onderwijs, zonder verlichting
moesten beschouwd worden.
Dit vastgesteld zijnde hebben onze heerkens
in hunne wijsheid besloten dat hel goed en voor-
deelig wezen zou, aan de leeraars eene helpende
hand te Iconen en hen op de hoogte le plaatseu
der verhevene geesten waarvan de oulwikkeiiug hun
is toevertrouwd.
Na rijpe overwegingen en grondig onderzoek
tusschen pijp en kan, is men er eens geworden
dal een congres der schoolbengels van do geheele
wereld alleen bekwaam was het onderwijs te
redden.