NIEUWS- Ei ADVERTEiTIEBLAO VA9H WESTELIJK ZEEUWSCH - VLAANDEREN. Nn. 43. Zesde jaargang. A0 1803. OPENBARE INRIGTING TOT VOORMING VAN BEDELARIJ. smmhBimbmd Dit Weekblad verschijnt iederen Vrijdag.Prijs per drie Prijs der Advertentiën, van 1-5 regels 0,75'; elke regel maanden voor het voormalig 4do district van Zeeland f 1,15; Viuirlorv 1 A MnvotnKoi» daarboven 0,12'/2, behalve hot zegel van ƒ0,35 voor iedere voor de overige plaatsen des Rijksfranco per post ƒ1.34 U O tJllliJcl plaatsing. Groote letters naar het getal gewone regels, Afzonderlijke Nummers ƒ0.10. die zij beslaan. Ingezonden Stukken ön Brieven, de Redactie betreffende, benevens Advertentiën en gewone Berichten of Mededeelingej van Correspondenten te bezorgen bij den Uitgever dezes, alles franco, behalve de bekende Correspondentiën. r. Bij art. 274 van het Wetboek van Strafregtals het oorspronkelijk in Frank rijk werd vastgesteld en later is ingevoerd in de streken, thans het Koningrijk der Nederlanden uitmakendeis straf bedreigd tegen een ieder, die bedelende zal bevonden worden in eene plaats, icaarvoor zal bestaan eene openbare inrigting tot voorkoming van bedelarij-en verder bepaald dat zoo danig persoon na bet eindigen van zijn straftijd zal overgebragt worden naar een bedelaars-werkbuis. Dit artikel zegt echter nietwaar die inrigtingen tot wering van bedelarij zullen ge vestigd zijn, noch ook of er vele of weinig zullen wezen dat het echter de wil des wetgevers is geweest, dat er onderscheidene zouden zijnblijkt reeds uit het artikel zelf, aizoo daarin gespróken wordt van eene plaats, waarvoor eene zoodanige inrigting zoude bestaanwilde men slechts -éépe inrigting de bepaling zoude anders luiden. Het onmiddellijk volgende artikel geeft echter meerder ficht door den inhoud der eerste zinsnede bepalende dat zijdie tot werken geschikt er eene gewoonte van maken te bedelen in plaatsen waar alsnog zoodanige inrigtingen niet bestaanzullen gestraft worden enz.vermits daaruit is afteleiden dat het voornemen bestond om ze er in het vervolg te vestigen terwijl de bepalingvoorkomende aan het slot van het artikel dat bedelaars aange houden buiten bet kanton hunner woonplaats, tot zwaardere straf zullen verwezen worden grond geeft tot de onderstellingdat de mecning des wetgevers is geweestdat ieder kanton in het bezit van zoodanige inrigting zijn zoude. En dit vermoeden, deze meening worden tot zekerheidwanneer men leest de be ginselen of noticien dezer wetsbepalingen aan bet wetgevend ligchaam voorgedragen door de Staatsraden Berber, Corsini Pelet en te vinden in het Exposé des Motifs du code pénaluitgave van 1810 te Parijs bij A. Galland, alwaar wij op bladz. 49, nadat vroeger was gehandeld van zamen- spanning van boosdoeners en landlooperij onder liet opschrift Mendicilé (Bedelarij) lezen hetgene wijlot tegemoetkoming van ben die niet of weinig Franscb verstaan hier vertaald laten volgen „De bedelaars" (waarmede, blijkens den zomenhang worden bedoeld zij die van bedelarij een beroep maken) zijn geene meerdere gunsten" (dan boosdoeners en land- loopers) waardigvooral nu de weldadige bedrijvigheid der regering den wensch yan .van zoo vele rnenschen-minnende schrijvers beeft verwezenlijkt en onder den naam van bedelaarsgestichten toevlugtsoorden heeft geopend waar gebrekkige armen worden gevoed ten koste van den Staat welke van ben niets anders vordert dan de arbeid waartoe zij bekwaam zijn." Wanneer zoodanige inrigtingen overal zullen aanwezend zijnzal er geen voor wendsel geene reden van verschooning voor bedelarij meer bestaanmaar tot dat dit het geval zal zijn zal de vrees om het ongeluk en de behoefte te treffeneenige toegevendheid in het belang van lot werken bekwame bede laars noodzakelijk maken.'' Terwijl het aan liet Wetboek van Strafregt voorafgaande Keizerlijke decreet van 1808, in beginsel de oprigling beveelt van depóts de mendicilé in elk departement Uit dit alles blijkt aizoo allerduidelijkst, dat het de wil des wetgevers is geweest bedelarij alleen ten strengste te straffen in ben o. die daarvan eene gewoonte een beroep maken. b. en .jjSo/" wie de mogelijkheid bestaat om zoef' zij elders geen werk kunnen vinden in eene werkinrigting door ■arbeid in hun onderhoud te voorzien. In eenige volgende artikelen wenscben wij alsnu te onderzoeken 1°. hoe deze wetsbepalingen zijn toegepast vóór de Wet van 29 Junij 18154. Staatsbl.. N". 102, 2. Of zij bij die Wet zoo zijn gewijzigd dat de toepassingen daaraan vroeger door de Regering gegeven kunnen geacht worden door die Wet te zijn bekrachtigd, en boe lanig deze gewijzigde wetsbepalingen alsnog worden begrepen en toegepasten eindelijk 3 of onze Regering door de door baar ge- gevene uitlegging en toepassing der on- derwerpelijke wetsbepalingenkan geacht worden te handelen in den geest van den oorspronkclijken wetgever en of zij daarbij getrouw is gebleven aan hetgene regt en billijkheid vorderen. II. In liet vorige artikel aangetoond hebbende, dat de wetgever alleen heeft willen straffen hen die bedelen daar waar eene werk inrigting bestaat als ook de bedelaars van professiedie dit hun beroep uitoefenen ook in plaatsen waar zoodanige inrigting nog niet bestaatwillen wij nu volgens bet door ons opgegeven plan 1°. onder zoeken boe die wetsbepalingen zijn toegepast vóór de invoering der Wet van 29 Junij 1854, Staatsbl. N°. 102. Deze toepassing verdeelt zich in twee tijdvakken. In liet eerste tijdvak, dat, de inrigting der Maatschappij (zoogenaamd van Wcldadighlieid en de inrigting van eenige barer koloniën totbedclaars-werkplaals voorafgaande, scheen de regering er naar te streven om liet doel van den oorspronkclijken wetgever te be reiken door het oprigten van bedelaars- werkhuizen in oud irscbeidene deelen des Rijks althans in bet Bijvoegsel van liet Staatsblad vindt men onder N". 1624 een Koninklijk Besluit van 23 Junij 1817, bevelende de oprigting eener school in liet bedelaars-werkhuis der provincie Zuid-Bra- band indien N°. 643 een dito besluit van 20 November 1817ter goedkeuring van een Reglement voor het Bestuur van bet bedelaars-gesticht te Hoorn en onder N». 1 988 een dito besluit van 28 Juüj 1823, houdende aanwijzing van de bede laars-werkhuizen te Hoorn en Veereals plaatsen waarheen moeten gezonden worden de gebrekkige bedelaars en de zich vrijwil lig aangevende personen terwijl hei Staatsbl. N°. 50 van 1819 een Koninklijk Besluit van October 1819 bevat houdende voor ziening nopens de kosten van onderhoud in de bedelaars-werkbuizenwaarin onder anderen in art. 2 wordt bepaald, „dat telken jare de prijs der daggelden van onderhoud voor elk bedelaars-werkhuis door den Minister va:i Riuneniandsclie Zaken zal worden bepaald. In het tweede tijdvakhetwelk kan gerekend worden te zijn aangevangen met de vaststelling der voorwaarden waarop de permanente Commisise der Maatschappij van Weldadigheid verklaarde bereid te zijn te contracteren over de overneming van bedelaars opgenomen in 1821 in voormeld Bij voegsel 8N°. 836is langzamerhand bet voornemen der Regering tot rijpheid gekomen om eenige van de koloniën dier Maatschappij aan te wijzen ais éénige bede laars-werkhuizen of inrigtingen tor voorko ming van bedelarij men zie in liet meergemelde Bijvoegsel 11 506 1821 de opgave van de wijze waarop bedelaars enz. in de koloniën der Maatschappij worden overgenomen, 9, 1539 en 1614, liet besluit van 13 Maart 1822 betreffende de overneming van bedelaars in gemelde koloniën 9 1813 de missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken van 27 Sept. 1822 omtrent de transportering van bedelaars uit de Zuidelijke Provinciën en Noord-Braband naar de Ommerschans 9, 1869, bet Koninklijk Besluit van 0 November 1522, waarbij de bepalingen van bet Reglement voor liet bedelaarsbuis te Hoorn voor zoo veel betreft de wering der bedelarij toepasselijk worden gemaakt op de gedachte bedelaars-koloniën en verscheidene andere wier lange reeks gesloten wordt door liet Koninklijk Besluit van 17 Sept. 1S27 Bijvoegsel 'Va, N". 309, houdende, ondermeer, de daarstelling van de koloniale stichting van de Ommerschans cn een gedeelte van die te Veënbuizen tot bedelaars-werkhuizen voor de Noordelijke

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1865 | | pagina 1