NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH - VLAANDEREN. N". 212 Vijfde jaargang, A° mfcé: Vrijdag 20 Mei. ZEBÜWSCH-VLAMDEREN'S TOESTAND. N -w iSIIIIStSfiWBBLU) Dit Weekblad verschijnt iederen Vrijdag.Prijs per drie landen voor het voormalig 4de district van Zeeland f 1,15; voor de overige plaatsen des Rijksfranco per post f 1.30 Afzonderlijke Nummers ƒ0.10. Prijs der Advertentien, van 1-5 regels 0,75; elke regel daarboven 0.12 f2t behalve het zegel van 0,3.5 voor iedere plaatsing. Groote letters naar het getal gewone regels die zij beslaan. Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, benevens Advertentiën en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten te bezorgen bij den Uitgever dezes, alles francobehalve de bekende Correspondentiën. ii. Ne «emen wij nu de gestelde gevaren in oogenschouw. Een der eerste is het ontkennen van het bestaan des gevaars en de daaruit ontstane valsche rust en zekerheid, een indommelen in den grootouderlijken leuningstoel, ons van geslacht tot geslacht, bij erfenis nage laten! Ten tweede eene wispelturige, veel te stoffelijke, veel te dierlijke weelde, die als op zulken grond geteeldnoodwendig leidt tot zelfgenoegzaamheid zonder grenzentot zorg alleen voor zichzelven tot het ver moorden en verstikken der humaniteit, tot uitroeijing van liet groote beginsel „nut van 't algemeen." Bij deze twee groote zedelijke gevaren, komt niet minder in aanmerking een natuur lijk, dat we met de woorden van Relstaff in zijn 1812 kunnen omschrijven „de macht van het Zuiden drukt zwaar op ons." Uit deze gevaren nu volgt een nasleep van jammerenwanneer ze namelijk niet door ons afgewend wordt, wier lange keten wij niet te overzienwij eindeloos noemen en wier einde want alles heeft een eindeal noemen wij het eindeloos zijn zalde vernietiging der Zeeuwsch- Ylaam- sche Nationaliteit Vernietiging IJselijkste van alle woor den. Vijand van alle levenskrachtlevens- ontwikkeling en daaruit volgend levensgeluk In trouwe, lezer! hebt ge over de beteeke- nis van dat woord wel eens nagedacht 't Is geen foltertuig't is geen graf, 't is een zielenmoord uitdrukkende gedachte en w ij hebben geene woorden meer om het nader te omschrijven dat denkbeeld, dat al wat akelig is, in zich bevat! Zeeuwsch Vlaanderens toestand is niet zonder gevaar. Het eerste gevaar is het ontkennen van het gevaar door de menigte. De menigte is in dezen gelijk aan den onkundige, die zonder door kunde verkregen bevoegdheid iets wil aangaan. Alwéér bepalen we ons hij den landbouw, onze hoofdbron van volks bestaan en welvaart. Juist omdat deze dat iswil ieder landbouwer zijnzonder te vragen of hij verstand heeft van landbouw of nietzonder den landbouw zelf aange leerd te hebben. Landbouwscholendie hier op hunne plaats waren missen wij totaal. Doorgaande zijn de leerboeken en hoekjes op onze lagere scholenin alle vakken, lot vormleer en wiskunde toe, alles hehalven geschikt voor de meerderheid onzer scholieren. Wordt het onderwijs in de algemeene en bijzondere vaderlandsche geschiedenis in den regel onvolledigver minkt of zelfs niet gegevenzóó is het ook met de voorbereidende kundigheden voor den landbouw, en een doorgaand gebrek dezer hulpmiddelen schijnt wel te bestaan in geslachtcloosheid of, op zijn zachtst geno men, in eene halfheid, eene algemeenheid, eene oppervlakkigheiddie ze voor onze scholen totaal onbruikbaar maken. Komt er nog nu of dan eenig goed schoolwerkje uit ons midden, dan wordt het niet zelden overal elders gebruikt behalven bij ons uit naijver en minachting Nemen wij nu in aanmerkingdat het meerendeel onzer scholieren tot den lande- lij ken- vele tot den gegoeden iandelijken stand behooren dan is het ontvangen on derwijs geheel en al doelloos voor hun volgend leven en wat ze in halfbeschaving genoten hebbenmissen ze deerlijk in hun beroep. Voeg daarbij het verschijnsel, dat ook de knaap Fransch moet leeren zeker om zich later met Paul de Kok en Eugene Sue en Alexander Dumas te kun nen verpesten en ontzenuwen, en dat men, vooral onder de gegoeden de oppervlakkigst mogelijke inrichting van onderwijs kiest, namelijk het een of ander bluffend, medailles uitlovend zoogenaamd pensionaat in Belgie, waarvan de boerenjongen terugkeert, zon der te kunnen uitrekenen hoeveel een oneven getal roeden van zaaijenwieden mesten eggen en ploegen, gemetsgewijze berekend moet kosten, dan kan men nagaan welke modellen van adspirantboeren ons voor de toekomst ten dienste staan. Voeg hierbij de kwaalde kenmerkende kwaal onzes tijds in dit ons gewestdie iemand zeer terecht benoemde als „landdul", dan hebben wij een nieuw schadelijk ver schijnsel te boekstaven. Ieder, bevoegd of onbevoegd, kundig of niet kundig, haakt naar het bezit van roe den en gemeten, even als do geldhandelaar naar guldens en centen. Land! Land! Dat is het geneesmiddel voor alle geldzieke zielen! Land bebouwen, aardappelen plan ten vlas zaaijen roobeeten zetten dat is zelfs de droom van den boerenarbeider in onzen tijdIs dat dan niet goed O ja maar het goed is ontaardt in een groot kwaad. De „krasmajakker" (nieuwe eigen aardige naam voor een soort van boeren) is de geesel voor den geregelden landbouw en hij doet even groot zoo niet grooter kwaad als de onverzaadbarc boer die met minachting (eene jaren oude zonde) op 70 4 80 gemeten neerziet en van 4 tot 500 droomt. De boerenzoon, Dresseliiuijs iieeft het reeds in 1819 opgemerkt, blijft liever zijne beenen onder vaders tafel steken, dan zich te vergenoegen met eene hofstede van 100 a 120 gemeten. Honderden, zooge naamde plekjeswaarmede het „land" en de „Biezen" en IJzcndijke en Biervliet over dekt waren, zijn, of door de groote boeren en meer nog door de dezen uit een ver keerd en niet economisch oogpunt steu nende grondeigenaars vernietigd en bij de grootere hofsteden ingezwolgen en derzcl- ver gebouwen tot arbeidershuizen vernederd of welom geen „timmer" te moeten on derhouden gesloopt geworden. Welk re sultaat heeft men daardoor verkregen? Eene onnatuurlijke overbevolking en dien tengevolge ontstane schrikbarende vermeer dering van armen of half verarmde ambachts lieden. Is de landbouw de zenuw van onzen staat in ons gewest, zoo ais elders de han del, dan kan liet ook niet missen of de invloed van zijn wel of wee moet zich op de ambachtende kleinhandelaars en de mindere neringdoenden doen gevoelen. Leidc de middelman zijne kindorea op tot eenig ambacht of nering: goedmaar waar zijn do gebouwen waaraan tim merman smid of metselaar werk zullen vinden waar zijn de landlieden waaraan de neringdoenden kunnen slijten Splits eene hofstede van 400 gemeten in vier hofsteden en bereken eens wat er noodig zal zijn aan onderhoud en dus ten bate der ambachten zal komen Vier gezinnen dus drie nieuwehebben allerlei behoeften van kleeding, levensmiddelen en dranken noodig en de neringdoende ziet zijne bron nen van vertier vermeerderenterwijl de concurrentie steeds den verbruiker tegen misbruik blijft waarborgen, terwijl nu zeven achtste der bevolking in eenen zoo af- hankclijken toestand geplaatst wordtdat zij of verarmof tot andere bestaarsmid- delen de toevlucht moet nemen. Is liet wonder dus, dat de boerenmoienaardo boerensmid, de vrachtrijder, do koeijenmel- ker, naar landbezit tracht en alzao de huur prijzen kunstmatig opdrijftzelfs zoo dat de concurrentie in dezenbij het gemakke lijk verzet en den toch steeds voldoenden prijs der landbouw voortbrengselen voor den grooten boer gevaarlijk wordt? Wat zal het gevolg nog al van een en ander wezen De kleinere de middelmatige, ja zelfs de groote grondeigenaar zullen gaan bedenken datwaar een „krasmajakker" f 30„- tot f 35„-een ondernemend speculant boer zelfs in zekere gevallen f 50„- voor één gemet grond geefthun ne hofsteden dan toch wel minstens ƒ25,,- en meer kunnen opbrengen. Misschien nemen wij de cijfers wel wat laagdoch dit alles zal ons nog meer in 't oog sprin gen, wanneer wij spreken over het gestelde: de macht van het Zuiden drukt zwaar op ons Wij willen, om het schadelijke van al het vorenstaande aan te toonen, nu nog niet eens gewagen van de gevolgen bij toch steeds mogelijk blijvenden wanoogstdoor hagelslag, overstrooming, longziekte of andere natuurlijke rampen, waaryan de verpachters,

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1864 | | pagina 1