1 I ADVERTENTIEBLAD N°. 20. Tijfdc jaargang. A0 186-P A' ÈHt i ÉH *ëja TT Ipk.IJl i pi y i 1 IUI i Banjos Dit Weekblad verschijnt iederen Vrijdag.Prijs per drie maanden VOOr het voormalig 4de district van Zeeland f 1,15; voor de overige plaatsen des Rijksfranco per post f 1.30 Afzonderlijke Nummers f 0.10. Prijs der Advertentiën, van 1-5 regels f 0,75; elke regel daarboven f 0,12'/2» behalve het zegel van ƒ0,35 voor iederj plaatsing. Grocfte letters naar liet getal gewone regels die zij beslaan. Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, benovens Advertentiën en gewone Berichten of Mcdedeelingen van Correspondenten te bezorgen bij den Uitgever dezes, alles francobehalve de bekende Correspondentie»!. ZiEUlVSMAlMfS TOESTAND. i. t ïs Mei. De kermissen zijn begonnen, of worden verwacht en afgewisseld door de koopdagen die kermissen in 't klein. De kerkmis dor middeleeuwentoen de kerk eene mis vierde ter herinnering aan den bouw barer stecnen vertegenwoordigster te Sluis St. Jan te Oostburg St. Eloij te Aardenburg St. Bavo te Hulst St. Willë- isitoaijüs enz.enz.do kerkmis is veran derd in eene kermiseen woord dat veel gerucht gemaakt beeft en nog maaktdat de Franschenin bun hennesse (met de bun vreemde k gespeld) zelfs hebben over genomen cn welks oorsprong Halma en Marin reeds in 't Arabisch zochten doch datblijkens 't bovenstaande eene oude goede Nederduitsche is enfin de kermissen zijn op banden want bet is ?.Xeïen zoo dachten we tevens aan die kleine kermissen de Meikoopdagen. Meikoopdag dat woord staat met gulden letters aangetcekend op de Agenda der NotarissenDeurwaarders en Zaakwaarnemers want liet wordt door bon in verband gebracht met percenten en zaken bet slaat hoopvol hoog in de ge dachten der dienstmeisjes, als voor dezen een dag met uitspanning en violenklank als een dag waarop zij violen laten zorgen. Maar dat woord staat ook boog aangotee- kend in de gedachte onzer landlieden cn kooplui I De prijs van paard cn hoornvee van bouwgereedschap en alaam" is voor ben een onderwerp van gewicht en staat in 't naauwste verband mot eigen en anderer doen en welvaart. 't Is toch niet onverschillig boe men koopdag houdt. De verkooper ziet dien dag met gespannen verwachting te gemoet daar bet van dien dag grootendoels afhangt, of bij in 't vervolg zal pralen met den titel van rentenieral rijmt het volk er arm dier opof hij zich zal moeten tevreden houden met het stille leven des kleinen burgers dan wel of hem de verachtelijke bijnaam van uitgescbudden boer ten deelc zal vallen. Ook voor den kooper is 't eene zaak van gewicht. Zal bij duurdragelijk of goedkoop inspannen, die eene zaak begint? Zal hij goed en voordeelig kunnen aankoo- pendie zijne zaak uitbreidt? Zal de be dongen prijs den kweeker uitzicht op voor deel opleveren Ziedaar vragen die hem ter harte gaan. Doch dit alles gaat ons minder aan. Wel letten wij op 't verschil tusschen ccn jaar, waarin vele koopdagen zijn, waarin de rijke boerin haar Zondagsgoed niet behoeft te bergenomdat zij het dagelijks voor een koopdagbezock noodig heeft, en een jaar, waarin de koopdagen schaarsch zijnen dan doen wij datomdat wij daarin zoo niet den dan toch ecnen maat staf meenen te vinden van de welvaart van een landbouwend gewest. Wij herbalen het en prijzen het immer aanhet zich steeds voor den geest te stellen: Zeeuwsch- Vlaanderen is een landbouwend gewest de landbouw is de zenuw de kracht van deszeifs stoffelijk welzijn en leven Daarom moet deze zenuw deze bron in deszeifs zijn en ontwikkeling ernstig en ijverig worden gadegeslagen. Daarom moet onze landmanonze stoffelijke koning en beheerscherbij liefde voor zijnen stand kennis en ervaring \oegen, zich immer eene zekere mate van zelfachting en zelf vertrouwen waardig makendie hem toe laten de taak hein opgelegdden stuud door hem bekleedop waardige wijze te vervullen en te handhaven. Vooruitgang is ook voor hem het woorddat in zijne banier moet geschreven zijn. Zoo denkende kwamen wij lot de vraag nopens Zeeuwsch-Vlaanderen's welvaart. Uiterlijk oordeelende zou daarop in onze dagen niets af te dingen zijn. Wij denken aan tafereelcn uit de geschiedenis van Job, den grooten lijder der oudheid aan eene koe, die niet misdraagt; aan ossen, uilpui- lende van vettigheid; aan zonen en doch- teren als vorsten als vorstinnen. Wij zien weelde en voorspoed en ookwij erken nen hetontwikkeling op hel gebied des geestes. ïs het waar, cat de klacht, die daar klaagt van verlies van eenvoudvan afwijking van oude en goede zeden van gemis van degelijkheid en soliditeit niet ongegrond is, 't is tevens waar, dat onze landbouwersstand zich kenmerkt door het afschudden van het juk van gewoonte sleur en vooroordeel dat onze landman meer en meer er naar streeft, om zijne eigene krachten te ontwikkelenzich tot zelfstandig denker te vormen en den leiband der kindsheid leert missen. Die verschijnselen noemen wij verblijdend, maar zij roepen ons tevens tut voorzich tigheid en tot het vragen naar gevaar I Gevaar? Wat, zwaarhoufd wie denkt in onze eeuw van lucht en stoom nog aan gevaar? Wij schrijver dezes, wij behooren niet tot hen, die, te zwaartillend om de macht des wils, der denkkracht zich te laten ontwikkelen, al te zwaartillend in jammerklachten losbreken bij gemeenden, gevvaanden valschen vooruitgangvalsche verlichting; maar, wij erkennen het tevens, ook niet tot dezulkendien het enkel te doen is om, onder den alouden vvicgcdcun van vredevrede geen gevaar de menigte in slaap te wiegenintegendeel Wij zien gevaarwij weten dat er gevaar bestaat en daarom rekenen wij het ons ten plicht, als publiek schrijver, die gevaren aan te wijzen en zoo mogelijk naar ons beste wetende middelen lot afwending des gevaars aan de hand te doendoor dat gevaar aan te toonen te omschrijven ten toon te stellente ontdoen van het masker, zoo schoonschijnend soms, waar onder het optreedt. Ons opstel zal daarom meer dan eene kolom vragenmaar wij hopen dan van u lozers een weinig ver heffing een weinig aanmoediging. Wij verwachten van u geenszins de smadelijke uitdrukkingen van oud nieuws ofge zanik nog al over Zeeuwsch -Vlaanderen 's toestand", omdat'gij die woorden meermalen ten hoofde van dit Blad zult onder 't oog krijgen. Wij vorderen uwen ernst, uwe belangstelling. Wij rekenen zelfs op uwe medewerkingzoowel door uwe aan- en opmerkingen tegenspraak zoo noodig als op uwe terechtwijzingwaar wij misschien dwalenof onze zienswijze niet de ware de algemeens is. Ja, Zeeuwsch-Vlaanderen's toestand is niet zonder gevaar. Het gevaar is dreigend. Het gevaar is veelsoortigmaar het is niet onwederstaanbaarhet kan afgewend worden. Vooraf eene vraag? Xict heeft onze toestand de volmaaktheid bereikt Zooda nige vraag kan slechts als dwaasheid i:i het brein van den utopist opkomen. Maar Komt onze toestand de volmaaktheid nabij Streven wij naar die volmaaktheid Is die volmaaktheidzij hel dan ook in meerdere of mindere mate bereikbaar Onze toestand komt de volmaaktheid niet nabij. Ons streven naar die volmaaktheid is onvoldoende, want het is krachteloos! Die volmaaktheid is in meerdere of min dere mate voor ons bereikbaarwanneer wij slechts willen. Het ik kan nietbehoort tot het ver loden. Die uitdrukking is zoo verouderd dit ze in den mond van niet een onkel mandie zich man kent en gevoeltbe hoorde gehoord te wordenwant wij zijn overtuigddat zij wordt ze nog hier of daar gebezigddoor ons behoort vervangen te worden door de uitdrukking Ik wil niet I Hebt gij waarachtigmet de hand op het hart en het verstand tot_ gidsden w i! tot iets, dan hebt gij er ook de kracht toe. Deze stelling houden wij volvooral op stoffelijk gebieden zouden ze zelfs iu bctrekkelijken zin ook op geestelijk gebied durven volhoudenindien dit laatste in dit Blad tot onze taak behoorde. Onze redenering staat echter eenigermate met onze overtuiging ook op geestelijk gebied in verband: „die wilkan!" Erkennen wij op beiderlei gebied onze diepe afhan kelijkheid van eene machtdie wij eene lioogcrceene voorzienigheid noemenwaar- j aan de hoofdkarakterlrekde goddelijkheid

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1864 | | pagina 1