DE BESDE REDACTEUREN
VOOR DE RECHTBANK.
N\ 44.
Vierde jaargang
INIEUWS- El ADVERTEHT1EBUD VAI WESTELIJK ZEEUWSCH - YUMDEBEL
Vrijdag 30 October.
A" 1803. c
SIllISClSw
Dit Weekblad verschijnt iederen Vrijdag.Prijs per drie
maanden voor het voormalig 4de district van Zeeland f 1,15;
voor de overige plaatsen des Rijksfranco per post f 1,30.
Arzondcrlijke Nummers ƒ0.10.
Prijs der Adverlentiën, van 1-5 regels 0,75; elke regel
daarboven ƒ0,12%» behalve het zegel van 0,35 voor iedere
plaatsing. Groote letters naar het getal gewone regels
die zij beslaan.
Ingezonden Stukken en Brieven, de Redactie betreffende, worden franco ingewacht aan het Hulpkantoor der Posterijen te Aardenburg.
Adverteatiën en gewone Berichten of Mcdedeelingen van Correspondeutcn bij den Uitgever J. Sciunsman te Sluis.
Bij vonnis der arrondissements recht
bank te Middelburg van den 9 dezer wer
den zoo als wij destijds mededeelden, de
hoeren George August Vorsterman van
Ooijen hoofd-onderwijzer te Airdonburg,
cn Gerrit Pieter Koos. boekdrukker en
brievengaarder te Aardenburg, ia Imnne
hoedanigheid van verantwoorde! jkc Redac
teuren van het Siuisch Weekblad, hij ver
stek veroordeeld ieder tot eenc geldboete
van f 29 cn in de kosten wegens het
doen opnemen in het nonnier van 21 Jul j
1833 van het Siuisch Weekbladvan een
ingezonden stu';getcekeaJ „een dw.irskij-
k.?r," bevattende te i aanzien v m den bur
gemeester van Bre.'.kens dn vn'gonde belee-
digenlo zinsnede: „'t is maar ja n aer dat lij
z j ie gemeenlennren som; zon over 't paard
tut, on ze bj eene andere gelegenheid
zeer door den mnlier te sleuren.'
Tegen dn vonnis k-ven'i de beklaagden
in verzetten gevolge waarvan deze zaak
gisteren anderui uil voor de rechtbank be
handeld werd. De beklaagden waren ook
thans niet tegenwoordig.
Den inhoud der voorgelezen processtuk
ken en van het getuigen-verhuor deelden
wij hij de behandeling dezer z.iak vuur de
eerste maal in hof 'zaak mede; thans be
palen we ons tot een overzicht der gehou
den pleidooijen.
liet openbaar ministerie waargenomen
door den substituut oliieier van justitie mr.
J. Cohen, herinnert dat deze zaak weinige da
gen geleden bij verstek voor de rechibank be
handeld werd. De drukker van het Siuisch
Weekblad, die mede in de zaak heirokken
wasword vrijgesprokende beide Redac
teuren zijn veroordeeld doch hebben tegen
het vonnis verzet doen beteckenen. Waar
op vraagt spreker, is dit verzet gegrond?
Is het gegrond op de bewering dat de
zinsnede niets beleedigends bevat? Ik kan
dit niet aannemenmoeijelijk kan ik mij
zelfs eene zinsnede denken, waardoor iemand
die aan 't hoofd ecner gemeente staat meer
zou kunnen worden beleedigd. Die zinsne
de duidt mishandeling en eene daad van
onrecht aan. Een burgemeester, die de in
gezetenen verheft om ze hij eene volgende
gelegenheid door den modder te sleuren
handelt infaam. Of is het verzet gegrond
op de straf? Dit kan ik inij niet voor
stellen. De wet laat toch toe de toepas
sing eencr geldboete van f 2Ü0. Bovendien
ziet men niet zelden personen die tot de
heffe des volks behooren wegens dergelijke
uitdrukkingen die wel niet in dagbladen
worden opgenomen en waarmede de dag
bladen ook weinig zouden gediend zijn
maar in kroegen en op straat tot ge
lijke straffen veroordeelen. Ik zal dan ook
de grieven afwachten welke tegen het von
nis zullen worden ingebracht. Spreker meent
in deze zitting even als in de vorige het
bewijs van de schuld der opposanten gele
verd te hebbenwaarom hij rekwireert dat
zij ook nu zullen worden schuldig verklaard
aan hoon in een gedrukt geschrift hetwelk
verspreid isen veroordeeld ieder tot eene
geldboete van f 20 cn iu de kostenboeten
en kosten solidairdes noods te verha
len bij lijfsdwang.
De vcrlediger der beklaagden, nu oppo
santen mr. W. A. van Hoek ving aan
met de re lenen op te geven welke de be
klaagden hadden genoopt bij do eerste be
handeling dezer zaak niet voor de recht
bank le vcrschjnen, namelijk omdat zij stel
lig meenden overtuigd te magen zijn dat
hier aan gecue veruur leiding te denken
viel, in welue mecniag z j zich echter deer
lijk teleurgesteld hebben gezien. Dien te:»
gevolge tree t bij als verdediger op zon
der echter liet geïncrimineerde stuk daarom
zoo b jzander goed te keuren, liet is he:n
echter geenszins duidelijk dat het zou val
len onder het bereik der Strafweten het
komt hem voor dat het stukgetcekend
door een dwarskijker alleen eene kri
tiek bevat op het verslag van de feestelijk
heden te Breskcns.
De drie p uiten der verdediging z'ju I.
dat het geïncriminccr .e stuk niets anders
is dan eene kritiek op het verslag a. dat
de woorden der bekende zinsnede op zich
zeiven beschouwd, ook geenszins iets be
leedigends bevatten; 3. dat zij niet ouder
hel bereik dar Strafwet vallen.
Na er op gewezen te hebben dat in de
eerste plaats hier het oog moet gevestigd
worden op het geheelc stuk en den zamen-
liang van alle doelenten einde daardoor
het doel en de strekking er van te leeren
kennengeeft pleiter een kort verslag om
trent hetgeen aanleiding gaf tot de plaat
sing van het geïncrimineerde stuk. Hij
herinnert daarin hoe de heer van Santen
voor de rechtbank heeft verklaard, hoeveel
genoegen hem de komst van Z. M. onzen
geècrbiedigden Koning had verschaft,
waardoor hij op het denkbeeld kwam om
den 18 Junij op feestelijke wijze te vieren.
Dien ten gevolge werd er een programma
opgemaakt en als officieel stuk duor den bur
gemeester van Brcskeus onderteckend. Ten
bewijze dat dit geen eenvoudig lijstje" was,
zooals de getuige van Santen heeft opgegeven,
maar een algemeen verspreid officieel stuk,
voert spreker aan dat hij met weinig moeite oen
exemplaar daarvan heeft bekomenhetwelk
hij hij de rechtbank overlegt en aau welks
hoofd het woord programma" tc lezen
staat. Ook legt hij een brief over eeai-
gen tijd later door den heer van Santen
als particulieraan den uitgever van het
Siuisch Weekblad geschreven waaruit -
volgens pleiter blijkt dat die verklaring
onder eede van den heer van Santen ter
terechtzittingdat hij aan den schrijver
had beloofd hem niet te zullen noemen
eene belofte aan zich zelvcn is gcwccstj
Over den inhoud van het door den heer
van Santen geschreven stuk wil de verdés
diger geen oordeel uitspreken. Schrei f
Tackehav een hook of Snobs met betrekking
tot Nederland, dan kon dergelijk stuk daar
in eene eerste plaats bekleeden. Dat op
dit verslag der feestelijkheden te Breskcns,
toen het in 't Siuisch Weekblad was geplaatst
eene kritiek werd ingezonden noemt plei=
ter natuurlijkde Redactie zag daarin ook
niets meer dan eene kritiek en zij werd
dus, met inbegrip der geïncrimineerde ziiu
snede geplaatst.
Alsnu gaat de verdediger over tot dc be
schouwing der bedoelde zinsnede in ver
hand met de gcheelc strekking van het stuk.
Vooreerst merkt hij op dat het woordje
om" hier niet betcekent ten einde"
maar alleen eene tegenstelling is cn ter
wijl" beteekent. Vervolgens vestigt hij het
oog op het eerste gedeelte der zinsnede
en de opheldering daarvan in dc vol
gende regels van het stukwaarin
een feit uit het feestverslag wordt ge
releveerd en waaruit blijkt in welke be-
tcekenis de schrijver en de zich verant
woordelijk gesteld hebbende Redactie dit
eerste ge 'cclte hebben opgevat. Dat de
burgemeester in zijn verslag zijne gemcen-
lenaren zoo over het paard tilt blijkt uit
de omstandigheid dat hij zijne kleine ge
meentenaren die nog niet kunnen lezen
of schrijven voorstelt als schreven zij om
den prijs.
Het tweede gedeelte der geïncrimineerde
zinsnede heeft betrekking op het laatste
gedeelte van het verslagwaarin de burge
meesier tot zekeren Klaas Bley eene toe
spraak hield en waarin de dwarskijker" een
door den modder sleuren zag van de bewo
ners van Breskensdie door één persoon
Klaas Bley tc paardal hunne te recht of
ten onrechte gevoede partijschappen verga
ten. Dit is, volgens pleiter, niet tc ver
wonderen, evenmin als dat in de voorstel
ling van den „dwarskijker" dit over staat
tegen het over 't paard tillen der kleine
kin eren in het begin van het feestverslag.
Ook meent de verdedigerdat het een door
den modder sleuren van zijne gcmcentcna-
ren en eene soort van autocratie in minia
tuur isdat in het feestverslag in het ge
heel niet wordt gesproken van een gemeen
teraad van 't collegie van burgemeester en
w ethouders cn van do schoolcommissie
terwijl de heer van Santen dit alles in zijn
verslag negeert. De opvatting van den