NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH - VLAANDEREN.
DE DRUKKER EN
DE DEIDE REDACTEUREN
VOOR DE RECHTDANK.
NV 43.
Vierde jaargang
A" 1863.
Vrijdag 23 October.
SLIINCH
Dit Weekblad verschijnt iederen Vrijdag. Prqs per DE*E
maanden voor het voormalig 4de district van Zeeland 1,15;
voor de overige plaatsen des llijksfranco per post l,dü.
Afzonderlijke Nummers ƒ0.10.
Prijs der Advertenliëu, van 1-5 regols f 0,75; elke
daarboven f 0,12'/2» behalve het zegel van f 0,35 voor iedere
plaatsing. Groote letters naar iiet getal scwone regels
die zij beslaan.
I
In"czondeu Stukken en Brieven de Redactie betreffendeworden franco ingewacht aan bet Hulpkantoor der Posterijen te Aardenburg.
Advertentiën en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondentenbij den Uitgever J. Scihnsman te Sluis.
Loo als onze Lezers wetenis onze Drukker
vrijgesproken en zijn de beide ReJacteuren ver
oordeeld in eenc geldboete van ƒ20-,, ieder en
de kosten van het proces.
Ten einde onze Lezers op de hoogte dezer zaak
te houden dceleu wij hun het in dezen gewe
zen vonnis mede. Het bewaarheidt volkomen onze
opmerking, dat een vonnis, hij verstek gewezen,
niet altoos veroordeelend is: onze drukker werd
vrijgesproken
Hel vonnis luidt als volgt:
Pro Ju3titia.
9 October 4865,
IN NAAM DES KONINGS
De Arrondissements-Rechtbank te MidJelburi;
provincie Zeeland, tweede kamer, vonuissende in
correctionele zaken.
Gezien de procedure, aangelegd ten laste van:
primo: Johannes Schansman. oud drie en dertig
jjrengeboren en wonende te Sluis, boekdrukker,
fecundo: George Augcst Vorsterman van Oijen,
oud zeven en twintig jaren, geboien te Gilseu
en Reijenwonende te Aardeuburg, hoofdon
derwijzer
tertioGerrit Pieter Roos oud veertig iaren
geboren en wonende te Aardeuburgboekhan
delaar en brievengaarder.
De eerste beklaagd van in het door hem ge
drukte Sluisch Weekblad, numero dertig, van
Vrijdag, den vier en twintigsten JuIij achttien
honderd drie en zestig, dat verspreid is, te her
opgenomen en de beide anderen van als verant
woordelijke redacteuren te hebben doen opnemen
een ingezonden stuk, geteekeud „een dwarskij
ker bevattende ten aanzien van den burge
meester vau Breskens de navolgende beleedigende
zinsnede: ,,'t is maar jammer, dat hij zijné ge-
meeutenaren soms zoo over 't paard tiltom ze
bij eene andere gelegenheid zeer door den mod
der te slem en."
Gezien de akte van dagvaarding van wege den
heer Officier van Justitie aan de beklaagdenop
den een en twintigsten September laatstleden be-
teekendten einde te worden terechtgesteld we
gens het feit in die akte uitgedrukt eu hiervoren
vermeld.
Gelet op het tegen de beklaagden verleende
verstek.
Gezien en gelezen het bevelschrift dezer Recht
bank van den zevenden September jongstleden
waarbij de zaak wordt verwezen naar de correc
tionele terechtzitting.
Gehoord den heer Officier van Justitie in zijne
voordracht der zaak.
Gezien en gelezeu eene schriftelijke klachtin
gediend den vijf en twiutigslen Julij laatstleden
door den burgemeester van Breskens d 1 verhoo-
ren der drie beklaagden voor den Rechter-Com-
missarisbenevens de geïncrimineerde zinsnede.
Gehoord de getuigen in hunne verklaringen
na vooraf den vereischten eed te hebben afgelegd.
Gehoord het requisitoir vau deu heer Officier
Yau Justitie, door deuzelven ter terechtzitting ge
nomen en overgelegd daartoe strekkende: dat
het der Rechtbank behagen moge de beklaagden
ingevolge artikel drie honderd vijf en zeventig
van het Wetboek van Strafrechtartikel twee en
vijftig en vijf en vijftig van gemeld Wetboekar
tikel twee honderd zevenen twintig juuctotwee
honderd zeven en twee honderd zeventig van het
Wetboek van Strafvorderingte veroordeelen ieder
in eene geldboete van acht tot twee honderd vijf
tig guldenmet verdere vcroordeeliug van de
beklaagden in de kosten van het rechtsgeding
boeteu en kosteu solidair, ten behoeve van den
Staat, des uoodsop hen te verhalen bij lijfsdwang.
Alles ter terechtzitting van den tweeden Octo
ber laatstleden.
Gelet op do alstoen eenomeae remise tot het
doen vau uitspraak op heden.
De Rechtbank na le hebben geraadpleegd over
eenkomstig de Wet.
Overwegendedat uit de bekentenissendoor
de drie beklaagden voor den Rechter-Commissaris
gedaan eu uit de verklaringen der twee ter te
rechtzitting onder eede gehoordgetuigen wettig
eu overtuigend is geblekeu, dat het bij de pro-
cessaie stukken voorhanden numero dertig van
het Sluisch Weekblad, Nieuws- en advertentieblad
van Westelijk Zeeuwseh -Vlaanderende dato
Vrijdag vier en twintig Julij achttien honderd drie
eu zestigverspreid én ia omloop is gebracht
geworden
Overwegende, dat eveneens is gebleken, dat
in dit numero dertig, op pagina vier, koloin één,
•ader de ingezondene stukken voorkomt een stuk,
beginnende Mijnheer de Redacteurzoo gij
soms van plan zijt te verhuizen," en zoo voorts,
en geteekend „een dwarskijker", waarvan het
slot van deu drie en twintigsten en verder den
vier eu twintigsten vijf en twintigsten en zes en
twintigsten regel, aldus luiden: „1t Is maar jam
mer dat hij zijne gemeeivfenaren soms zoo over
'i paard tiltom ze" bij eene andere gelegenheid
zeer door den modder le sleuren
Overwegeudedat deze ziusnede, doelende op
deu burgemeester van Breskensvoorkomende
in een stukwaarin op spoltenden toon van de
zen ambtenaar tn van zijne handelingeubij ge
legenheid van een feest, ter viering van den
jaardag tan II. M. de Koningin, wordt gesproken,
moet geacht worden ten aanzien van den per
soon des burgemeesters te bevatten smaadwoorden
en beleedigende uitdrukkingendie ecue aange
duide ondeugd behelzen
Overwegende dat door den eersten beklaagde
bij zijne gemelde verhooren is opgegeven dal hij
is drukker en uitgever van het Sluisch Weekblad
en het bedoelde nummer dertig ook door hem is
gedrukt en uitgegeven
dat de tweede en derde beklaagden:ide Redactie
van het gemelde Weekblad hebben ep zich ge
nomen eu er dus alleen stukken, h m door deze
Redactie toegezondeuin dat blad opgenomen
woruendat hit bedoelde stuk hem door de beide
andere beklaagden ter plaatsing is toegezonden
dat hij meermalen op zijne drukkerij stukken in
dat Weekblad laat drukken, zonder' die zelf ge
lezen te hebbenvermits de Redactie alle ver
antwoordelijkheid op zich genomen heeft
dal hij het geincrimineerde stuk niet heeft ge
lezen dan nadat hel numero dertig reeds gedrukt
en verspreid wasdat hij dus geenc bedoeling
heeft gehad om den burgemeester van Breskens
te beleeiligen
dat hij deu schrijver van dat stuk niet kent en
alzoo niet kan ftoemen
Overwegendedat door de beide andere be
klaagden Lij hunne voormelde verhoorcu is op
gegeven dal zij gezamenlijk de Redactie van
meergemeld Weekblad hebben op zich genomen;
dat zij de stukkendie door hen ter plaatsing in
dat blad worden bestemd, ter opname aan den
beklaagde loezcndcu dat zij het geincrimineerde
stuk ook ter plaatsing aan den beklaagde hebben
toegezonden
dat zij den schrijver van dit stuk niet willen
noemen, maar alle verantwoordelijkheid daarvoor
op zich nemenals bevallende hel naar hunne
meeuiug een geoorloofde kritiek.
Overwegendewat betreft de strafbaarheid der
beklaagden, dal de tweede cn derde beklaagden,
vermits zij het stuk ter plaatsing aan den druk
ker hebben toegezonden deu schrijver van het
geincrimineerde stuk niet hebben genoemd cn
zich als Redacteuren voor dón inhoud aanspra
kelijk hebben gesteldstrafrechterlijk als de
schrijvers van dat stuk moeten worden aange
merkt; dat, volgens artikel vier van hel Souve-
rein besluit van den vier en twintigsten Januari}
achttien honderd veertien Staatsblad numero ze
ventien) ieder verantwoordelijk is voor hetgeen
hij schrijftdrukt of uitgeeft'en indien de schrij
ver niet bekend isof aangewezen kan worden
de drukker alleen aansprakelijk is
dat alzoo de schrijver als hoofddader moet
worden beschouwd en de drukker als mededader
of medeplichtige kan worden aangemerktdat do
drukker, bij de bekendheid van den schrijver,
alleen dan aansprakelijk iswanneer hijmet
kennis en bewustheid Van den strafbaren inhoud
Yan het stukdit heeft gedruktof verspreidof
daartoe medegewerkt
dat derhalve de beide laatste beklaagden als
hoofddaders zijn te beschouweu dat het boos op
zet of doel om le beleedigeuhoewel dit door
hen wordt ontkendin de geincrimineerde zin
snede van het bedoelde stuk duidelijk ligt opge
sloten
dat het den Rechter niet is geblekendat de
eerste beklaagdemet kennis van den inhoud of
slrekkiug van het vorenvermelde stukdit heeft
gedrukt, of verspreid, of tot het drukken cn ver
spreiden heeft medegewerkt
dat de eerste beklaagde dus in casu noch als
strafbare mededader, noch als strafbare mede
plichtige kan worden beschouwd
Overwegende derhalve, dat het niet wettig en
overtuigend is geblekendat de eerste beklaagde,
kennis dragende van het vorengemelde geincrimi
neerde ingezondene stuk en van de daarin ver
vatte zinsnede, dit in het meergemelde numero
dertig van het Sluisch Weekblad heeft gedrukt
of doen drukken, of dit numero verspreid, of
doen verspreidenen dat mitsdien het boos opzet
zijnde een der bestanddeelen Yan het dezen be
klaagde ten laste gelegde feitniet is gebleken
Recht doende op het Requisitoir van den heer
Officier van Justitie, bij verstek;
Verklaart den eersten beklaagde, Johannes
Schansman*, niet schuldig aan het hem bij dag
vaard ten laste gelegde feit.
En mitsdien gezien artikel twee honderd vier
en dertig juucto, twee honderd tien van het Wet
boek van Strafvordering.
Spreekt hem te dier zake vrij;
de kosten, ten zijnen aanzien gevallen, te dra
gen door den Staat.
Overwegendedat het wettig en overtuigend
is gebleken uit de bekentenissen door de twee
laatste beklaagden ieder voor zooveel hen zeiven
betreftvoor den Rechter-Commissaris afgelegd
en uit de verklaringen der twee ter terechtzitting
onder eede gehoorde getuigendat deze beklaag
den te zamen eu in gemeen oveileg in het nu
mero dertig van het Sluisch Weekbladdat ge
drukt, verspreid en in omloop is gebracht, heb
ben doen opnemen het voormelde stuk, geteekend
„een dwarskijker'1, bevattende ten aanzien van
den burgemeester van Breskens deze voor dien
ambtenaar beleedigende zinsjiede: ,,'t Is maar
jammer, dat hij zijne gemeeutenaren soms zoo
over het paard tiltom ze bij eene andere gele
genheid zeer door den modder te sleuren1';
Overwegende, dat dit feit moet worden gequa-
lificeerd„het in een gedrukt geschrift, dat ver
spreid en in omloop gebracht isplaatsen van
smaadwoorden en beleedigende uitdrukkingen
de ten laste legging van eene aangeduide ondeugd
behelzende11
Recht doende als voren
Verklaart de twee laatste beklaagden schuldig
aan het hun hij dagvaard ten laste" gelegde feit;
En mitsdien gezien artikel drie honderd vijf en
zeventig van het Wetboek van Strafrecht, luidende:
Artikel drie honderd vijf en zeventig. Wat be
treft smaad- of scheldwoorden en beleedigend#
uitdrukkingendie geeuerlei ten laste legging
van eene bepaalde en omschrevene daadmaar
van eene aangeduide ondeugd behelzen mogen
ingeval zij op of in openbare plaatsen of hijeen-
komsten zijn uitgesprokenof in gedrukte of on
gedrukte geschriften, die verspreid en in omloop
gebracht zijn geworden, geplaatst zijn, zal de
straf in eene geldboete van zestien tot vijf hon
derd franken bestaan
^Voorts nog gezien artikel twee en vijftig cn
vijf en vijftig van het Wetboek van Strafrecht
artikel vier van het Souverein besluit van den
vier eu twintigsten Januarij achttien honderd veer
tien [Staatsblad numero zeventien), artikel acht