zou komenen niets kan mij dan ook voor het
oogenblik weerhouden, om Uwe Excellentie open
hartig en mei al den ernst dien de zaak ver
dientte betuigen, dat bijaldien er geene voor
zorgen genomen worden het tijdstip van werke
lijk gevaar voor dien polder dreigend op handen is.
Voor en aleer ik overga om mijne meening in
deze uiteen te zetten vermeen ik hier met be
scheidenheid te mogen laten volgen, dal ik ge
durende vele jaren door mijnen maatschappelij-
ken werkkring, in ruime gelegenheid was 0111 de
kusten en zeeweringen in het bijzonder van dit
gewest, zoo mede de middelen, welke ter bevei
liging daarvan werden aangewend te leereu ken
nen cu te beoordeelenen een en anderge
voegd bij een voor mij betrekkelijk croot per
soonlijk belang bij den polder van Walcheren,
za! kunnen strekken om eeuige waarde aan dit
mijn schrijven te doen hechtenalthans niet te
doen beschouwen als opmerkingen van ceuen ter
zake min of meer onbevoegden beoordeelaar.
Ik veroorloof mij, in de eerste plaats, met be
trekking tot de wijze van beheer in het algemeen
van den polder van Walcheren, aan Uwe Excel
lentie mede te deelen, dat ik sedert een aantal
jaren vermeende in te zien dat die wijze van be
neer op verre na niet aan de vereischten beant
woordde. Bij gepaste gelegenheden aarzelde ik
dan ook niet om mijne moeuing deswege aan den
dag te leggen, hoofdzakelijk daarop neder komende
dat, om der gevolgen wille, de Ingelanden meer
deren invloed behoorden uit te oefenen op hel
beheer van den polder, dan bij hel des betreffende
reglement van administratie, vastgesteld bij kei
zerlijk dekreet van "28 December 1811, werd aan
gegeven, en welke meerdere invloed, naar mijne
overtuiging, te verkrijgen zou zijn geweest, indien
men met gemeenschappelijk overleg, daarin door
andere wettelijke verordeningen had willen voor
zien.
Ik zal uwe aandacht niet bezig houden met
cene voor Uwe Excellentie minder ter zake die
nende, en voor inij althans onaangename uiteen
zetting van de wijze waarop mijne pogingen o.n
liet beoogde dool te bereiken, .telkens werden
miskend; pogingen die, naar mijne vaste over
tuiging, zouden kunnen geleid hebben in het
belang niet alleen van Ingelanden in 't hijzonder,
of van de inwoners van den polder in hel algemeen
maar ook wel degelijk in dat van den Slaat,
welke hom oei; in gen evenwel niet veel minder nt
anders worden beoordeeld, dan als pogingen om
mij te mengen in do behandeling van zaken die
builen mijne bevoegdheid lagen en waardoor ik;
wel verre van be-udmu ,vd te worden als wel le
willen doen, mij integendeel hier en daar per
soonlijke vijandschap in ruime male berokkende.
Bk onthoude mij dus pok te dezer gelegenheid
van beschouwingen van persoonlijken aard voor
vroegere of latere beheerders van den polder;
eensdeels, omdat zulks althans den tegenwoordi
ge» stand van zaken niet zou verbeteren, en ten
andere, omdat het welligt aanleiding zou kunnen
geven lot kwetsing van het gevoel van dezen of
gene ouder die beheerders, die' den tegenwoordi-
gen toestand, hoezeer dan ook hoogstwaarschijn
lijk in volkomen goede trouw, hebben doen ont
staan.
Intusschen, de situatie waariu thans onze zee
weringen, tot mijn leedwezen, gekomen zijn, zul
len voorshands wel i:i den weg slaan aan afdoende
wijzigingen in het beheer van den Polder van
Walcheren, en er zal dus, mijns inziens, in deze
oog inblikken, voor Ingelanden wie het waarach
tig belang van den polder ter hai\e gaat, niets
overblijven, dan de strikte uitvoering te vorderen
van de bepalingen van evengenoemd dekreet van
1811.
Ik stel mij dat dekreet in zeker mate voir, als
te kunnen worden genoemd eene overeenkomst,
aangegaan tusschen het toenmalige keizerrijk en
de Ingelanden van den polder van Walcheren;
cene overeenkomst waarbij gezegde toenmalige
regeling, 'onder wier gebied ook dit gewe-4 des
tijds was ingelijfd; verpiigtiugen op zich nam te
genover de Ingelanden van dien polder; welke
verpiigtiugen later zijn overgegaan op den tegeu-r
woordigeu Staat der .Nederlanden; eene o\er-
eeukomst al verder, weswege, mijns inziens, geen
kwestie kan beslaan of deszeifs bepalingen niet
zouden kunnen of belmoren gehandhaafd te wor
den; eene overeenkomst eindelijk, g sloten
niet alleen op wettelijke gronden, maar vooral in
liet belang van beide partijen, te wetenvoor z >o
veel betreft de regering, met het oog op de om
standigheid dat men van Walcheren eene leger
plaats maakte, vestingen stichtte en maritieme
etablissementen oprig'te en men uit dien hoofde,
van de zijde der regering, zekerheid verlangde
dat de zeeweringen langs de ku den van het eiland
steeds de noodige veiligheid aanboden; -- dit
laatste toch kon der regering, uit deu aard der
zaak, niet onverschillig zijn, om reden er millioe-
lien schats van het keizerrijk aan ecu en ander
op het eiland besteed werden; aan de zijde van
lugelauden kon men die overeenkomst als ook in
hun belang gesloten beschouwen, omdat zij, on
der zekere bepalingen, in het dekreet voorkomende,
tegen betaling van fr. 9,00 of f 4,"22 per gemet,
inhoudende 44 vierkante roeden en "23 vierkante
ellen, de zekerheid hadden dat hunne eigendom
men werden beveiligd, en eveneens zeker meen
den te zijn niet hooger in het dijkgeschot te zul
len worden aangeslagen, dan lol hel zoo even ge
noemde bedrag.
Uwe Excellentie zal welligt, en teregt, van mij
opheldering vragen, ten aanzien yaa het zoo eycii
aangevoerde, dal de situatie waarin de zeewerin-
gcu van Walcheren zich thans bevinden, voor dit
oogenblik althans iu den weg staat om wijzigin
gen in hel bedoelde dekreet ie verkrijgen. en,
zonder nu in eenige opzettelijke beoördeeling le
willen treden over de wijze waarop, sedert de
terugkeer van het regerend stamhuis, hel beheer
van den Polder van Walcheren is gevoerd, be
paal ik mij in de eerste plaats, in verband tot dat
aangevoerde, tot de mededeeling der navolgende
feiten
liet is ontegenzeggelijk en bovendien blijkbaar,
dat de strauden en duinen langs den polder in
de laatste jaren op verontrustende wijze zijn af
genomen en dit is na de laatste stormen zoo
zigibaar hel geval geworden, dat ik vermeen niet
le veel te zeggen als ik beweer dat die stran
den on duinen niet meer kunnen gerekend wor
den voldoende veiligheid voor hel behoud van
het eiland aan te bieden en Uwe Excellentie zal
het mij zoo ik durf vertrouwen, ten goede hou
dendat ik hier do verklaring van mijne over
tuiging afleg dat een onderzoek door bevoegde
beoordeelaars de waarheid van mijne woorden zal
bevestigen.
Wat mij zeiven betreft steeds onder den in
druk der vrees dat de beslaande defensie der
stranden en duinen eenmaal noodlottige gevolgen
na zich slepen zou bezocht ik dezer dagen de
voornaamste punten van het eiland en lijdt het
bij mij sedert geen tegenspraak meer dat hij
name de duineu op het Noorder-strand, op eenige
plailseu niet meer tegen golfslag bestand zijn.
Kort bij Domburg toch zijn de duinen hier en
daar op zulk eene verbazende wijze afgeuomen
dal de toppen derzeive geheel weg zijn, zoo zeer
dat ze aan de binnenzijde slechts eeuige ellen
overhouden om eenen hoogen vloed te,koeren.
Aan hel Zuider-strand is die toestand niet zoo
verontrustend doch ik verberg ongaarne voer
Uwe Excellentie mijne vrees, dat, indien er ook
daar geene afdoende maatregelen wordeu geno
men er slechts enkele jaren zullen verloopen
dat de toestaud der duinen aldaar de zelfde zal
zijn als aan de noordzijde. Inmiddels aarzel ik
ook uiel te verklaren dat de rijshoofdeu op het
Noorder- en Zuider-strand, op verschillende plaat
sen veel le wenscheu overlaten en (in ;et alge
meen) onvoldoende voor de defensie van strand
en duin te beschouwen zijn.
De zeedijk van Weslkappelle is, wel is waar,
door de laatste stormen merkeiijk beschadigd
doch het is desniettegenstaande daar het punt
niet waar ik eenig onmiddellijk bezwaar voor de
veiligheid van het eiland zie altijd met d en
verstande dal er ook aldaar in het vervolg maat
regelen van defensie genomen wordeu in den
geest zoo als ik later in deze de vrijheid zal ne
men aan Uwe Excellentie te noemen. Inmiddels
geiieve Uwe Excellentie mij de betuiging te ver
oorloven, dat ik verbaasd stond eene waterke
ring legen de opene zee als de onderhavigeop
een gegeven punt, te vinden, voorzien van niets
meer dan gewoon rijswerk met gesloten tuinen
zonder de minste verdediging door middel van
staketsel ofsleeubczettïng, waarbij ik Uwe Excel
lentie plegtig verklaar, dal mcu elders in dit
gewest, aan dijken meer binnengaats gelegen,
de polders aan soortgelijke zwakke defensie niet
zou durven wagen.
Ook aan de Zuidwatering was, ik, met het
oog op de veiligheid van den polder, niet bevre
digd. De strauden, vocral die aan het westelijk
einde, verlagen van jaar lol jaar, en niettegen
staande men in de laatste lijden den zeedijk al
daar ongeveer 2,')Ü el verhoogd heeftis het mij
te dezer gelegenheid gebleken d it het water
bij de onlangs gewoed hebbende stormen tot op
de kruin beeft geloopen waarbij üog komt,
dat op twee plaatsen de zee zou moeten ge
keerd worden door middel van eene, op de
kruin des dijks aangelegde kade ter gemiddel
de breedte van slechts 1,00 el en hoogte van on
geveer 0,70 el en van welke kade het gedeelte
vooral tusschen de nommerpalen 5'J en 51 in
verband beschouwd met de zwakke defensie die
het beloop degelijks al i.iar aanbiedt, hoezeer bj-
stemd om het water uit het \V. le keereuj over
hel geheel versterking noodig heeft.
Ai verder vereischt het geneele djksvak van
af de zeeweringen van Vlissiugen tol aan de zee
sluis aan de Zuidwatering, meer voldoend sta
ketsel dan er thans aanwezig is. liel grootste
gedeelte daarvan bevindt zich slechts 0,3) el a
0,t)Ü el boven de met steen bezette taluds van
den dijk; terwijl ik overigens het effect niet heb
kunnen ontdekken 'l welk men zich schijnt voor
gesteld te hebben van de ook op dat strand aan
gelegde rijshoofden.
Na de mededeeling van deze feiten, voed ik de
hoop dat Uwe Excellentie met mij de overtuiging
zal deelen datmet het oog op de bepalin
gen van liet dekreet van 1811 de kosten welke
gevorderd zouden wordeu om eeu beteren toe
stand der onderhavige werken te verkrijgen, voor
het oogenblik bepaaldelijk in den weg slaan om
a sn wijzigingen in het reglement van admiuistraatie
vau den polder te denkeu en ik mij dus gevoege
lijk kan onthouden van verdere uitweiding ter
opheldering van mijne meening deswege; te.1-
w jl ik alsnu na het vorenstaande vermeen le
kunncQ overgaan tot de mededeeling van het
geen er naar mijne overtuigingnoodig is o:n
den Polder van Walcheren te behouden niet al
leen maar ook le brengen in eenen loestand
waardoor men in de eerste plaats ontheven zal
kunnen wordeu van de aanwending van onge
hoorde geldsommen voor de herstelling van de
fensiewerken die naar mijne bescheiden niee
ning, in ruime mate hebben aangetoond de proef
der doelmatigheid niet le hebben kunnen door
staan maar bovendien, en wat nog ineer zegt,
waardoor de telkens bestaande onrust, niet alleen
van Ingelanden, maar ook van de inwoners van
het eiland in liet algemeenzal kunnen plaats
maken voor meer gerusstellende vooruitzigten,
met betrekking tot de veiligheid van het eiland.
Om dat gewenschte doel te bereiken moeten
mijns inziens, in de eerste en voorname plaats,
de paalhoofden, die vroeger de zeeweringen,
stranden en duinen van dit eiland zoo krachtda
dig beschermden worden terug gebragt. Die
bewering sluit niet in, dat ik zou wenschen ook
de vroegere constructie dier paalhoofden in a lie
opzigten le volgen want ik ben geneigd te ge-
looven dat soortgelijke hoofden ter hoogte van
2,00 el aan de landzijde en van 1,00 el aan het
laagwatei voldoende zouden zijn: voorts te za-
meu gesteld uit lwree rijen palen, behoorlijk ver
bonden en aangevuld met de doorniksche steen
die op de beslaande rijshoofdenvoor zoo verre
die gerekend kunnen worden nog aanwezig te
zijn men hier en daar zou kunnen bezigen om
daarop de aangegeven paalhoofden te bouwen.
Al verder behoorde een groot gedeelte der
duinen zoo wel van het Noorder- als Zuider-
strand met staket el tegen verdere degradatie
voorzien te worden hoedanig staketsel zou kun
nen volstaan met twee rijen palen, ter gemiddel
de hoogte van 1.75 el boven den duinvoet, be
hoorlijk verbondenen aangevuld met rijs en
steen cn zeewaarts verstrekt zoo als bevonden
zal worden noodig le zijn.
Van af het noordelijk gedeelte der nog bestaan
de duinentot aan bet staketsel aan den West-
kapclschen zeedijk zal dat werk breeder moe
ten worden aangelegd, doch, aangezien het strand
te dier plaatse zich nog in eenigzins voldoenden
toestand voordoetben ik van oordeel dat men
aldaar zou Kunnen volstaan met drie paalrijen.
ter zelfde hoogte eu van de zeide constructie als
zoo even is gezegd voor het Noorder- en Zuider-
strand.
Verder zou het raadzaam zijn, vau af het zoo
even genoemde staketsel ten noorden van den
dijk, dat werk naar de bestaande constructie te
vervolgen lot op omtrent 509 el beuoorden het
zoogenaamde plankierhoofdterwijl de defensie
van die overige 6)0 ellen met een staketsel van
drie paalrijen zou kunnen volstaan, mede ter ge
middelde hoogte van 1.75 el hoven den grond
slag.
Ten aanzien van de defensie aan de Zuidwale-
ring ben ik van meening dat, van af de zee
weringen van Vlissiugen tot aan de sluis van ge
zegde watering de staketsels behoorden te wor
den terug gebragtzullende het overigens bij
e n nader onderzoek wel blijken dat ook op de
slianden aldaar paalhoofden, of wel paalrijen,
zullen behooren te worden daargesleld.
De bedoelde staketsels paalhoofden en paal
rijen aldaar zouden welligt van eenige minder
zware constructie kunnen zijn dau die voor de
Noorder- en Zuider-slrauden aangegeven ter
wijl inmiddels het gedeelte dij Us hiervoren ge
noemd tusschen de dijkpalen 50 51 verhoogd
moet worden minstens ter hoogte vau de aldaar
opgewerkte kade. Bovendien zal gelijke ver
hooging waarschijnlijk ook op andere gedeelten
van den dijk noodig bevonden worden.
De kosten welke de daarsteiling van do in-
voege voorschreven aangegeven werken ten ge
volge moet bobben, zullen zeer zeker nog al een be
duidend cijfer aantoonen doch het komt mij
voor dat ik mij momentaneel kan onthouden van
deswege iets met eenige juistheid le zeggen, doch
zij het mij inmiddels vergund hier bij te voegen,
dat het niet in mijne meening ligtal die wer
ken in één of twee jaren uitgevoerd le zien.
maar in de hoop dat de tegenwoordige toestand,
door bijkomende omslandigheden inmiddels niet
moge verergeren zulks te verdeelen over een
tijdvak van zes jaren en cr mede aan le van
gen op die plaatsen alwaar de walerkeeringen
van den polder het zwakste zijnwaarb'j ik
mij hier nog de opmerking veroorloof, dat welk
cijfer de voorgestelde buitengewone kosten tot
beveiliging der zeeweringen van hel eiland, even
tueel mogl aantoonenzulks wel in geene do
minste verhouding zal staan tot de waarde die
ueze aauzienlijke polder op zich zelf heeft en in
zich beval.
Overigens is het mij voorgekomen dat ik mij
hier ook nog de opmerking moet veroorloven
dat ik in geen geval zou wenschen beschouwd (0
worden als in deze eene persoonlijke opvatting
aan andereu te willeu opdringenintegendeel zat
het mij bijzonder aangenaam zijn indien het groot
belang dat ik iu deze vermeend heb ter sprake
te moeten brengenaan den toets vat» een on
partijdig cn mondig onderzoek werd onderwor
pen," terwijl Uwe Excellentie mij inmiddels gelie
ve ten goede te houdendat ikten einde zoo
danig onderzoek naar eisch bevorderd te zien-
wel zou wenschen aan te geven dat de duin voet
do stranden benevens de silua'ie van Wesl
kappelle onmiddellijk werd opgenomen en iu ver
gelijking gebragt met de opmetingen welkein
id33door de^ heeren S. cn K. Roelse Lz. in
kaart zijn gebragtwaaruit bel dadelijk zal blij
ken dat de duinen cn stranden sedert dien lijd
een verbazend verlies hebben geleden.
Overigens durf ik nog de vrijheid nemen ora
Uwe Excellentie te wijzen op dc'goede uitwerking